L’État, c’est moi
Is illiberalisme antidemocratisch? Vormen autoritaire leiders een bedreiging voor de post-Sovjet liberale consensus?
Einde 2018 bracht Casper Thomas, journalist bij onder andere De Groene Amsterdammer en Het Financieele Dagblad, dit boek uit over de opmars van een nieuwe, illeberale ‘wereldorde’, met vijf landen als case studies: Turkije, Hongarije, India, Rusland en de Verenigde Staten. Thomas stelt zich — als zelfverklaard liberaal — tot doel om ‘afstand te nemen, de opmars van de illiberale democratie in beeld te brengen en haar belangrijkste kenmerken aan te wijzen.’
Het boek is daar inderdaad een verdienstelijke poging toe, maar verliest zich soms toch in het al te ijverig zoeken naar overeenkomsten tussen deze vijf uiterst verschillende landen. De kenmerken die Thomas identificeert zijn dan ook dusdanig algemeen, dat ze te breed toepasbaar zijn om een goed analytisch kader te vormen. Zijn er overeenkomsten te vinden? Uiteraard. Maar om van een nieuwe ‘wereldorde’ te spreken, lijkt me een stap te ver. Of in elk geval te vroeg.
Het einde van de geschiedenis
Wie De autoritaire verleiding wil lezen, doet er niet slecht aan eerst Francis Fukuyama’s intussen beruchte Het einde van de geschiedenis en de laatste mens opnieuw (of voor de eerste keer) ter hand te nemen. Thomas — geboren in 1983 — merkt terecht op dat de idee van de eindoverwinning van de liberale democratie centraal staat voor de ‘millennial’ generatie waar hij (en ikzelf) toe behoort. De opmars van de illiberale democratie ziet hij dan ook als een reactie hiertegen. Maar het illiberalisme was steeds aanwezig, de overwinningsroes na de val van de Sovjet-Unie maakte (moedwillig) blind.
Met de overwinning van het liberalisme (toch minstens in de perceptie van liberalen), keerde het Westen zich terug in zichzelf, waardoor het ziende blind bleef voor ontwikkelingen in niet-westerse landen. Niet toevallig is de opmars van het illiberalisme het sterkst aanwezig in niet-westerse landen. Turkije en India bespreekt Thomas, hij had er nog de Filippijnen en Brazilië aan toe kunnen voegen. Het is jammer dat Thomas niet meer aandacht besteedt aan het postkoloniale aspect van het illiberalisme. Kan bijvoorbeeld het verzet tegen het ‘seculiere’ India niet deels teruggeleid worden op een verzet tegen een ‘geïmporteerd’ maatschappijmodel? Hier blijft een interessante discussie te veel liggen.
Illiberale…
Thomas definieert illiberalisme bijna uitsluitend in tegenstelling tot liberalisme, als ‘de combinatie van algemeen kiesrecht met beperkte rechten’ (voor het individu). Dat is een al te eenvoudige definitie die weinig houvast biedt. Doorheen het boek wijst Thomas wel op een aantal aspecten die volgens hem het illiberalisme kenmerken: gemeenschap boven individu, autoritair leiderschap, en een drang naar (interne) homogeniteit. Bovendien ziet hij ook een obsessie met ‘mannelijkheid en viriliteit’.
Vinden we deze kenmerken terug bij de leiders die Thomas aanmerkt als ‘illiberaal’? Zeker wel. Maar in hoeverre zijn deze kenmerken uniek voor deze leiders? De idee dat de gemeenschap primeert op het individu is allesbehalve origineel, en iets waar nogal wat linkse denkers zich best wel in zouden kunnen vinden. Hoe die gemeenschap gedefinieerd moet worden, dat is al een andere zaak. De leiders in dit boek definiëren de gemeenschap aan de hand van een (al dan niet fictief-mythologisch) verleden. Een beetje zoals elke nationalist dus. Om een socialistisch citaat uit z’n context te rukken: et alors? Elke gemeenschap is een sociale — en dus ‘fictieve’ — constructie, of het nu de natie of het proletariaat is. In die zin is het Westers liberalisme van de voorbije (pakweg) drie decennia de aberratie, niet de regel. Het is tegelijk het meest overtuigende kenmerk van illiberalisme dat Thomas aanhaalt, en het minst zorgwekkende.
Ook het vijanddenken en een drang naar homogeniteit zijn bezwaarlijk uniek te noemen. Vijanddenken an sich — of laten we de positieve framing nemen: het identificeren met de in-group — is niet zo bijster angstwekkend. Elke mening zet zich af tegen andere meningen, elke identiteit bevat (in elk geval ten dele) een niet-zijn. Het doorgedreven nastreven van homogeniteit wordt al problematischer — al zal niet iedereen op dit forum het daar mee eens zijn.
… democratie
Al bij al is dat hele ‘illiberalisme’ zo angstwekkend niet, ook niet voor liberalen. Het is een perfect valide filosofisch-politieke overtuiging die naast en met het liberalisme kan bestaan. Het voornaamste probleem voor liberalen is dat we het niet meer gewend zijn om het liberale gedachtegoed te moeten verdedigen. Daardoor zijn we de vaardigheden misschien kwijtgeraakt om dat te doen. Maar het liberalisme staat filosofisch sterk genoeg om zich te verdedigen.
Veel zorgwekkender is het tweede deel van de term: democratie. Thomas’ gesprekspartners in verschillende landen wijzen erop dat hun leiders op democratische wijze verkozen werden (al is dat voor in elk geval Poetin twijfelachtig). Er is dus niets ‘ondemocratisch’ aan deze regimes. Maar een democratie bestaat niet enkel bij gratie van verkiezingen. Anders zouden we bijvoorbeeld ook Egypte een democratie moeten noemen.
