De jaren van ruis en stilte in Londerzeel
Architect Geeroms vertelt over zijn opgroeien in Londerzeel, ‘een dorp in Vlaanderen’. Hij schetst de lange geschiedenis van zijn dorp.
Dirk Geeroms is een gerenomeerd architect die naam verwierf op het vlak van historische restauraties van kloosters, kerken en kastelen. Nochtans gaat zijn boek, De Jaren van de Stilte: Een dorp in Vlaanderen niet over architectuur. Of toch, want in het eerste deel van zijn boek speelt de burcht van zijn geboortedorp Londerzeel een grote rol. Die eerste hoofdstukken, waarin hij een heuse krachttoer waarmaakt door op een toegankelijke manier 1000 jaar woelige geschiedenis van zijn dorp te vertellen, geeft hij de titel: ‘De Ruis van het Verleden’.
Massale veldslag
Bijzonder instructief en bepaald indrukwekkend zijn de details over plaatselijke veldslagen: Geeroms beschrijft hoe een Brabantse legermacht van liefst 22.500 ruiters en 10.000 man voetvolk in 1144 ten strijde trokken tegen de Londerzeelse heersers, de Berthouts, die een iets minder sterk leger hadden. De twee partijen samen zouden volgens ramingen bijna 57.500 man op de been gebracht hebben, die elkaar zonder enig mededogen in de pan hakten. Het slagveld wordt een slachtveld. ‘Zij die nog konden, krabbelden overeind en vochten staande verder’, schrijft Geeroms, man tegen man, met zwaard, knots of bijl, ‘Elk ging steken ende slaen’.
De hertog van Leuven was vroeg gestorven en zijn zoontje was nog maar een baby. Maar dat belette de Leuvenaars niet die mee te tronen naar de gevechten. Ter beschutting van het geweld werd hij in een mand in een boom gehesen, bewaakt door lijfwachten, aan wie de opdracht was gegeven geen duimbreed van de hertogelijke baby te wijken. Dat durfden die ook niet toen de kleine plaste, en ze lieten zich besprenkelen ‘als was het gewijd water’. De mand werd door de Brusselaars meegenomen naar hun stad en aan de Stoofstraat in een schrijn geplaatst. Zo zou de legende van ‘Manneken Pis’ ontstaan zijn.
Processie
Het tweede deel van het boek, ‘De Jaren van de Stilte’ doet, na de lange historische inleiding over Londerzeel, het persoonlijke relaas van de jeugdjaren van Geeroms. Die woont in een huis op de markt en ziet door het raam het leven in Londerzeel langzaam veranderen. Hij kijkt met grote verwondering naar processies, een ‘lange stoet van overwegend boeren en knechten die in een monotoon ritme litanieën murmelden in antwoord op de voorbede van mijnheer pastoor’. Amusant zijn ook de beschrijvingen van de markten waar paarden gekeurd worden en de passage van het circus, waar Geeroms zelf trots op een kameel mag paraderen.
De moderniteit doet zijn intrede in Londerzeel als de vader van Geeroms in 1951 de eerste bioscoop van het dorp opent. Het geeft de kleine Dirk een verruimde kijk op het leven: ‘De poorten op de wereld zouden zich voor mij – in tegenstelling tot de meeste van mijn leeftijdsgenoten – thuis openen. Alle menselijke gevoelens, verwachtingen, drama’s en romantiek lagen in onze bioscoop voor het rapen.’ Alles kreeg de kleine Dirk niet te zien, want zijn vader volgde als programmator de strikte index van pater Burvenich s.j., de filmideoloog van de Vlaamse katholieke zuil.
Schoolstrijd
De CVP is in die jaren oppermachtig in Vlaanderen en dus ook in Londerzeel. Geeroms zal ten tijde van de Schoolstrijd zien hoe hard het er ook in een vredig dorp kan aan toegaan, als de rijkswacht een betoging in goede banen probeert te leiden tegen het project. De auteur beschrijft ook het ‘normale’ geweld in het onderwijs, waar leraars hun leerlingen soms hard aanpakten. Een leraar laat zich op dat vlak nogal opmerken, tot hij door de vader van een gestrafte leerling zelf in elkaar wordt geslagen en nadien nooit nog een pedagogische tik uitdeelt.
Geeroms maakt de interessante overdenking dat het in de jaren vijftig was alsof een kind na zijn plechtige communie volwassen werd, alsof de adolescentie niet echt bestond. Dat zal voorgoed veranderen in de jaren zestig. In die jaren was de bioscoop van zijn familie omgevormd tot een feestzaal waar het ene bal na het andere plaatsvond. Zelfs grote vedetten als Ramses Shaffy en Liesbeth List traden er op. ‘Vader had Londerzeel op de kaart gezet’, schrijft Geeroms weemoedig.
Dat er toch iets veranderd was, bleek toen ook de katholieke school van Geeroms seksuele voorlichting gaf. Dat was geen evidentie in een jongensschool, ‘waar geen vrouwelijk wezen te bespeuren viel, bij het lerarenkorps noch bij de leerlingen.’ Ook de jaarlijkse retraite werd door de leerlingen in vraag gesteld. Dat was een traditionele uitstap waarbij de schooldirectie speurde naar religieuze roepingen. De rebellie ging zo ver dat een groep leerlingen de pater-directeur opsloten. Dat moment was een keerpunt met enorme gevolgen, schrijft Geeroms: ‘De clerus werd in vraag gesteld, iets wat tot dan toe in Vlaanderen nog niet gebeurd was.’
Klooster
Geeroms ontdekt de waarde van de stilte in de abdij van de bernardijnen in Bornem, waar hij samen met andere studenten zijn examens gaat voorbereiden. De anekdotes die hij vertelt zijn grappig, maar getuigen tegelijk van veel respect voor de broeders. En vooral voor de stilte waarvan de studenten profiteren. ‘We leerden hier spreken zonder te praten’, zegt een monnik hem op een moment.
De Jaren van de Stilte: Een dorp in Vlaanderen is een klein pareltje waarin de grote geschiedenis gepaard gaat met het persoonlijk verhaal van een kind dat opgroeit in een Vlaams dorp waar de stilte een gegeven is en een bepalende rol speelt in de manier waarop Geeroms het wedervaren van zijn dorp beschrijft. Het bewaren van die stilte, van het onuitgesprokene, maakt het uitblijven van rancuneuze conflicten mogelijk. In Londerzeel is het stilzwijgen tussen de verschillende kampen in de oorlog een voorwaarde van de pacificatie. Spreken is zilver, zwijgen is goud als het ware…
Luckas Vander Taelen (1958) werkte als tv-regisseur, en was voor Groen schepen, Vlaams en Europees Parlementslid en senator.
Walter Grootaers kijkt terug op leven en carrière met De Kreuners, die het Nederlands introduceerden in de rock-‘n-roll in Vlaanderen.