JavaScript is required for this website to work.

Mijn triomf van de wil

Luckas Vander Taelen29/2/2020Leestijd 4 minuten

Lukas De Vos hertaalde de indringende getuigenis van Flor Peeters over diens verblijf in het concentratiekamp van Sachsenhausen.

Mijn triomf van de Wil  is de titel die Lukas De Vos gegeven heeft aan een door hem herwerkt en herschreven boek uit 1946, 40 maanden Oraniënburg. Dat was het werk van Flor Peeters, die na de bevrijding onmiddellijk zijn herinneringen aan zijn vreselijk verblijf in het Duitse concentratiekamp Sachsenhausen had neergeschreven.

Peeters was voor de oorlog actief in de KAJ en schreef al in 1937 een kritisch werk tegen het fascisme: Het Bruine Bolsjevisme. Uit die titel blijkt onmiddellijk wat de opvattingen van Peeters waren over de twee totalitaire systemen die in de jaren dertig stilaan op het hoogtepunt van hun macht kwamen. Peeters was een conservatief, ultramontaan katholiek die een onwrikbaar geloof had in God en Vaderland. Hij kon zich een korte tijd schuil houden voor de Duitse bezetter, maar werd in 1941 verraden en gearresteerd. In januari 1942 kwam hij terecht in Sachsenhausen.

Het is de grote verdienste van Lukas De Vos om deze unieke memoires een tweede leven te geven. Door de hertaling is het bijzonder leesbaar en De Vos voegde aan het boek van iets meer dan 200 pagina’s nog 150 bladzijden notities toe, die de tekst van Peeters verduidelijken waar nodig en vooral contextualiseren.

Uithongeringskamp Sachsenhausen

De getuigenis zoals Peeters die neerschreef net na de oorlog is van een immens belang. Sachsenhausen was geen vernietigingskamp voor Joden zoals Auschwitz, waar het grootste deel van de gedeporteerden meteen na aankomst vermoord werd. In het kamp waar Peeters 40 maanden zou doorbrengen waren vooral politieke gevangen opgesloten. Zij werden niet meteen geëlimineerd, maar bewust verzwakt door uithongering. Ze stonden bloot aan een bijzonder wreedaardig systeem van geweld en vernedering, dat er op uit was de gevangenen te ontdoen van elke menselijkheid.

Peeters beschrijving van het dagelijkse geweld van de kampbewakers en SS is bij momenten ondraaglijk. Maar ze geven wel een duidelijk antwoord op de vraag waarom gevangenen nooit in opstand kwamen. Want uiteindelijk waren die wel numeriek in de meerderheid. Het relaas van Peeters laat duidelijk zien waarom het zelfs niet mogelijk was om aan enige vorm van georganiseerd verzet te denken. Het geweld was de hele tijd aanwezig, totaal en willekeurig. Een verkeerde blik was al genoeg om doodgeslagen te worden door sadistische bewakers, die een even absurde als dodelijke discipline deden heersen in het kamp.

Peeters vertelt hoe de ondervoede gevangenen elke dag urenlang onbeweeglijk op het appel moesten staan, nauwelijks gekleed tegen de ijzige kou. En nadien als in een ballet bedacht door een gekke sadist honderden keren hun muts op en af moesten zetten of gaan neerliggen op de ijzige grond. De gevangenen moesten eindeloze wandelingen maken op een speciaal aangelegde piste met gevarieerde ondergrond om schoenen te testen. Urenlang in de vrieskou liederen zingen voor de kampcommandant of het verplicht bijwonen van wrede executies en martelingen: aan de sadistische verbeelding van de losgeslagen nazi’s kwam geen einde.

Riefenstahl

De Vos veranderde de titel van het boek van Peeters en noemde het Mijn Triomf van de Wil. Die titel verwijst naar de bekende propagandafilm van de nazi-cineaste Leni Riefenstahl, maar het boek is er in al zijn rauwheid de exacte tegenpool van.

Wel is het ook de wil van Peeters, zijn onwrikbare overtuiging, die hem toeliet om de hel van Sachsenhausen te overleven. Het is zijn vasthouden aan het katholiek geloof dat hem door de moeilijkste momenten doorhelpt. Peeters zoekt ook contact met gelijkdenkende gevangenen en slaagt er zelfs in clandestiene misvieringen te organiseren.

De lezer kan zich soms verbazen over Peeters’ bij wijlen obsessionele politieke opvattingen. Over communistische medegevangenen kan hij geen goed woord zeggen; hij zet ze op het zelfde niveau als de nazi’s. Russen beschrijft hij als een haast minderwaardige mensensoort en van enig antisemitisme is hij ook niet vrij te pleiten. Dat belet allerminst dat dit een bijzonder belangrijk boek is. Peeters geeft niet alleen een pijnlijk juiste beschrijving van het diabolische Duitse concentratiekampensysteem. Alleen al daarom zouden bepaalde pagina’s verplichte lectuur voor scholieren moeten zijn, nu er nauwelijks nog levende getuigen zijn.

Massamoordenaar Albert Speer

Maar het werk van Peeters heeft niet alleen daarom een grote historische betekenis: hij toont aan dat in opdracht van Albert Speer duizenden gevangen door uitputtend werk aan hun einde kwamen en aarzelt niet om Speer een massamoordenaar te noemen. Zijn gegrond oordeel staat haaks op het beeld dat sommige voorname historici ophangen van Speer als een van de mildere nazi’s. Peeters beschrijft onverbiddelijk de vreselijke gevolgen van de slavenarbeid die in Sachsenhausen in opdracht van Speer gebeurde.

Dodenmars

Ook zijn gedetailleerde beschrijving van de dodenmars bij de ontruiming van het kamp is belangrijk, omdat er weinig getuigenissen bestaan van het vreselijke orgelpunt dat de nazi’s zetten aan het einde van de oorlog. De dagenlange mars van totaal uitgeputte gevangenen die bij de minste misstap neergeschoten worden en als afval langs de kant van de weg achtergelaten houden pas op als het Russisch leger te dicht genaderd is en de SS’ers op de vlucht slaan. Peeters getuigt net zo goed over de blinde wraak van de Russische soldaten en de wanhoop van Duitse vrouwen die liever zelfmoord pleegden dan verkracht te worden.

Flor Peeters overleefde Sachsenhausen, maar niet ongeschonden. Als nawoord bij het boek beschrijft zijn zoon hoe zijn vader er bij zijn terugkeer uitzag als een uitgemergelde vagebond. Zijn jongste zoontje liep in paniek weg. Peeters schreef zo snel mogelijk zijn herinneringen op over het kamp, maar zou er nauwelijks over spreken. Zijn trauma’s waren nochtans zeer groot: hij had nachtmerries en onverklaarbare woedeaanvallen. Zoals hij op een dag een woedeaanval kreeg omdat zijn zoon een oud stuk brood aan het konijn gegeven had. Hij rukte het uit de muil van het dier en at het zelf op. Een mens kan uit een kamp wegkomen, maar het kamp gaat nooit weg uit de mens…

Beluister ook onze podcast met auteur Lukas De Vos en Bruno Peeters, de zoon van Flor.

Luckas Vander Taelen (1958) werkte als tv-regisseur, en was voor Groen schepen, Vlaams en Europees Parlementslid en senator.

Commentaren en reacties