Lessen van een geniale stad
Wat Vlaanderen nog leren kan van een stad in Italië zes eeuwen geleden: het Florentijnse kunstenmodel van de vijftiende eeuw
Met De geniale stad bedoelt Koen De Vos het vijftiende-eeuwse Firenze en gaat hij op zoek naar een verklaring waarom er daar in die periode zoveel geniale kunstenaars actief waren. De lijst is inderdaad bijzonder lang, met als meest bekende vertegenwoordigers uiteraard Michelangelo en Leonardo da Vinci, maar er zijn er zoveel meer dat de vraagstelling van De Vos inderdaad een onderzoek waard was.
Zat er iets in de lucht of in het water, of was het gewoon toeval dat zoveel getalenteerde mensen in eenzelfde tijdsspanne binnen eenzelfde stad op een bijzonder hoog niveau bezig waren? De Vos noemt de namen van dit geniale leger op de binnenflap en komt op meer dan dertig mensen uit die baanbrekend werk hebben verricht in de kunsten, letteren, politiek of ontdekkingen.
Kim Clijsters
Het prettige aan het boek van Koen De Vos is dat de evidente eruditie van de auteur een vlotte aanpak niet in de weg zit. Om iets uit te leggen, aarzelt hij niet om op bijzondere onderhoudende manier te verwijzen naar voorbeelden uit andere vakgebieden en uit andere tijden. Hij haalt er de geschiedenis van de rock bij, laat Kim Clijsters of Keniaanse lopers opdraven om ons duidelijk te maken welke factoren aan de basis liggen van de gouden Florentijnse eeuw.
Er was natuurlijk de ligging van Firenze, midden van Toscane, omringd door vele andere inspirerende steden en vooral: niet ver van Rome. Daar trok een jong ambitieus kunstenaar uit Firenze naar toe, Filippo Brunelleschi. Door naar de bouwwerken uit de oudheid te kijken vond hij een geniale oplossing om de Duomo met een immense koepel te bekronen. De Vos vertelt hoe de Florentijnen die grootse kerk waren beginnen bouwen zonder een plan voor die koepel: niemand wist hoe dat aangepakt moest worden, zij gingen er gewoon van uit dat iemand uiteindelijk wel met een idee zou komen. Dat zegt al veel over de mentaliteit in de stad, die een blind vertrouwen had in het plaatselijk vernuft. Brunelleschi was opgegroeid vlakbij de bouwwerf van de Duomo en van jongsaf geobsedeerd door de afwezige koepel.
Perspectief
Hij zou er uiteindelijk in slagen om hem te bouwen, maar zijn bijdrage tot de bloei van de Florentijnse kunst beperkte zich niet tot dit architectonisch hoogstandje. Hij zou ook onrechtstreeks een bijzonder grote invloed hebben op de schilderkunst. Want hij sprak over zijn bevindingen en inzichten met de jonge schilder Masaccio, die ze toepaste in zijn schilderijen en het perspectief uitvond wat op zijn beurt Da Vinci en Michelangelo zou inspireren.
Dat is meteen één van de sterke punten van het vijftiende-eeuwse Firenze: het onophoudelijk contact tussen de kunstenaars. Dat werd gestimuleerd door de structuur van de stad, waar brede straten het haast onmogelijk maakten om ongemerkt door de stad te wandelen, wat in Venetië met zijn labyrintische steegjes heel anders was. Aan belangrijke gebouwen waren ook banken voorzien, wat gesprekken tussen passanten vergemakkelijkte. Ateliers stonden bovendien letterlijk open, je kon er zo binnenlopen en spreken met schilders. Gildes waren gemakkelijk toegankelijk, ook voor wie van buiten de stad kwam. Dat zorgde ervoor dat de stad bijzonder aantrekkelijk werd voor jonge kunstenaars die van overal naar Firenze trokken. Leonardo, die uit nabijgelegen Vinci kwam, is daar een goed voorbeeld van.
