JavaScript is required for this website to work.

Fascisme in Nederland

Karl Drabbe19/4/2020Leestijd 4 minuten

In ‘Er moest iets nieuws komen’ komen zes eigentijdse Nederlanders aan het woord over het hoe en waarom van fascisme tijdens het interbellum.

Drie jaar na zijn studie waarin hij het Nederlandse fascisme uit het interbellum onder de loep nam, staat historicus Willem Huberts er met een nieuw boek. In het vorige onderzocht hij of er iets bestaat als een Nederlands fascisme. In welke diverse rechts-autoritaire of nationaal-conservatieve organisaties deed zich dat voor? Nu laat hij enkele van die fascisten zelf aan het woord. In zes opstellen — het ene al langer dan het andere — komen er diverse types aan het woord.

Daarmee is de these van zijn eerste boek, In de ban van een beter verleden, opnieuw aangetoond. Ja, er bestond zoiets als ‘Nederlands fascisme’ en neen, het beantwoordt niet aan het generieke fascisme. Tenzij je het ‘fascistische minimum’ van Roger Griffin hanteert. Voor die laatste is fascisme een politieke ideologie, gebaseerd op een extreme vorm van populistisch nationalisme, met in zijn kern een mythisch geloof in een hergeboorte van de samenleving.

Getuigenissen

Dat laatste blijkt vooral uit het meest uitgebreide egodocument dat dit boek omvat. In de ca. 200 pagina’s tellende tekst van George Labouchere krijgen we een inzicht in ontstaan en evolutie van tal van de ‘nationaal-maatschappelijke’ verenigingen en partijen in het interbellum. Die oefening deed Huberts in zijn eerstgenoemde boek eveneens, al streefde hij exhaustiviteit na. Dat deed Labouchere niet. Hij schreef tijdens zijn naoorlogse gevangenschap eerder een egodocument. Dat deed hij deels op vraag van het huidige NIOD — zeg maar het Nederlandse CegeSoma — gebaseerd op zijn eigen waarnemingen en ervaringen. De tekst gaat dus over de verenigingen en partijen waar hij zelf een rol heeft gespeeld, en met dewelke hij te maken had, op welke manier ook. En wat blijkt: er was een totaal gebrek aan eenheid en realistische strategie. Waardoor ‘het’ fascisme in Nederland nooit echt grote sier kon maken.

Die vaststelling maakte Huberts in zijn eerdere boek, waarmee Er moest iets nieuws komen! onlosmakelijk verbonden is. Niet dat je beide boeken niet afzonderlijk van elkaar kan lezen, maar de ‘getuigenissen van Nederlandse fascisten’, zoals de ondertitel van het nieuwe boek luidt, biedt een solide basis van zijn uitgegeven proefschrift. Dat valt nog het meest op in het getuigenis van de eerder genoemde Labouchere.

Splitsingsdrang

Zet twee Nederlandse fascisten samen, en je hebt meteen drie partijen en vier tijdschriften, lijkt het wel. Hetzelfde geldt voor Nederlandse protestanten natuurlijk, zoveel gelovigen, evenveel kerken en obediënties. Tweehonderd pagina’s heeft Labouchere nodig om ontstaan en evolutie van tig verenigingen te beschrijven, van moederpartij Verbond van Actualisten over het tijdschrift-annex-beweging De Bezem tot drie elkaar beconcurrerende versies van de Nationaalsocialistische Nederlandse Arbeiderspartij (NSNAP-… en het Verdinaso.

Uit dat overzicht blijkt ook dat de zichzelf nationaalsocialistisch noemende bewegingen in Nederland veeleer een ‘staatse’ visie hadden. Pas onder invloed van het Duitse nazisme, en zeker tijdens de bezetting, evolueerden ze naar een ‘völkische’ interpretatie. Dat werkte Huberts al uit in zijn eerdere boek. In de historische overzichten van Labouchere en Willem Lensink — die actief was bij een NSNAP — komt dat eveneens goed uit de verf.

Nationalisme en socialisme

Centraal in de zes opgenomen egodocumenten van zelfverklaarde fascisten en nationaalsocialisten, is de drang, de zucht naar ‘iets nieuws’. Nederland was vermolmd. De democratie/plutocratie had zichzelf in een parlementair-kapitalistisch moeras vastgereden. Sommigen voelden wel iets voor het collectivisme van het socialisme, anderen keken neer op het plebs en het egalitarisme van het ‘wetenschappelijke’ socialisme. Het revolutionaire en messianistische, naar een totale nieuwe samenleving streven, hadden ze wel gemeen. Tel bij dat socialisme nationalisme op, en je hebt het ware fascisme, volgens tal van revolutionaire jongelui die op zoek waren naar ‘iets nieuws’. Want daar ging het hen vooral om.

