JavaScript is required for this website to work.

De teletijdmachine van Lucas Catherine

Luckas Vander Taelen9/3/2019Leestijd 3 minuten

In ‘De buik van Brussel’ duikt Lucas Catherine in de geschiedenis van en ‘vertelsels’ over ‘De Vismet’, een Brussels plein zonder naam.

Wie graag eens verloren loopt en niet bang is van een deugdoende duik in ‘de buik van Brussel’ moet het gelijknamige boekje van Lucas Catherine lezen. In het voorwoord van zijn even instructief als amusant werkstuk vertelt de auteur over de Franse zestiende-eewse filosoof Michel de Montaigne. Die had net als Catherine veel gereisd maar beperkte zich op hoge leeftijd bij het schrijven van zijn laatste werken tot wandelingen in pyjama rond zijn bed.

Catherine heeft in zijn leven continenten doorkruist als inspiratie voor zijn erudiete en kritische werken over Congo en de Arabische wereld. Toen ik hem vorig jaar ontmoette, beweerde hij geen boek meer te willen publiceren.

Nu heeft hij het toch gedaan. Maar daar kwamen geen verre reizen meer aan te pas. Net als Montaigne heeft hij zichzelf een strakke geografische beperking opgelegd; gelukkig voor de lezer minder drastisch. Maar ver heeft hij zich niet van zijn bed verwijderd. Catherine heeft namelijk een boek geschreven over de geschiedenis van zijn eigen wijk, waar hij al heel lang woont en die hij als een vertrouwde binnenzak kent: de Brusselse Vismarkt.

Plein zonder naam

Merkwaardig en amusant is dat iedereen in Brussel de Vismarkt kent, maar dat die onder die naam zelfs niet bestaat. Want de eigenlijke Vismarkt wordt systematisch verward met wat mensen denken dat het Sint-Katelijneplein is. Die ligt in werkelijkheid op het voorplein van de kerk en er achter. Dat is dus niet het grote plein, waar metrostation Sint-Katelijne is. Dat plein heeft geen naam; de twee lange straten die het afbakenen wel: het zijn de Baksteenkaai en de Brandhoutkaai. Bent U nog mee? Op dat plein-zonder-naam was er heel lang een vismarkt, die helaas in 1955 — zoals zovele getuigen van een glorierijk Brussels verleden — werd afgebroken. Er kwam een grote parking voor in de plaats, geheel in de geest van die tijd.

De auto’s zijn er nu gelukkig weg, maar de vishandelaars helaas ook. Al heel lang is er nauwelijks nog vis te koop: er is slechts slechts één visboer overgebleven. 20 jaar geleden waren dat er nog tien. Maar de naam ‘Vismet’ lijkt wel verankerd in het collectieve geheugen. En dat wordt nu geëxploiteerd door visrestaurants, die niet alle van een even grote kwaliteit zijn, niet meer dan bedenkelijke ‘toeristenvallen’ volgens de auteur.

Catherine is geen nostalgicus. Hij noemt zichzelf ‘historicus van Vergeten Zaken’. En alleen al om die ambitie weze zijn naam geprezen door iedereen die van Brussel houdt en de geschiedenis ervan koestert. Want zijn kennis van het verleden van zijn stad is zo grondig, dat de lezer van dit boek de indruk kan krijgen dat hij met de teletijdmachine van professor Catherine terug in de tijd wordt geslingerd. Zijn beschrijving van het Brussel van lang geleden heeft hij niet gezocht in archieven of bibliotheken. Hij heeft vele belangrijke kenners van de stad gekend, en omdat de meeste daarvan nu overleden zijn, heeft hij hun boeken herlezen. Maar vooral gelooft hij in mondelinge geschiedschrijving. Hij heeft zijn hele leven lang zijn oren geduldig de kost gegeven en de ‘vertelselkes’ genoteerd van stamgasten in staminees. Ware of verzonnen verhalen. Als het niet waar is, dan is het toch goed verzonnen, zeggen de Italianen. Je ziet er als lezer de geamuseerde glimlach van Catherine haast bij.

Malle smalle straatjes

Eigenlijk zou iedereen De Buik van Brusselmoeten lezen. Het is puur leesplezier en je leert zoveel op korte tijd, dat je op een andere manier naar de stad leert kijken. Ik ging op stap met het boekje in de hand en kijk nu met een nieuwe blik naar de zogenaamde Vismarkt. Ik ontdek onder de luifels van restaurants wat overblijft van een poort van een vroeger staminet of groothandel. Op de gevel van een huis waar ooit een reder woonde, prijkt nog een stenen zeilbootje. Waar een zeekapitein woonde, is een zeepaard te zien. Hier werden ooit voorhistorische beenderen gevonden en snel was de mythe geboren dat het om een zeemonster ging. Ik ontdek smalle straatjes met malle namen, zoals ‘Naam Jezus’ of ‘Zeehond’, waar een eeuwenoud kapelletje prijkt ter ere van Sint-Rochus, die de stad tegen de pest beschermde.

Hier was ooit de Brusselse haven. Keizer Karel, die de auteur om heel andere redenen niet in zijn hart draagt, komt de verdienste toe van de ontsluiting van Brussel: hij liet een kanaal graven, waardoor boten sneller naar overal konden varen. En tot in het hart van de stad konden leveren. Toen in de 19de eeuw besloten werd om een nieuwe haven buiten de stadswallen te bouwen, werden de dokken gedempt. Er werd een grote verkoophal gebouwd en op het laatst gedempte stuk van de haven kwam de vismarkt. De buurt werd daardoor zo levendig dat ze snel de bijnaam van ‘buik van Brussel’ kreeg, naar analogie met ‘le ventre de Paris’, de naam die Emile Zola aan de Parijse Hallen had gegeven. Alles wat een Brusselse buik kon verlangen was hier te koop en die overvloed werd uitbundig gevierd in cafés en restaurants. Geen wonder dat Jacques Brel naar de explosieve vitaliteit van de buurt refereerde. De mooie tijd dat Brussel bruxellaitis lang voorbij maar wie de moeite doet om met het boekje van Lucas Catherine te verdwalen en goed luistert hoort nog de echo’s van de vrolijke klanken van dansende mannen met hoge hoed en vrouwen in hoepelrok…

Luckas Vander Taelen (1958) werkte als tv-regisseur, en was voor Groen schepen, Vlaams en Europees Parlementslid en senator.

Commentaren en reacties