JavaScript is required for this website to work.

Een degelijk sneetje uit een cultureel links wereldbeeld

Othman El Hammouchi22/9/2018Leestijd 5 minuten
TitelWij nemen het heft in eigen handen
UitgeverPolis
ISBN978-94-6310-346-6
Onze beoordeling
Aantal bladzijden142

Othman El Hammouchi ontleedt en recenseert ‘Wij nemen het heft in eigen handen’, het debuut van De Morgen-columniste Yasmien Naciri.

Ik ken Yasmien Naciri als een intelligente en charmante dame. Ik ken haar dus, full disclosure. Dit gaat me er natuurlijk niet van weerhouden haar eerste boek, Wij nemen het heft in handen, kritisch tegen het licht te houden, maar ik vind toch dat de lezer dat moet weten. Dan kan hij deze bespreking beter kaderen.

Schrijfstijl en format

Het werk is een bundeling van de columns van Naciri in De Morgen. Ze handelen daarom over allerhande verschillende maatschappelijke onderwerpen. De schrijfstijl is helder en aangenaam om te lezen. Het is een variatie op de typische columnistenstijl, met veel signaalwoorden die de tekst duidelijk structureren. Bij tijd en wijle komen er originele of verrassende zinsconstructies in voor. Vanuit taalkundig opzicht valt er dus weinig op aan te merken. Het column-format heeft zowel een voordeel als een nadeel. Het voordeel bestaat in de toegenomen redeneerkracht per ‘oppervlakte-eenheid’, omdat columns een bondiger en dus meer geconcentreerd medium zijn. De keerzijde is natuurlijk dat er geen bredere redenering opgebouwd kan worden. Het enige wat het boek echt bij elkaar houdt, is het leven en de ervaring van de auteur, en de brede onderwerpen waar de columns over verdeeld zijn. Yasmien Naciri geeft dat ook met zoveel woorden toe wanneer ze in haar voorwoord schrijft: ‘In dit boek bied ik geen antwoord op de vraagstukken en uitdagingen die onze samenleving kent, maar ik probeer aan de hand van eigen inzichten en ervaringen aan te tonen dat we allemaal het heft in handen kunnen nemen.’

Naciri boekPolis

Centrale kritiek

Inhoudelijk kan men mijn grootste kritiekpunt natuurlijk vrij gemakkelijk raden: de cultureel en sociaal linkse ideologie van de auteur, die men gewoonlijk pleegt aan te duiden als ‘cultuurmarxisme’. Het boek was daarom een interessante leeservaring voor me, omdat het diametraal staat tegenover mijn eigen conservatieve en rechtse gedachtegoed. Vrijwel alle centrale twistpunten tussen progressief en conservatief komen erin voor: utopisme/realisme, maakbaarheid/menselijke natuur, multiculturalisme/monocultuur en, niet te vergeten, gelijkheid van uitkomst/kansengelijkheid. In al deze dichotomieën kiest Naciri resoluut voor het links-progressieve kamp. Dit betekent echter niet dat het boek zonder waarde is voor de rechtse lezer: de expertise en ervaringen van de auteur, bijvoorbeeld op het vlak van armoede, zijn vaak neutraal en van informatieve waarde. Bovendien loont het om met de standpunten van het andere kant van het spectrum bekend te zijn.

Ongelijkheid

Het spreekt voor zich dat ik niet alle onderwerpen die in het werk behandeld worden één voor één kan overlopen, dus zal ik me beperken tot een aantal kwesties die ik bijzonder pregnant vond. Vroeg in het werk wordt maatschappelijke ongelijkheid behandeld, en daar klaagt Naciri de ongelijkheid op school aan, waarbij de socio-economische achtergrond en thuissituatie van de leerling als schuldigen worden aangewezen. Zelfs als alle maatschappelijke verschillen tussen leerlingen compleet verwijderd zouden worden, zou dat echter nog geen garantie zijn dat ze gelijk zouden presteren. Er is namelijk ook zoiets als talent en aangeboren kunde, evenals werkethiek en inzet. Door gelijkheid van uitkomst de fetisjiseren wordt er geen rekening gehouden met deze factoren, en wordt het streefdoel de onrealistische en onbereikbare wens dat iedereen dezelfde resultaten behaalt. Niet iedereen zal hetzelfde presteren en niet iedereen zal de beter betaalde jobs kunnen bemachtigen: dat is een realiteit waar geen enkel beleid iets aan kan veranderen dat de hele structuur van de maatschappij niet mee wenst te wijzigen. Waar de conservatief naar streeft is het rawlsiaanse concept van het level playing field: iedereen dezelfde kans geven om van zijn of haar leven een succes te maken door de ongelijkheden in selectieprocedures en startposities weg te werken. Maar zolang we een maatschappij wensen waarin persoonlijke beslissingen een invloed hebben op iemands levensloop, zal gelijkheid nooit bereikt worden.

