JavaScript is required for this website to work.

Europa, product van migraties

Karl Drabbe1/8/2020Leestijd 4 minuten

Verschillende migratiegolven hebben Europa gevormd, en dat zie je in ons DNA. Een boek vol fantastische inzichten en dito wetenswaardigheden.

Toen de originele, Duitse, versie van De reis van onze genen op de markt kwam, was er nog geen sprake van corona of covid-19. Verwarrend om dat boek dan net nu te lezen, bij het begin van de tweede golf. Dit boek stoelt immers op twee pijlers: de migratie van genen en virussen/bacteries. Beiden hebben de mensenwereld geschapen, zoals we die vandaag kennen.

Zal de impact van corona even groot zijn als die van de pest, lepra, tuberculose of syfilis? Daar is het nog te vroeg voor, maar de impact op ons menselijke gedrag is er zeker. We vechten er met alle macht tegen. Zoals onder meer tuberculose vecht tegen de door de mens ontwikkelde antibiotica. Een strijd die de ziekte overigens lijkt te winnen. De auteur van dit boek voorspelt een derde epidemiologische transitie waarbij die ‘oude’ ziekten ook in het welvarende Westen opnieuw zouden kunnen opduiken. Geen pretje om lezen in tijden van corona.

Cocktail

Sinds de Out of Africa van de homo erectus, zijn wij mensen mobiel. We trokken de wereld rond toen de dieren nog spraken en bemanden en bevrouwden de hele globe. We leerden die ook bemeesteren, om ons eigen overleven te verzekeren. Maar met de mobiliteit van de mens reisden ook infectieziektes mee, al ontwikkelden vele zich pas eens mensen zich vestigden als landbouwer en vervolgens vee domesticeerden.

In verschillende fases trokken verschillende bevolkingsgroepen — elk met eigen genetische kenmerken — naar Europa. Hun genetische kenmerken mengden zich met die van de ‘autochtone’ bevolking, realiseerde een nieuwe genenpoel, die op haar beurt zoveel (duizend) jaar later opnieuw werd vermengd met alweer een nieuwe ‘volksverhuizing’. Dat zal in de toekomst niet anders zijn. Migratie is des mensen, en kan niet zo maar gestopt. Grenzen en muren — allen kunstmatig tot stand gekomen doorheen de geschiedenis — zijn mensenwerk. En zijn niet opgewassen tegen… mensen.

Archeogenetica

Johannes Krause is archeogeneticus. Hij onderzoekt de botten van lang geleden overleden mensen, puurt er DNA uit en tracht zo de biologische geschiedenis van het skelet te wedersamenstellen. In de academische wereld is hij vooral bekend als degene die het neanderthalergen heeft ontcijferd. (Daar heeft hij zelfs drie jaar over gedaan.)

Door de optelsom van het werk van vele archeogenetici en archeologen over de hele planeet, hebben we vandaag een vrij goed idee van de migratiegeschiedenis van de mens. En van de ziekte die die mensen met zich meedroegen. De net verschenen vertaling van zijn boek Die Reise unserer Gene (2019) leest als een sneltrein doorheen de laatste 10.000 jaar van de homo sapiens sapiens in Europa. Krause brengt ook het hele verhaal kort van de neanderthaler en zijn Aziatische neefje, de denisova. Maar hij focust vooral op Europa.

Fantastisch

Zo leren we dat de eerste landbouwers, die uit Anatolië kwamen (het noordwesten van de Vruchtbare Sikkel; vandaag Turkije), 8000 jaar terug min of meer in co-existentie leefden met de verzamelaars-jagers die Europa bevolkten sinds ca. 40.000 jaar. Dat het vooral mannelijke akkerbouwers zijn die kinderen op de wereld zetten met vrouwelijke jagers (en niet omgekeerd), leert dit boek eveneens.

In ons Europese DNA vind je niet enkel die twee groepen, maar ook die van de Centraal-Aziatische steppebewoners die ca. 5000 jaar terug voor nieuwe paradigmashifts zorgden. Zij brachten veeteelt (runderen en dus melkconsumptie en lactosetolerantie) met zich mee, introduceerden zowel brons als het paard in Europa en liggen aan de basis van de Indo-Europese talen die we bijna allen spreken op dit continent. Sardinië konden zij echter niet echt koloniseren, lezen we vandaag nog in het DNA van de Sarden. Het DNA van deze eilandbewoners matcht voor bijna 100 procent met dat van de Anatolische akkerbouwers. Krause noemt hen daarom ‘genetische fossielen’.