Iets nieuws!

Huberts schetst dit in de inleiding van het boek. Anno vandaag is het niet eenvoudig te begrijpen: mensen kozen toen uit ‘positieve’ redenen voor fascisme. Met onze kennis is dat moeilijk te begrijpen. Wij weten wat er later gebeurde, met de Tweede Wereldoorlog en de Holocaust. Maar de keuze voor fascisme was toen een ‘positieve keuze’. ‘Het fascisme beloofde een nieuwe mens in een nieuwe goedgeordende samenleving en het bracht daardoor naast duidelijkheid en hoop op welvaart ook zekerheid in onzeker tijden. Het fascisme kortom, beloofde een betere wereld.’

De zes autobiografische teksten getuigen daar allen van. De persoonlijke geschillen en ideologische verschillen tussen de auteurs-protagonisten waren bijzonder groot. Toch waren ze het er allen over eens ‘dat de Nederlandse samenleving “ernstig ziek” was’. ‘Complete vernieuwing van het politieke bestel was noodzakelijk.’ In die tijd was fascisme dan ook een ‘legitieme maatschappelijk-politieke ideologie’, schrijft Huberts.

Gelijkwaardige ideologie

Fascisme was nog niet beladen met de grootste zonden en verschrikkingen uit de moderne tijd. Fascisme was, zeker in de jaren 20 en pakweg tot de Rijkskristalnacht van 9-10 november 1938 (al is dat een arbitraire cesuur) ‘gelijkwaardig aan liberalisme, socialisme, communisme en conservatisme’. Het was een revolutionaire ideologie die enthousiasme, bezieling en dynamiek opriep.

Er moest iets nieuws komen! werpt een verrassend nieuwe kijk op de vandaag uitgespuwde ideologie van het fascisme. Door ooggetuigen-protagonisten aan het woord te laten, krijg je een beter inzicht in wat de ‘gelovigen’ van toen bezielde om te kiezen voor ‘die nieuwe mens in een nieuwe volksgemeenschap’. En krijgen we ook heel wat meer informatie over het wespennest van fascistische en fascistoïde verenigingen toen.

Verdinaso

Zo duikt heel wat nieuwe informatie op over het Verdinaso. In het getuigenis van Labouchere komen heel wat passages aan bod over de zoektocht naar Groot-Nederlandse samenwerking tussen De Bezem van Sinclair de Rochemont en het ‘Belgische’ Verdinaso. De gesprekken met Joris Van Severen en Wies Moens, zowel voor als na de ‘Nieuwe Marsrichting’ van het Verdinaso komen uitvoerig aan bod. Ze werpen een verrassend nieuw licht op de plannen ter zake. Ik keek het nog even na. In geen van de 23 jaarboeken van het Studiecentrum Joris Van Severen is over deze gesprekken en potentiële samenwerking sprake. Daarmee heeft dat centrum een nieuw onderzoeksterrein om aan te boren.

Die gesprekken zijn uiteindelijk tot niets uitgelopen. Van Severen liep niet hoog op met de verdeeldheid in Nederland noch met initiatiefnemer Sinclair. Die laatste was nogal geporteerd door Van Severen, en hernoemde zijn beweging in ‘Verbond van Nationaal-Solidaristen in Rijks-Nederland’. Maar het gebrek aan succes, zorgde voor de nodige scepsis bij Van Severen: ‘er moet iets niet deugen aan uwe methoden’. De ‘Leider’ heeft nooit zijn definitieve jawoord gegeven en liet een Nederlandse tak uitbouwen in het Noorden.

Labouchere schrijft nogal schamper over dat Verdinaso Nederland. Het is ‘nooit meer geweest dan een organisme ter versterking van het prestige van Van Severen in zijn eigen land.’ ‘Niets meer dan een groep sympathisanten wie het alleen al om redenen van organisatorische aarde niet mogelijk was een reële politiek actie te voeren.’

Karl Drabbe is uitgever van ERTSBERG. Hij is historicus en wereldreiziger en werkt al sinds 1993 mee aan Doorbraak.

Commentaren en reacties