Thomas beschrijft voor elk land hoe, eens verkozen (of voor Poetin: aangesteld), de aanval geopend wordt op de instellingen en het middenveld van het land. Over India:
‘Het universiteitsbestuur is een campagne begonnen om kritische onderzoekers uit het personeelsbestand te verwijderen en deelt boetes uit aan studenten die zich hiertegen uitspreken. En zoals zo vaak vormt een vijandige stemming de eerste opstap naar geweld. In augustus 2018 overleefde de huidige leider van de JNU-studentenvakbond ternauwernood een aanslag op zijn leven […]’ (p175)
Ook Turkije, Hongarije en Rusland leggen consequent het middenveld aan banden, beperken de persvrijheid met wetten of staatsmonopolies, en herschrijven de grondwet zodat de grote leider eindeloos aan de macht kan blijven en de democratische controle machteloos wordt. De tactiek van de grondwetswijziging wordt veelvuldig toegepast in autoritaire en semi-autoritaire regimes. Zo onstaan er ‘electorale autocratieën’:
‘[…] een systeem dat slechts de uiterlijke kenmerken van democratie vertoont. Er zijn politieke partijen, verkiezingen en een parlement, maar deze instituties dienen louter om de macht te legitimeren in plaats van die over te dragen van de ene volksvertegenwoordiger naar de andere.’ (p194)
Zonnekoningen
Alle leiders die Thomas bespreekt zijn zonnekoningen, die zichzelf vereenzelvigen met de staat (of natie) en zichzelf een mythologisch verleden aanmeten. Denk maar aan Trumps politieke identiteit als ‘self-made man’, of Modi’s oorsprong als theeverkoper (‘chaiwalla Modi’). Een tactiek zo oud als autoritaire politiek: van Caesars venerische afkomst tot de gemythologiseerde grotjeugd van Xi Jingping.
Wie zich vereenzelvigt met de staat/natie, ziet logischerwijze alle oppositie tegen het eigen beleid of persoon als landsverraad.
‘Deze [speech van Trump, nvda] is me bijgebleven vanwege die twee woorden: On-Amerikaans. Hoogverraad. De suggestie dat wie tegen de leider is, of enkel weinig enthousiasme toont, een vergrijp tegen het land begaat en zichzelf buiten de nationale gemeenschap plaatst, was me bekend. In Hongarije, Turkije, India en Rusland klinkt dezelfde retoriek. Het is de breuklijn die illiberaal leiderschap oproept: wie geen vriend is, is automatisch een vijand, niet alleen van de tijdelijke machthebber, maar van het gehele land.’ (p256)
Brengt dit de democratie in gevaar? Daar zullen wel verschillende meningen over bestaan, maar het hoort ons toch te verontrusten — los van onze politieke overtuiging. Want als je politieke medestander democratische normen mag negeren, waar sta je dan als een politieke tegenstander het doet?
Meer structuur, meer consistentie
Casper Thomas doet een verwoede poging om lijnen en overeenkomsten te zien tussen de verschillende illiberale leiders. Soms slaagt hij daarin, in andere gevallen — met name Trump — wordt het allemaal een beetje overdreven. In elk geval was het boek gebaat geweest bij wat meer structuur. Als je als auteur tendensen en lijnen ontwaart, waarom ze dan niet gebruiken als leidraad doorheen je werk? Het had het boek leesbaarder gemaakt.
In de inleiding merkt Thomas op dat er een onterechte directe link gelegd wordt tussen ‘democratisch’ en ‘liberaal’. Daar heeft hij volstrekt gelijk in, maar doorheen het boek legt hij stilzwijgend een even onterechte — of in elk geval onbewezen — connectie tussen ‘illiberaal’ en ‘ondemocratisch’. Is elke illiberale leider per definitie on- of anti-democratisch? Vijf leiders worden besproken, waarvan er één duidelijk anti-democratisch is (Poetin), twee bevinden zich in een tussenpositie (Erdogan en Orban), en twee leiden democratieën. Bevinden zij zich in verschillende stadia van hetzelfde traject? Dwingt enkel hun context hen op een bepaald pad? Ligt het aan hun persoonlijkheid, hun competentie? Het blijft jammer genoeg onbesproken.
Verschillen of overeenkomsten?
Door te willen focussen op overeenkomsten, ziet Thomas te vaak de verschillen over het hoofd. En net in die verschillen zit een vruchtbaardere discussie. De oude democratische instellingen van de VS zorgen voor een erg verschillende context voor Trump dan de relatief nieuwe democratie in Hongarije. De postkoloniale aard van de Indiase staat zorgt voor een geheel andere dynamiek dan het kemalistische Turkije.
De autoritaire verleiding is een interessante inleiding op de politieke tendensen in een aantal landen, maar door het brede spectrum verliest het veel slagkracht. Het analytisch kader had wat beter doordacht mogen zijn, en meer aandacht had mogen gaan naar de longue durée geschiedenis. Nu blijft het toch eerder oppervlakkig. En vooral ook jammer dat door te focussen op de ideologen en leiders, er niet echt een antwoord komt op de vraag: waarom stemmen zo veel mensen op autoritaire leiders, wat is die autoritaire verleiding nu?
Ten slotte: de verkiezingen in Turkije en de VS — beide na het verschijnen van dit boek — tonen aan dat de democratie weerbaarder is dan vaak wordt aangenomen, al blijft waakzaamheid geboden. En met dat liberalisme komt het misschien ook nog wel goed.
Regering was ondubbelzinnig verantwoordelijk voor moord op Lumumba. België had nog steeds niet geleerd dat we niets te zoeken hadden in Congo.