JavaScript is required for this website to work.

Het armlastige België

Kristof Willekens14/10/2017Leestijd 6 minuten
Titel'Het geld is op!'
SubtitelDe financiële putten van België
AuteurAlain Mouton
UitgeverVrijdag
ISBN9789460016189
Onze beoordeling
Aantal bladzijden197
Prijs€ 19.95

Het is met boeken zoals met restaurants: er zijn er hele goede en hele slecht en alle mogelijke varianten daartussen in. Als ‘Het geld is op!’ De financiële putten van België een restaurant zou zijn, zou onze aanbeveling er zeker en vast één zijn van ‘de reis waard’. Die naar de boekenhandel dan. Het is van Hugo De Ridder en zijn Wetstraatklassiekers geleden dat een journalist nog zo’n meesterwerk heeft afgeleverd.

Net zoals De Ridder gaat Trends-journalist Alain Mouton op zoek naar de mensen achter de cijfers. Om vervolgens haarfijn neer te pennen hoe zowel systeemkenmerken als persoonlijkheidskenmerken ons gebracht hebben tot de toestand waarin België anno 2017 (opnieuw) verkeert: torenhoge belastingen, versleten activa, een staatsschuld die als een molensteen om de begrotingsnek hangt en ten slotte het vergrijzings- én het rentespook die loeren naar een land dat als gevolg van de staatshervormingen gekneld zit in een karkas van bestuurlijke complexiteit waarbij de ene overheid het geld over de balk kan gooien terwijl een andere overheid er de zwarte piet voor krijgt toegeschoven. U dacht dat Hugo Claus Het verdriet van België geschreven had? Fout. Het is Alain Mouton.

De jaren 80, 90 en 2000: hoe de persoonlijkheid van de premier zich vertaalt in het begrotingsbeleid

Wat het boek  vóór alles pijnlijk duidelijk maakt, is dat België eigenlijk al minstens 40 jaar ziek is. Zij het soms slechts licht verkouden en soms doodziek. Minstens licht verkouden, want begrotingen in evenwicht zijn in België een even zeldzaam beestje als een ijsbeer in Australië. Soms doodziek want er zijn in de recente Belgische geschiedenis echt wel momenten geweest dat een Grieks scenario – een eerstewereldland onder internationale curatele – niet veraf was.

Een slecht begrotingsbeleid is in België omwille van verschillende redenen een systeemfout. Een vertaling van de maatschappelijke en dus ook de politieke realiteit. Wat wel verschilt, is de manier waarop ten minste drie premiers met die systeemfout zijn omgegaan: van bekampen over beheersen tot belichamen. En de rekening? Die is voor ons allen, brave burgers.

Het herstelbeleid van Martens

Mark Eyskens vertelt (de laatste tijd) wel vaker iets wat nogal op nonsens lijkt, maar soms heeft deze ex-premier (16% déficit!) toch rake woorden: de beste regering die België sinds de Tweede Wereldoorlog gekend heeft, is de regering-Martens V (1982-1985). En dat is vooral te danken aan twee persoonlijke adviseurs van Martens: Fons Verplaetse en Jacques Van Ypesele. Zij beseften als geen ander dat België slechts het licht aan het einde van de tunnel zou kunnen zien, als de concurrentiekracht van de Belgische bedrijven weer hersteld zou worden.

De onvermijdelijke devaluatie van de Belgische Frank en de loonmatiging die hiervoor vereist was, werden realiteit. De inflatie die er uit volgde, verminderde de overheidsschuld als percentage van het bbp. Het was ook ‘van moeten’: de Duitse Bundesbank was al een hele tijd bezig de Belgische frank door steunaankopen overeind te houden. En de Duitse kanselier Helmut Schmidt had tijdens een Europese vergadering Wilfried Martens de wacht aan gezegd: als België niet eindelijk werk zou beginnen maken van een herstelbeleid, zou het onder internationale curatele geplaatst worden.

Martens wist wat hem te doen stond. Poupehan is legende. Helaas voor België was binnen de CVP de arbeidersvleugel zoals vanouds dominant. Dat leidde ertoe dat in 1988 de liberale coalitiepartners werden ingeruild voor de socialisten. En met de socialisten kwam de ‘retour du coeur’: de geldkraan werd weer opengezet. Dat de Belgische politiek intussen ook beheerst werd door communautair gekrakeel, deed het land en diens financiën ook geen deugd. De slogan ‘de mensen zijn besparingsmoe’ werd een alibi om de teugels weer te vieren. Martens had niet langer greep op zijn regering. De facto was Jean-Luc Dehaene de premier. Philippe Moureaux had met Dehaene afspraken gemaakt over de vertaling van de ‘retour du coeur’ en Dehaene maakte Martens al snel duidelijk dat hij dit woord niet zou breken.

