Et in Dansaertia ego
Titel | Ik ben er niet |
---|---|
Subtitel | Roman |
Auteur | Lize Spit |
Uitgever | Das Mag |
ISBN | 9789493168909 |
Onze beoordeling | |
Aantal bladzijden | 576 |
Prijs | € 25.99 |
De langverwachte opvolger van ‘Het Smelt’ overtuigt nog het meest als kroniek van de millennia malaise.
De protagonisten in Lize Spits nieuwe roman Ik ben er niet zien hun Instagramwaardige leventjes verstoord door plots opstekende waanzin. Voor de opvolger van haar monstersucces Het Smelt tapt Spit verder uit hetzelfde vaatje. Maar wat heeft Spit willen zeggen over de psyche van de millennial?
Cohousing met Lotte en Zoé
Een van de geestigste uithoeken van Instagram is het account van de ‘Dansaertvlamingen.’ Met een welgemikte combinatie van stemmige stockfotografie en ironische beschrijvingen, wordt de maat genomen van de modieuze Nederlandstalige middenklasse in onze hoofdstad. Een voorbeeldje: ‘Daan (23) studeert film aan het RITCS. Hij is Nederlander en komt uit Nederland. Hij doet aan cohousing in de Zennestraat met Lotte (studente taal- en letterkunde) en Zoé (studente fotografie). Je vindt Daan vaak in de betere (Engelstalige) boekhandel of met een koffie en een (Engelstalig) boek in café Le Coq.’
Disclaimer: als ik in Brussel woonde, zou ik waarschijnlijk ook een Dansaertvlaming zijn. De protagonisten van Lize Spits nieuwe roman (die intussen zelf een meme aan zich gewijd kreeg op de Dansaertvlamingen-pagina), Ik ben er niet, hebben hun ticket op zak.
Vertelster Leo, bijvoorbeeld, schreeuwt om een Insta-parodie. Ze kwam op haar achttiende van ‘den buiten’ naar de grote stad om film te studeren aan het RITCS, maar gaat na haar opleiding aan de slag bij ‘Buik&Boek’, een zwangerschaps-annex boekenwinkel. Ergens in een lade slingert nog een scenario rond waar ze ooit eens ‘iets’ mee wil doen. Leo blogt, je kunt haar stukjes lezen in Bruzz en Libelle.
Irritante kosmopolieten
Haar vriend Simon Spruyt, Spruitje voor de vrienden, heeft net zijn baan in een beloftevol grafisch bureau opgezegd om voor zichzelf te beginnen. Onder de naam ‘Simon Sproud’ wil hij gepersonaliseerde tatoeage-ontwerpen aan de man brengen. De plaatselijke afdeling van Open Vld heeft al interesse.
Hun vrienden hebben het nog erger zitten. Leo en Simon benijden op een passief-agressieve manier de middenklasse-vanzelfsprekendheid waarmee Lotte (collega van Leo) en Coen (Simons overste en – vermeende? – vroegere pestkop) hun leventje op orde hebben. Huisje en baby’tje incluis. Spit geeft die leefwereld weer met oog voor het sprekende detail: het kookboek van Ottolenghi, de avocadolepel, de Nordmann-kerstboom.
Bladzijdenlang probeer ik er de vinger op te leggen waarom ik deze kosmopolieten van de Ikea zo irritant vind, tot Spit een vlammende metafoor aanreikt wanneer Leo zich opwindt in ‘mensen met een prima jeugd, mensen die een babyrekening openden speciaal voor het gemeenschappelijk betalen van zwangerschapsbeha’s.’
Onder die knusse stolp sluipt op een nacht de waanzin binnen. Simon begint de pedalen te verliezen: psychose, bipolaire stoornis, paranoia, you name it. Dat het verkeerd gaat aflopen, wordt al op de eerste bladzijde aangekondigd.
Even de monstera water geven, ben zo terug
Als lezer kun je vanaf het begin niet langs de opvallende parallellen met Het Smelt kijken. De plot vertoont net als Het Smelt een flashbackstructuur waarbij het aftellen naar een aangekondigd onheil wordt doorsneden met passages ‘wat voorafging.’ Net als in Het Smelt lopen de protagonisten gebukt onder de trauma’s en vernederingen van een moeilijke jeugd. Spit gebruikt soms heel subtiele toetsen om te laten voelen hoe die jeugd haar perceptie van de wereld kleurt.
En net als in Het Smelt bouwt het verhaal op naar een soort kamikazedaad, een destructief zelfoffer als enige mogelijke vorm van wraak voor een onrecht uit het verleden. Alleen is deze keer de beschuldiging van histrionische aanstellerij handig gepareerd door het personage als het ware ontoerekeningsvatbaar te maken. Wederom verpakt in een kloek boek van meer dan 500 bladzijden. Het levert opnieuw een blijk op van Spits kunnen als plotbouwer, het literaire equivalent van een Netflix-binge.
(Pakt fleecedekentje en glas verse muntthee.)
Fans van Het Smelt worden op hun wenken bediend. Protagoniste Leo hangt net als haar voorgangster aan elkaar van de pijntjes en schrikjes, een tikkeltje controlefreak, een tikje OCD, plotse schrik die zich vertaalt in ontregelde lichaamsfuncties… Op die manier ontneemt Spit haar vertelster het recht om te oordelen over de strapatsen van Simon, die zich ontpopt tot mad man in the attic, aangevuurd door zijn eigen trauma’s.
Middenklasse-respectabiliteit
Toch is het Spits weergave van een ander soort malaise die bovenal bijblijft. Een sluimerend klassenconflict geeft de verhouding tussen dit stel enerzijds en Lotte en Koen anderzijds weer, het onuitgesproken ressentiment dat de als verworven beschouwde totems van middenklasse-respectabiliteit (huisje, gezin, job ‘op niveau’) aan onze protagonisten dreigen te ontsnappen.
Elke onbezonnen uitgave wordt door Leo afgetrokken van een imaginaire pamperrekening, alsof ‘plots gaan freelancen’ een van de gevaarlijkste symptomen van psychose is. Haar eigen hang naar erkenning als schrijfster krijgt onvermoede gevolgen, met een column in godbetert Libelle als McGuffin.
Net over de drempel van dertig komen deze twee slechts toe aan #adulting;, voor de buitenwereld de volwassene spelen. Binnenskamers, binnenshoofds, is het voor altijd 1994, is mama dood en papa boos. Als het echt te erg dreigt te worden, wordt de schrik bezworen met een liedje van Samson en Gert. Aandacht, succes, clicks, likes, lezers moeten ze hebben. In die mate dat Leo zich afvraagt wat Simon het meest vreest: daadwerkelijk bespioneerd worden, of moeten vaststellen dat het werkelijk niemand kan schelen waar hij mee bezig is.
Michiel Leen (°1987) is zelfstandig journalist en redacteur voor verschillende publicaties, waaronder De Lage Landen, Deus Ex Machina, Verzin en verschillende vakbladen. Leen woont en werkt in Antwerpen.
De memoires van een Amsterdamse politierechercheur doen Michiel Leen denken aan Baantjer, maar ook aan Simenon.