JavaScript is required for this website to work.

Hoe genees je een rancuneus burger?

Ludo Abicht16/2/2019Leestijd 3 minuten
TitelHet nationaalsocialisme als rancuneleer
SubtitelMet een voorwoord door Bas Heijne
AuteurMenno ter Braak
UitgeverVan Oorschot
ISBN97890282280861
Onze beoordeling
Aantal bladzijden61
Prijs€ 12.50

In 1937 omschreef de bekende publicist Menno ter Braak het nationaalsocialisme vanuit psychologisch oogpunt. Ressentiment, rancune en opportunisme, spelen daarin een belangrijke rol.

‘Hun opkomst is met aandoenlijke naïviteit voorbereid door alle zegeningen van de democratie, zoals daar zijn algemene leerplicht en Volksuniversiteiten en Openbare Leeszalen, en wanneer het ressentiment van allen tegen allen zich op een gegeven ogenblik tégen deze instituten richt, dan kan men alleen maar zeggen dat ondank ’s werelds loon is.’

Met ‘hun opkomst’ bedoelde Menno ter Braak in dit pamflet uit 1937 de bruine bende van Anton Mussert en diens nationaalsocialistische geestgenoten in het buitenland.

Oorzaken

Deze als antifascist bekende Nederlandse criticus zocht hier naar de ware oorzaken van het razendsnel toenemende fascisme. Hij verwierp de klassieke marxistische analyse van een machtsovername door het grootkapitaal dat misbruik maakte van de ellende van het proletariaat die onder meer door de Derde Internationale en, in 1942, in Behemoth. De structuur van het nationaalsocialisme van Franz Neumann uitgewerkt werd. Hij was het eerder onbewust eens met een ander prominent lid van de Frankfurter Schule, Herbert Marcuse, die net als ter Braak stelde dat het fascisme en nationaalsocialisme onbedoelde maar legitieme vruchten waren van het liberalisme. Ter Braak geloofde niet dat sociale hervormingen, gezondere woningen en een hogere koopkracht het fenomeen nog konden tegenhouden, evenmin als een betere voorlichting door het onderwijs en de overheid (volkshogescholen en dergelijke).

Psychologie

Want het kwaad zat wellicht niet dieper, maar was veel breder verspreid: kasteelheren en arme boeren, bankiers en daklozen konden elkaar vinden in één grote rancunebeweging ‘van allen tegen allen’ die het volgens hen beter hadden. En wie zegt dat (zwarte en andere) baronnen en leden van de welgestelde hogere klassen ook geen rancunes konden koesteren? Kijk maar naar de telkens opnieuw opduikende Jodenhaat die solidair door burgers van àlle klassen, standen, kunstrichtingen en religies gedeeld wordt.

Nee, dus geen materialistische verklaring voor deze potsierlijke maar dodelijk gevaarlijke beweging, ook geen metafysische of ethische klacht over de gevolgen van de zondeval en de morele verloedering, maar een heldere psychologische kijk op wat in zijn tijd rancune en ressentiment genoemd werd, en nu eerder woede en haat heet. Onder invloed van deze felle, existentiële gevoelens kan de afkeer tegen de vermeende elite, waartoe inderdaad heel vaak de Joden gerekend werden – denk aan de theorie van Hannah Ahrendt over de Jood als bankier en intellectueel – heel ver gaan, veel verder dan ter Braak zich nog in 1937 kon inbeelden.

Ontgoochelende democratie

Op dat punt staat hij dichter bij de benadering in de ‘Dialectiek van de Verlichting’ (Adorno en Horkheimer) dan hem lief zou zijn, want ook deze school, die nota bene ontstaan is uit de behoefte het opkomende nationaalsocialisme te begrijpen, had het over de grote ontgoocheling in de beloften van de democratie. Alleen gaat ter Braak nog en flinke stap verder:

‘Wie dus over raté’s en rancune wil handelen, zal zich eerst rekenschap hebben te geven van de alomtegenwoordigheid van het gelijkheidsideaal en dientengevolge de alomtegenwoordigheid van de rancune.’  Deze term (dientengevolge) is hier veelzeggend.