De ‘tax rage’ van Dehaene die wel uitmondt in een mooie buffer voor de toekomst

Na de defenestratie van Wilfried Martens – zelfs geen ministerportefeuille of Kamervoorzitterschap werd hem gegund! – nam Jean-Luc Dehaene de fakkel over. Dehaene had als eerste minister het grote voordeel dat het voor België (alweer) van moeten was: als België deel wilde uitmaken van de Eurozone, was er dringend een opkuis van de publieke financiën nodig. En als stichtend lid kon België niet afwezig blijven op het feestje van de eenheidsmunt. Net zoals het beleid van Martens (aanvankelijk) bepaald werd door de premier en enkele van zijn intimi, heeft ook Jean-Luc Dehaene zijn persoonlijke accenten gelegd. Als politieke zoon van de christelijke arbeidersbeweging was een herstel van de overheidsfinanciën via hogere belastingen de weg van de minste weerstand. Dehaene heeft dat in zijn memoires trouwens ook toegegeven.

Alain Mouton schrijft dan ook terecht dat er naar het beleid van Dehaene een beetje te veel bloemetjes worden gegooid. Ook al werd het doel bereikt, het feit dat dit voornamelijk via belastingverhogingen gebeurde, dwingt toch tot enige nuance.

Wat Jean-Luc Dehaene en velen anderen niet konden vermoeden (misschien wel vrezen), is dat na de verkiezingen van 1999 een reeks regeringen zouden aantreden die de inspanningen van Dehaene – en dus ook van veel burgers en bedrijven – teniet zouden doen…

Verhofstadt en Vande Lanotte maken van het gat in hun hand het gat in de staatskas

Louis Tobback heeft heel veel heldere momenten, maar één van zijn allerbeste inzichten is wel dat in een paarse regering (van blauw en rood – liberalen en socialisten) minstens één partij bont en blauw eindigt. Bij nader inzien blijkt dat vooral de liberale partij te zijn. En bij nader inzien blijkt ook dat Tobback terecht zei minstens één. De andere sukkelaar met kneuzingen is in dit geval de staatskas. Alleen al het hoofdstuk over hoe Guy Verhofstadt en Johan Vande Lanotte het geld werkelijk aan ijltempo over de balk gooiden (25 miljard extra uitgaven op 8 jaar tijd!), maakt Het geld is op! tot verplichte lectuur voor eenieder. Het verkopen en weer huren van overheidsgebouwen was nog van het minste. Vande Lanotte was zo goed op dreef als minister van Begroting dat hij zelfs meer dan eens Jezus werd: Jezus vermenigvuldigde broden, Vande Lanotte liet losjes de miljarden twee keer meetellen. Het Belgacom-pensioenfonds werd zowel gebruikt om de begroting in evenwicht te brengen (met andere woorden: uitgegeven) als om via het Zilverfonds de staatsschuld (zogezegd) te verminderen.

Het aantal koekoekseieren dat de regeringen Verhofstadt in het nest van de publieke financiën hebben gelegd, is  verbijsterend.

Het is omdat Mouton de paarse periode niet alleen literair maar ook inhoudelijk met zo’n meesterlijke pen beschrijft, dat deze recensie zich bewust tot deze algemene bespiegelingen beperkt: het is aan de lezer om de virtuositeit zelf te ontdekken.

Leterme en Van Rompuy en de rustige vastheid als intermezzo

Leterme en Van Rompuy hebben vooral op de winkel gepast. Dat klinkt misschien als een verwijt, maar anderzijds hebben de 541 dagen van lopende zaken er minsten toe geleid dat er geen nieuwe initiatieven en dus nieuwe uitgaven tot stand kwamen.

Dat de toestand wel degelijk ernstig was, bleek al voor de regering Leterme, toen Guy Verhofstadt zelf in allerijl een regering-Verhofstadt III tot stand bracht en zijn nota’s moest inleiden met de zin ‘het geld is op’. En Verhofstadt kon het natuurlijk weten, want hij had zelf de miljarden door de gootsteen gespoeld.

Di Rupo: een beetje zoals Dehaene

Eind 2011 doemde heel even weer 1981 op: de rente op Belgisch staatspapier ging door het dak en deze rentestijging dreigde het land te wurgen. Met spoed werd de regering Di Rupo op de been gebracht. En net zoals bij al zijn voorgangers bepaalde ook de persoonlijkheid van Di Rupo het regeringsbeleid. Als socialist (niet: sociaaldemocraat) had Di Rupo weinig voeling met het bedrijfsleven.

Hij maakte dan ook geen voorbehoud toen het ACW bij monde van de ministers van Financiën Steven Vanackere en vooral diens opvolger Koen Geens, de fiscale druk op (zelfstandig) ondernemers door de pijngrens joeg. Een hogere belasting op bedrijfswagens, van de roerende voorheffing, ingrepen in de aanvullende pensioenen van bedrijfsleiders,… de christelijke arbeidersbeweging kirde van plezier.