Zo staat dit boek vol van de fantastische inzichten en dito wetenswaardigheden, die doen inzien dat Europa en zijn bevolking het product zijn van millennialange migraties.

Discutabel

De migratiegeschiedenis die hij daarmee in kaart brengt, daarbij oude theorieën confronterend met nieuwe inzichten, leest als een trein. Daarvoor tekende journalist Thomas Trappe. Het samenspel tussen de wetenschapper en de journalist leverde een bijzonder vlot leesbaar boek op. Maar ook een discutabel boek.

In het laatste hoofdstuk levert dat het onvermijdelijke vingertje op bij actuele migratiediscussies. Omdat de geschiedenis van de mens één grote migratiegeschiedenis is, waarbij er telkens sprake was van vermenging van de bestaande met de nieuw toegekomen bevolkingsgroepen, heeft het geen zin om een discussie te voeren over migratie, wordt de boodschap. Dat klopt natuurlijk. Maar zo kan je alles kapot nuanceren. Omdat migratie van alle tijden is, heeft het geen zin je vandaag tegen migratie te verzetten, stelt Krause (of is het Trappe?). En net daarom — en daar volg ik hem wel in — zijn theorieën als die van ‘le grand remplacement’ weinig meer dan sensationele afschrikkingsretoriek van bepaalde politici. (Die worden in het boek niet vernoemd, enkel begrippen als ‘nationalisten’ en ‘populisten’ vallen; in de bibliografie duikt dan wel oud-AfD-leider Alexander Gauland op.)

Rassen

Uiteraard is het zo dat elke mens een uniek DNA-mengsel is. Dat rassen of rassenkenmerken niet bestaan — waardoor The Bell Curve over intelligentie op de schop kan, al vermeldt Krause die niet. Dat ‘de verschillen tussen het DNA van de bewoners van Oost- en West-Afrika ongeveer twee keer zo groot (zijn) als die tussen Europeanen en Oost-Aziaten’ en zodoende ‘alle mensen op aarde, uit genetisch oogpunt, deel uit(maken) van de Afrikaanse verscheidenheid.’ Dat neemt niet weg dat de mens méér is dan een hoopje DNA en grenzen wel degelijk het product zijn van taalkundige, culturele en politieke ‘differentiatieprocessen’.

Op wat extreemrechtse zonderlingen na — al zijn het er altijd te veel, en vind je er ook in Vlaanderen — zal niemand vandaag nog de laat-19de-eeuwse ‘cultuur-taal-volk-theorie’ aanhangen, ‘die verklaart dat cultuur en samenleving zich vooral aan de genetische overeenkomsten van mensen aanpassen’ (en omgekeerd). Dat neemt niet weg dat de ‘artificiële’ constructies die volkeren, taal- en cultuurgemeenschappen en grenzen bestaan omdat ze zo ervaren worden en geaccepteerd door de leden van die gemeenschappen.

Het is iets waar de geneticus in het slot van zijn boek geen oog voor heeft, waardoor het leest als een impliciete maar naïeve oproep om die grenzen en gemeenschappen te slopen, ten bate van een wereldgemeenschap van unieke individuen. Mensen zullen zich nooit bij grenzen neerleggen, stelt Krause. Maar hij vergeet dat mensen ook altijd nieuwe grenzen zullen stellen. In deze context zou ik niét durven schrijven dat (ook) dat in ons DNA zit.

Immigratie, verdringing, samenleving

Hoe Europa gedurende millennia vorm kreeg in drie grote migratiebewegingen (na de neanderthaler) en hoe virussen en bacteriën daarbovenop hun werk deden om de wereld en de mensheid er te doen uitzien zoals ze er vandaag uitziet, dáárvoor moet u dit boek lezen. Krause legt het u uit in amper 220 bladzijden.

Met het slothoofdstuk trapt de wetenschapper in de steeds populairder wordende val om lessen te trekken uit de geschiedenis. Zoals ik schreef gaat dat Yuval Noah Hariri-gewijs gepaard met een postmodern vingertje, waaraan vele lezers geen boodschap hebben. Schoenmaker blijf bij uw leest, geldt ook hier. Het verzwakt het betoog van het boek. Met de conclusie dat onze genen sporen bevatten van immigratie, verdringing en samenleving, biedt dit boek al een immens inzicht in compacte vorm. Het morele vingertje was nergens nog voor nodig.

Karl Drabbe is uitgever van ERTSBERG. Hij is historicus en wereldreiziger en werkt al sinds 1993 mee aan Doorbraak.

Commentaren en reacties