JavaScript is required for this website to work.

Het Auschwitz-Gen – André Gantman

Luckas Vander Taelen17/1/2020Leestijd 5 minuten

Antisemitisme, een duivel die nooit sterft? André Gantman schreef hierover het boek ‘Het Auschwitz-gen’.

Een paar jaar geleden gaf de Amerikaanse schrijver Daniel Jonah Goldhagen zijn boek over de geschiedenis van het antisemitisme de titel : The Devil that Never Dies. Antisemitisme is helaas van alle tijden. De xenofobe afkeer van het Joodse volk is ook na de Holocaust niet verdwenen.

Nog steeds geloven heel veel mensen op alle continenten absurde samenzweringstheorieën dat een volk van 14 miljoen mensen de wereld zou beheersen. In zijn nieuw boek Het Auschwitz-gen brengt André Gantman een overzicht van de geschiedenis van de Jodenhaat, waarvan het begin moet gezocht worden in de strijd van de Joden tegen de moorddadige Egyptische farao’s. Later vernielden de Romeinen de Joodse tempel van Jeruzalem en werden in Rome triomfbogen opgericht om de onderwerping en uitroeiing van Joden te vieren.

Moordenaars van Jezus

Het antisemitisme werd geïnstitutionaliseerd toen het christendom in het jaar 300 de officiële godsdienst van het Romeinse rijk werd. Tegen de Joden werd toen een waar doodvonnis uitgesproken omdat ze beschuldigd werden van de moord op Christus. Van toen werden Joden verplicht een uiterlijk teken van hun godsdienst te dragen of herkenbare kledij. De eerste kruisvaarders hielden op weg naar Jeruzalem halt in een Duitsland om een moordpartij aan te richten bij de Joodse bevolking. In 1516 moesten Joden in Venetië in een afgebakend deel van een stad  gaan wonen :  het eerste getto van de wereld . Een lange reeks zou volgen, tot die van de Nazi’s in de tweede wereldoorlog.

Gantman  wil dat zijn boek  “een spiegel wordt om het velden naar het heden te projecteren.” Wat hij het Auschwitz-gen noemt is het onuitwisbare gevoel dat zijn voorvaderen ontmenselijkt werden en dat die ervaring als een erfelijke eigenschap aan de volgende generaties is doorgegeven. Het Auschwitz-gen doet voor Gantman vaak een alarmbel rinkelen. Die epidermische sensibiliteit van Joden, het rechtstreekse gevolg van de herinnering aan eeuwenlange moordende vervolging maakt hen heel gevoelig voor uitspraken en gebeurtenissen die voor buitenstaanders minder schokkend zijn en maakt dat ze vaak de kritiek van “lange tenen” te horen krijgen.

Zwijgen over Auschwitz

Gantman is getekend door de Holocaust: zijn grootvader stierf door slavenarbeid in Auschwitz en zijn moeder overleefde als verborgen kind. Heel aangrijpend is wat hij vertelt over de bevrijding, een feest voor het merendeel van de Belgen. Wie terugkwam als krijgsgevangene, werd als held onthaald door de zijnen en kon zijn leven hervatten. Maar de kleine groep Belgische Joden die levend uit de vernietigingskampen terugkeerden (slechts 1251 op de 25.628 gedeporteerden), vonden niets of niemand terug. Hun familie was geëlimineerd, in hun huis woonden andere mensen.

Gantman citeert Sartre die schreef dat de naties weliswaar de bevrijding vierden, maar niet de terugkeer van de Joden. Voor hen was geen psychologische opvang voorzien. Met niemand konden ze het hebben over wat nu als de meest verschrikkelijke ervaring uit de wereldgeschiedenis wordt gezien. De realiteit van de Duitse vernietigingskampen zou slechts veel later in de publieke opinie doordringen. In de euforie van de bevrijding wilden weinigen die vreselijke verhalen horen. De overlevenden kozen voor mutisme en een vlucht vooruit, in de hoop een nieuw leven op te bouwen. Zelfs hun eigen kinderen kwamen vaak hun verhaal niet te horen. Vertellen over de hel van Auschwitz was toch onmogelijk, omdat de wreedheid ervan niet in woorden te vatten was. Harry Mulisch noemde het ‘de eenzaamste plek op de wereld’, die alleen door zwijgen valt te beschrijven.

Bloedmisdaad

Van alle tijden werden de Joden beticht van zowat alle zonden van… Israël. Als er iets fout ging, werden zij meteen aangewezen. Van de middeleeuwse pest tot de financiële crisis: de Joden waren en zijn de universele zondebok. Hoe absurd die beschuldigingen ook waren en zijn, ze overleven nog steeds, zo toont Gantman overtuigend aan. Eeuwenlang werd bijvoorbeeld de mythe verspreid van de bloedmisdaad. In de Brusselse kathedraal staat dit nog steeds afgebeeld in een glasraam. Joden zouden kinderen ontvoeren om hun bloed te verwerken in matzes, traditionele broodjes.

