JavaScript is required for this website to work.

De teletijdmachine van professor Min

Luckas Vander Taelen9/9/2021Leestijd 3 minuten

Eric Min beschrijft in ‘Gare du Nord’ het wedervaren van Belgische en Nederlandse kunstenaars van 1850 tot 1950.

Gare du Nord van Eric Min is een boek dat zo goed is als het er uit ziet. Op de cover staat een intrigerende foto van aankomende mensen in een station die deels verborgen onder een wolk van een stoomtrein gehaast naar de uitgang lopen. De toon van het boek is meteen gezet: dit is niet om het even welk station, maar wel het Parijse Noordstation, waar treinen ladingen passagiers uitstorten die zo snel mogelijk naar de uitgang snellen om deel te worden van de mythische stad.

Victor Hugo

In zijn voorwoord ‘De Plattegrond van het Geheugen’ geeft Min ons meteen zin om met die mensen mee de Lichtstad in te duiken. Die tekst is meeslepend geschreven omdat Min er met passie in uitlicht waarom Parijs een eeuw lang de culturele hoofdstad van de wereld was vanaf 1850. De magie van de aankomst deed ook het hart van Victor Hugo harder kloppen; ‘ik dacht dat dit alleen in boeken voorkwam’ schrijft de Franse meester over de emotie die hem overmande in de Gare du Nord. Hij ziet de koepel van de kerk in Montmartre van ver opduiken, als het toetje van een slagroomtaart, ‘mijn minaret, mijn mekka’ schreeuwt hij het met literaire overdrijving uit.

Min beschrijft het wedervaren van tientallen Belgische en Hollandse kunstenaars die hun heil zochten in Parijs, die er onweerstaanbaar door aangetrokken werden, die er hun leven lang bleven of slechts enkele weken of maanden, die er weggingen en terugkeerden. Ze werden gedreven door nieuwsgierigheid, door overmoed of ambitie, door ‘knaldrang’, om de stad te zien waar alles nieuw, ongezien en ongehoord is. In het Noordstation legden ze hun oude kleren af en doken een nieuw leven in.

Min geeft indrukwekkende cijfers: zowat één derde van al wie als enigszins belangrijk artiest kan aanzien worden, passeerde in Parijs. Die toevloed van wereldwijd talent zorgde natuurlijk dat de stad een indrukwekkende smeltkroes werd. Rond 1900 vormden de Belgen met 40.000 de op een na grootste groep buitenlanders, na de Duitsers. Er waren niet alleen artiesten; ook vele handarbeiders zochten er hun heil in de periode van de miserie van Arm Vlaanderen .

Haussmann

Het leek wel of alles mogelijk was in Parijs. De glans van het nieuwe zorgde voor een ‘razende moderniteit’. Min beschrijft meesterlijk de koortsige sfeer die er heerste, waarbij alles in voortdurende beweging was. Dat voelden de aankomende reizigers meteen als ze de drukke Parijse straten zagen. Georges-Eugène Haussmann (1809-1891) had vanaf 1853 met de sloop van 20.000 huizen een moderne stad geschapen, met lange brede boulevards die wel voor auto’s gemaakt leken voor die bestonden.

De overvloedige verlichting maakte grote indruk op wie uit een stadje kwam waar iedereen ’s avonds binnen bleef. Hier leek het verschil tussen dag en nacht opgeheven. Een haast Amerikaans Babylon, waar winkelpromenades, cafés en restaurants de kleinstedelijke sfeer verdreven, met de grote warenhuizen als nieuwsoortige kathedralen. Het was een opwindende eeuw in een stad waar alles en iedereen de moeite was om te bekijken. Alles was hier een maatje groter, schrijft Min.

Van Wiertz tot Claus

Dit voorwoord is zo goed geschreven, dat het de moeite loont meer dan één keer te lezen. Min schetst het beeld van deze uitzonderlijke stad in een uitzonderlijke periode op zo een overtuigende manier, dat je er zo naartoe zou gaan, ook al ben je er al zo vaak geweest. Die gelegenheid krijgt de lezer aangeboden, want Min vertelt in vijftien hoofdstukken het wedervaren van Belgische en Nederlandse kunstenaars in Parijs, van Antoine Wiertz tot Hugo Claus. Min duwt zijn lezer in een tijdmachine voor een reis die een eeuw duurt.

De lijst van bekende mensen die opduikt in het boek is te lang om hier op te noemen. Maar Mins beschrijvingen van het liederlijk Parijse leven van Félicien Rops of George Simenon zal niemand vervelen. Voor mij waren de pagina’s over Rik Wouters misschien wel de meest ontroerende, omdat Min een juist beeld geeft van een jonge schilder die uit het kleine Bosvoorde in het grote Parijs terechtkomt en hoezeer die stad zijn werk zal beïnvloeden.

Min is met Gare du Nord niet aan zijn proefstuk toe. Hij schreef eerder biografieën van James Ensor en Rik Wouters en twee boeiende boeken over Brussel in de negentiende eeuw en een muzikaal portret van Venetië. Zijn laatste werk staat minstens op hetzelfde hoog niveau van zijn vorige. Voor het immense zoekwerk dat Min voor ‘Gare du Nord’ verricht heeft, kan enkel respect bestaan. Het lijkt wel of er geen spoor van een schilder, schrijver of om het even welke andere artiest aan zijn aandacht is ontsnapt.

Reisgids

In Parijs neemt hij ons mee op een zoektocht waar de Belgen en de Nederlanders geleefd hebben. Zijn boek wordt zo een reisgids om de Franse hoofdstad op een originele manier te bezoeken, want Min duidt de adressen nauwkeurig aan waardoor zijn lezer zelf op zoek kan gaan in Montmartre of op de Linkeroever naar wat er nog overblijft van de passage van de Belgen en Hollanders.

Wie niet met het boek onder de arm meteen in de TGV naar Parijs springt, kan het boek op twee andere manieren lezen. Als een gewoon, zeer goed boek dat je in een ruk wil uitlezen en dat je van het ene verhaal naar het andere brengt. Of voor wie het boek meer als een encyclopedie ziet en af een toe een hoofdstukje tot zich neemt en dan de tijd neemt om weg te dromen en zich even in dat wondere Parijs van lang geleden te wanen.

 

Luckas Vander Taelen (1958) werkte als tv-regisseur, en was voor Groen schepen, Vlaams en Europees Parlementslid en senator.

Commentaren en reacties