Bestuur voor twee maand
De Vos vertelt over veel aspecten van Firenze die de meesten onder ons niet bekend zullen zijn. Over het politiek systeem bijvoorbeeld. Er waren geen verkiezingen, wel een soort loterij en om de twee maand werd een nieuw bestuur geïnstalleerd. De kans dat je als burger op een dag geroepen zou worden om mee het beheer van de stad te bepalen was dus niet denkbeeldig. Het maakte het gevoel van betrokkenheid van de inwoners bijzonder groot, weer heel erg verschillend van het autoritaire Venetië waar de Dogen heersten of andere Italiaanse steden die op militaire leest geschoeid waren.
Dat Firenze de bakermat zou worden van de renaissance, dankt de stad volgens De Vos ook aan zijn rijk verleden. Er waren eminente voorlopers zoals Dante, Giotto, Cimabue, Boccacio of Petrarca. Sommigen hiervan leefden nog toen Da Vinci en Michelangelo hun eerste stappen zetten en waren gerenommeerde rolmodellen die respect afdwongen en inspiratiebronnen werden voor de volgende generaties.
De Vos toont duidelijk aan dat de renaissance niet meer is dan een nieuwe beweging die voortbouwt op het verleden en er van een breuk geen sprake is. Dat die ontwikkeling zo spectaculair was hangt ook samen met een belangrijke economische factor: door het grote succes van de textielindustrie en de opkomst van banken ontstond er een klasse die veel geld verdiende, van kunst hield en mecenas werd. Dat was een belangrijke verschuiving, omdat in de eeuwen ervoor kunst enkel in opdracht van de kerk of van de adel ontstond.
Da Vinci bij de Medici
Kunstenaars werden vanaf nu ook als dusdanig erkend, niet langer als ambachtslui, en werden vedettes met aanzien. En weer speelt de structuur van de stad een rol: er waren geen arme en rijke wijken; iedereen woonde door elkaar. Daardoor was de sociale vermenging intenser. De mecenas woonde niet langer in een ontoegankelijk kasteel en kunstenaars kwamen er gemakkelijk over de vloer. Artiesten leefden absoluut niet in de marge. Leonardo da Vinci kwam vaak dineren bij de machtigste familie, de Medici. Die stimuleerden met hun enorm fortuin de kunstproductie van de stad. Er werden kunstwedstrijden georganiseerd, ook al een belangrijke voorwaarde om jong talent een kans te bieden zich te tonen.
De Vos verklaart de sterkte van de stad ook door het evenwicht dat er bestond tussen wat hij noemt ‘het engagement’ binnen de groep en ‘de interactie’ met invloeden van buiten. Binnen de stad kende iedereen zowat iedereen en was er een bijzonder grote samenhang en interactie tussen de verschillende groepen, dat versterkt werd door het merkwaardige politiek systeem. Maar tegenover die interne sterkte stond ook een openheid voor ideeën van buiten. Cosimo de’ Medici haalde bijvoorbeeld een belangrijk theologisch concilie naar zijn stad, waardoor nieuwe denkbeelden de stad binnenstroomden en de kunstenaars behoed werden voor zelfgenoegzaamheid.
Lessen voor vandaag
De geniale stad van Koen De Vos is niet alleen een uitmuntend kunsthistorisch boek. Het kan net zo goed inspirerend zijn als voorbeeld van een vruchtbare samenwerking tussen politieke en economische krachten en kunstenaars vandaag. Kennis van elkaar door veelvuldige contacten levert wederzijds respect op. Het Florentijns model van de vijftiende eeuw stond op dat vlak veel verder dan het Vlaanderen van zes eeuwen later.
Luckas Vander Taelen (1958) werkte als tv-regisseur, en was voor Groen schepen, Vlaams en Europees Parlementslid en senator.
Walter Grootaers kijkt terug op leven en carrière met De Kreuners, die het Nederlands introduceerden in de rock-‘n-roll in Vlaanderen.