Heel recent, brengt Gantman terecht in herinnering, beweerde Robrecht Vanderbeeken, secretaris van de cultuursector van de ACOD, in De Wereld Morgen dat Gaza door de Israëli ‘wordt uitgehongerd en vergiftigd, kinderen gekidnapt en vermoord voor hun organen.’ Puur antisemitisch fake-news, waarvoor Vanderbeeken niet het minste bewijs had. De website zelf ging na Joodse kritiek niet verder dan dit een ‘inschattingsfout’ te noemen. In Gaza zelf wordt die aloude antisemitische leugen door Hamas aan jonge kinderen onderwezen, een vreselijke feit dat nooit is aangeklaagd door enige Palestijnse activist.

Grens tussen kritiek en antisemitisme

Kritiek op Israël verwordt snel tot antisemitisme. Gantman merkt op dat antizionisme letterlijk een pleidooi is tegen het bestaan van een Joods thuisland. Zoals Abou Jahjah het duidelijker zei en de Israëli voor de keus stelde: de valies of de doodskist. De militante professor Marc Van Ranst aarzelde niet om een neologisme te lanceren om de vermeende misdaden van Israël in Gaza aan te klagen : de ‘Gazacaust’. Waarmee hij het lot van de inwoners van de bezette gebieden zonder enige nuance op dezelfde hoogte zette als dat van de zes miljoen Joden die omgebracht werden door de nazi’s. En de Israëli als moordenaars afschildert, die by all means mogen bestreden worden zoals Jahjah in een column in De Standaard schreef, waarna de krant zijn medewerking opzegde.

Gantman citeert Ian Buruma die al eerder stelde dat voor velen aan de linkerkant antisemitisme als een bevestiging van hun antiracistische identiteit aanvoelt. De schrijver Dimitri Verhulst is daarvan volgens Gantman een ander pijnlijk voorbeeld : hij noemde in een aanklacht tegen Israël de Joden gepriviligeerde ‘God’s dotjes’, waarmee hij een amalgaam maakte van antizionisme en antisemitisme.

Hoe weinig weerstand primitieve Jodenhaat soms oproept bleek toen komiek Alex Agnew  Vlaamse zalen aan het lachen kon brengen met grapjes over vergaste Joden en Gas-boetes. Deze onsmakelijke humor van Agnew werd ook probleemloos door de zender Vier uitgezonden. Enkel van professor Van Goethem kreeg Agnew weerwerk. Hij liet opmerken dat men dan misschien mag menen dat er geen grenzen mogen zijn aan de vrijheid van meningsuiting, maar wel aan die van het fatsoen. Waarom mag men lachen met slachtoffers van de Holocaust, maar niet met die van het Heizeldrama of van de Bende van Nijvel?

Onverdoofd slachten

Gantman ziet ook dat Auschwitz-gen als de verklaring voor het Joodse verzet tegen de beslissing van het Vlaams en Waals parlement om het onverdoofd slachten te verbieden. Dat bracht onaangename herinneringen naar boven: de nazi’s voerden dat verbod in met één van de eerste tegen de Joden gerichte wetten. Het is jammer dat Gantman bona-fide verdedigers van dierenwelzijn in deze tijd lijkt te vereenzelvigen met nazi’s. Het is de enige plek in het boek waar het Auschwitz-gen een excuus lijkt om geen rekening te houden met nieuwe maatschappelijke gevoeligheden. Het moet ook voor Joden, net zoals voor moslims, in 2020 mogelijk zijn om afstand te nemen van religieus conservatisme en open te staan voor een gesprek over ritueel slachten zonder dierenleed.

Gantman wijdt ook een hoofdstuk aan de rel rond het Aalsters carnaval, waar een groep Joodse karikaturen opvoerde. De stad verloor er zijn erkenning door de Unesco door, maar burgemeester D’haese (partijgenoot van Gantman) leek dat niet erg te vinden. Hoogst interpellerend vindt Gantman, want snel dook een foto op van het carnaval uit 1939 in Mainz, waar volbloed nazi’s haast identieke karikaturen opvoerden. Het onduldbaar antisemitische karakter van de Aalsterse werd hierdoor wel heel erg duidelijk. Dat bleek eigenlijk nog meer uit het thema dat de groep wou uitbeelden: ze wilden het gewoon een jaartje bescheidener aandoen en geld sparen. Dat ze daarbij uitkwamen bij het uitbeelden van Joden als symbool van gierigheid, en dat niet één carnavalist daar graten in zag, is de beste illustratie van het voortbestaan van een onderhuids antisemitisme dat nog steeds bestaat en op de meest onverwachte momenten opduikt. Als een duivel die nooit sterft, om het met Goldhagen te zeggen.

 

Luckas Vander Taelen (1958) werkte als tv-regisseur, en was voor Groen schepen, Vlaams en Europees Parlementslid en senator.

Commentaren en reacties