En verder: ‘Omdat de tegenstelling tussen democratie en nationaalsocialisme, of tussen socialisme en nationaalsocialisme slechts een zeer voorlopige tegenstelling is, die hoogstens aangeeft dat er een verschil is tussen de wijze waarop het ressentiment zich aandient.’

Hier is niet alleen sprake van ontgoocheling over de niet ingeloste beloften van de verlichting (‘vrijheid, gelijkheid, broederlijkheid’), waarvoor nog zal moeten gevochten worden, maar ook van de onmogelijkheid en dus leugenachtigheid van deze democratische utopieën. De mensen zijn ongelijk geboren en die ongelijkheid zal altijd blijven bestaan, ondanks de vermenigvuldiging van de ‘fondsen voor meest begaafden’ en andere goedbedoelde pedagogische en volksverheffende initiatieven.

Opportunisme

Het is duidelijk dat Menno ter Braak het nationaalsocialisme niet op de eerste plaats bestrijdt omdat hij een democraat is, maar omdat de meest weerzinwekkende vormen van fascisme enigszins (het woord staat hier niet voor niets) kunnen en dus moeten tegengewerkt worden door wat hij het ‘kritische opportunisme’ noemt:

‘Daarvoor is nodig dat de macht van het ressentiment over onze gehele cultuur wordt erkend, want de bestrijding van de frase door de contra-frase, die in de strijd om de macht tussen democratie en nationaalsocialisme onontbeerlijk is, verplicht de intellectuelen geenszins tot kritiekloos meelopen; dit kritisch opportunisme is het teken van hun ‘trouw aan de democratie’.

Dit citaat staat op de allerlaatste bladzijde van dit essay. Jammer dat ter Braak hier niet uitvoeriger op deze intrigerende term (‘kritisch opportunisme’) is ingegaan: dat intellectuelen zich per definitie ‘kritisch’ moeten opstellen, is sinds Zola en de Dreyfusaffaire vanzelfsprekend. Maar het blijft onduidelijk over welk ‘opportunisme’ het hier gaat, vooral omdat hij in deze tekst regelmatig fulmineert tegen intellectuelen die op zoek gaan naar een paar ‘goede punten’ in deze fascistische bewegingen, wat hun oppositie zou verzwakken.

En indien we dit pamflet willen actualiseren, zoals Bas Heijne doet in het voorwoord, zou het nuttig zijn, deze ongewone term te begrijpen zoals de auteur het bedoeld had.

Ludo Abicht (1936) studeerde klassieke en Germaanse filologie en filosofie. Doceerde literatuur en filosofie in Canada, de VS, aan UGent, UAntwerpen en P.A.R.T.S. (Brussel). Publiceerde over ethiek, jodendom, het Palestijnse vraagstuk, de Bijbel, nationalisme en interculturaliteit. Ecotoop: de dissidente minderheid (marxist in de Vlaamse Beweging, flamingant binnen radicaal links, Bijbellezer binnen de vrijzinnigheid, Hegeliaan binnen een postmodernistisch paradigma, irritant niet-politiek correct). Resultaat: tegelijkertijd een eeuwige loser én een militant verdediger van de hoop.

Meer van Ludo Abicht

Dit boek wordt voorgesteld als een faction, een historische roman die gebaseerd is op ware feiten, waarin de witte plekken, bijvoorbeeld de gesprekken en discussies, zo waarheidsgetrouw mogelijk worden gereconstrueerd. Het is een genre waarvan onder meer de Engelse auteur Hilary Mantel [https://boeken.doorbraak.be/boekzoeker/?search=Hilary+Mantel] het grote voorbeeld geworden is, maar dat we ook bijvoorbeeld terugvinden in het fictieve hoofdpersonage …

Commentaren en reacties