Het is zeker waar dat België na Di Rupo uit de gevarenzone was. Maar dat dit andermaal gebeurde door vooral op de inkomsten te werken en niet op de uitgaven, dwingt tot relativering.

De paarse trekken van Charles Michel

Exit socialisten, in de ‘kamikazeregering’ van Charles Michel met N-VA. Na drie jaar is het duidelijk dat deze regering niet de ommezwaai in de publieke financiën zal realiseren die aan het begin van de legislatuur beloofd werd. Of de gok van de premier uit Waver en zijn coalitiepartners om door een beleid dat geïnspireerd is op de aanbod-theorie (lagere belastingen : meer consumptie, meer ondernemerschap en dus meer jobs) de begroting goed uitdraait, zal tegen juni 2019 moeten blijken…

De staatshervormingen als aanjager van ondoordacht beleid

De beschrijving van het begrotingsbeleid van Martens tot Michel en het detail waarmee dat gebeurt, maakt Het geld is op! sowieso het lezen (het kopen) waard. Maar waar het boek echt de kloof slaat met zo veel andere schrijfsels over de stand van ons land, is het verband dat Mouton legt tussen de staatshervormingen en de toestand van onze publieke financiën. Zeker sinds de vijfde staatshervorming van Guy Verhofstadt (alweer hij) en de geboorte van het begrip ‘Lambermont-turbo’ staan de sluizen toch wel vrij wijd open. De federale kas wordt uitgekleed en moet vervolgens in al haar armlastigheid de sociale zekerheid en dus de vergrijzing financieren.

De gemeenschappen en gewesten daarentegen zitten in een dikke jas en gaan niet altijd even wijs met de middelen om. Zelfs Vlaanderen is als nettofinancier van de Belgische constructie duidelijk slachtoffer van verkeerde keuzes uit het verleden. Dat bewijzen de achterstand in de scholenbouw, het tekort aan plaatsten in de opvang voor mindervaliden en de geestelijke gezondheidszorg en nog zo veel meer. En zolang door de financieringswet het gros van de middelen eerste via federale belastingen worden geïnd en vervolgens aan de deelstaten worden toebedeeld, blijft het consumptiefederalisme in stand. Anderzijds is het een publiek geheim dat de PS België al opgegeven heeft en gewoon de koe melkt tot ze leeg is. En of een communautaire ronde in 2019 weleens tot een echte omwenteling zou kunnen leiden…

Besluit

Het geld is op! is een ‘mustread’. Het boek doet zoals gezegd denken aan de Wetstraatklassiekers van Hugo De Ridder. Net als De Ridder – ‘Een journalist zonder engagement is een trieste vent’ – heeft ook Alain Mouton een uitgesproken eigen mening. Maar dat belet hem niet om op een objectieve manier 40 jaar Belgisch begrotingsbeleid te fileren. Hij legt pijnlijk precies de achilleshiel van de Belgische publieke financiën bloot: de nering wordt altijd naar de tering gezet. Lees: de inkomsten worden altijd afgestemd op de uitgaven.

In meer en mindere mate en met een wisselende intensiteit. Maar altijd wint ‘tax and spend’. Belastingverhogingen, koekoekseieren in de sociale zekerheid, een vergrijzing die nauwelijks voorbereid is… Dat is het echte verdriet van België. En de Belgen beseffen dat ook. Het is geen toeval dat nergens ter wereld zo veel geld op spaarboekjes staat en aanvullende pensioenen zo populair zijn.

Of België in een steeds verder globaliserende economie zal overleven, kan enkel de toekomst uitwijzen. Wie de ambitie heeft om het tij alsnog te keren, kan beginnen met Het geld is op!  te lezen.

Kristof Willekens (1981) studeerde rechten in Namen en Leuven. Hij startte zijn loopbaan als tax consultant bij Deloitte. Daarna ging hij aan de slag als juridisch adviseur op de studiedienst van UNIZO. Voor UNIZO schreef hij onder andere de vernieuwende dossiers “Een Efficiënte Overheid als Motor voor Welvaart en Welzijn” en “Administratieve Vereenvoudiging, de Aanhouder Wint.” Hij was fiscaal adviseur bij UNIZO en Themadeskundige en Belangenbehartiger voor UNIZO Provincie Antwerpen. Voor UNIZO schreef hij onder andere de vernieuwende dossiers “Een Efficiënte Overheid als Motor voor Welvaart en Welzijn” en “Administratieve Vereenvoudiging, de Aanhouder Wint.” Hij is de geestelijke vader van de liquidatiereserve en het kmo-tarief van 20% in de vennootschapsbelasting. Sinds juli 2018 voegt hij de daad bij het woord en werkt hij als freelance adviseur fiscaliteit, ondernemerszaken en corporate communications and affairs.

Commentaren en reacties