Diversiteit

Wat dieper in het boek valt het gevreesde woord: diversiteit. Het viel te verwachten. In een reeks stukken behandelt Yasmien Naciri diversiteit in allerhande domeinen, maar daarbij definieert ze nooit helemaal precies wat ze met die term bedoelt. Voor zover ik kan zien, beschouwt ze een verscheidenheid aan achtergronden en identiteitscategorieën als een doel op zich. Dat dit onder specifieke omstandigheden een verrijking kan zijn, zal niemand betwisten. Het gaat echter in tegen onze maatschappijvorm dat de staat aparte gemeenschappen en identiteiten groepen formeel zou erkennen – daarom zijn ook de voorstellen voor quota en streefdoelen zo problematisch. Voor de staat bestaan er alleen burgers die de dragers zijn van rechten en plichten, en eventueel families (hoewel dit met de liberalisering van de samenleving steeds minder het geval is). Niets meer, niets minder. Ze mag burgers niet benadelen wegens hun achtergrond, maar evenmin preferentieel behandelen om die reden. Quota en bevoordeling van minderheden als middel om ongelijkheid van kansen te remediëren slaat maar al te vaak om in een streven naar gelijkheid van resultaat.

Wat de cultuur betreft verzet de conservatief zich tegen het buitensporig benadrukken van de verscheidenheid van mensen. Het is veeleer hun eenheid die nagestreefd moet worden als middel om maatschappelijke cohesie te scheppen. Identiteit is een dierlijke nood die verankerd zit in de menselijke natuur, en ze streeft van nature naar uniformiteit; het alternatief is segregatie en parallelle samenlevingen en de alomtegenwoordige potentie van conflict. Progressieven denken met ‘dialoog’ en ‘wederzijds respect’ deze oerkracht de baas te kunnen, en een maatschappij te scheppen waarin de allerindividueelste uitdrukking van de allerindividueelste identiteit probleemloos kan verlopen. Dit is ook de diagnose die Yasmien Naciri maakt. Ze hamert erop dat bedrijven, films en de media een actief beleid moeten voeren om de diversiteit te verhogen. Zo’n beleid is echter veel te expliciet: de achtergrond van mensen in Vlaanderen zou eenvoudigweg geen twistpunt mogen zijn. Het is normaal dat er zwarte, homoseksuele of islamitische Vlamingen aan bod komen in alle sectoren van de maatschappij, niet iets wat nog extra benadrukt en ‘erkend’ moet worden. Wat wél benadrukt moet worden, is dat iedereen Vlaming is, ongeacht zijn achtergrond.

Nationale identiteit

Maar ook dit is problematisch voor de auteur, aangezien ze de maatschappij lijkt te zien als een aggregatie van individuen die sociale interacties aangaan met elkaar, al dan niet georganiseerd in middenveldorganisaties. In dit beeld is er natuurlijk geen plaats voor een of andere vorm van nationale identiteit. Dat bevestigt Yasmien Naciri ook wanneer ze schrijft: ‘Het idee dat alle Belgische burgers dus slechts één cultuur tot zich moeten nemen, is niet alleen onrealistisch, maar ook gewoon fout.’ In de eerste instantie wil ik het met haar eens zijn: er is namelijk niet echt zoiets als een Belgische cultuur of identiteit, het is de Vlaamse (en Waalse) die substantieel is. Maar dat bedoelt ze natuurlijk niet, ze bedoelt dat het idee van een coherente identiteit die alle burgers uitdragen onmogelijk is. Dit wordt echter niet alleen door de geschiedenis ontkracht, maar tevens door de ongelofelijke malaise die de poging om de samenleving multicultureel te maken met zich heeft meegebracht. Conformisme aan een gemeenschappelijke identiteit is een natuurlijke wens van mensen, overal ter wereld. Wanneer Naciri zegt dat de meerderheid zich ook moet ‘integreren’ vis-à-vis minderheden, bedoelt ze dat ze hen moeten aanvaarden. Vlaming-zijn is voor haar identiek aan een volwaardige staatsburger te zijn. Er zijn echter wel welbepaalde elementen die noodzakelijk zijn om de Vlaamse identiteit te bezitten: taal, klederdracht, geschiedenis, feestdagen, enzovoort. Door het begrip zo uit te hollen dat het vrijwel leeg is, gaat Yasmien Naciri mee met de progressieve, utopische ontkenning van identiteit, wat neerkomt op een ontkenning van de menselijke natuur en haar werking.

Conclusie

Het boek vertrekt vanuit een cultureel links ideologisch kader, en voor wie de typische onderwerpen op een taalkundig aangename manier zo behandeld wilt zien, is het zeer geschikt. De neutrale expertise en ervaringen van de auteur op vlak van organisatie, marketing, bestuur en armoedebestrijding zijn de lectuur ook zeker waard. Maar de achterliggende veronderstellingen kan ik onmogelijk onderschrijven, en deze drukken mijns inziens een beleid uit dat men reeds heeft geprobeerd en dat flagrant mislukt is.

Othman El Hammouchi is een jonge, conservatieve opiniemaker.

Commentaren en reacties