JavaScript is required for this website to work.

Neoliberalisme bestaat niet

Karl Drabbe13/12/2014Leestijd 6 minuten
TitelNeoliberalisme bestaat niet
AuteurMark Van de Velde
UitgeverBoom
ISBN9789089533777
Onze beoordeling
Aantal bladzijden79

Met de stakingen in het achterhoofd en de nakende syndicale acties in het vooruitzicht, het succes van een Thomas Piketty met zijn wereldwijde bestseller Kapitaal, een decennium terug nog de impact van de andersglobaliseringsbeweging en vandaag van radicaal-linkse verzetspartijen als het Spaanse Podemos of Syria in Griekenland, is het neoliberalisme niet weg te denken. Het is vijand nummer één van portemonnee en proleet. Het snijdt de middenklasse af, doet de arme armer worden en legt een abstract efficiëntiedenken op aan elke sector in de samenleving, ook de economisch niet-productieve. Doctoraatsstudenten moeten abstracte artikels publiceren in hooggekwalificeerde maar niet gelezen Engelstalige tijdschriften. Docenten aan een universiteit moeten hun eigen werking financieren … De hele samenleving is doordrongen van neoliberalisme.

Maar wat is dat nu, neoliberalisme? Drie Nederlandse auteurs beweren nu dat neoliberalisme als dusdanig niet bestaat. En niet alleen omdat niemand, maar dan ook niemand, zich neoliberaal noemt, noch omdat er niet zoiets is als een neoliberale beweging of filosofie.

De titel van het dunne boekje spreekt voor zich: Neoliberalisme: Een politieke fictie. En al snel wijzen de auteurs er op dat er ooit wel een ‘nieuw liberalisme’ heeft bestaan, maar vandaag de dag niet zoiets is als een hedendaags neoliberaal ‘verschijnsel’.

Achtereenvolgens onderzoeken de auteurs de genese van de term, bestuderen ze het ‘nieuwe’ liberalisme of ordoliberalisme zoals dat in de jaren 1920 en 1930 opgang maakte, toetsen ze het aan de politieke praxis van als neoliberale godheden afgeschilderde staatslui als Margaret Thatcher en Ronald Reagan, en zoeken ze naar overeenkomsten en verschillen met neoconservatisme.

Qué?

Het interessantste hoofdstuk is wel het eerste, waarin de auteurs op zoek gaan naar de opkomst van de ‘term’ neoliberalisme. Ze stellen onder meer vast dat een ‘analyse van 148 artikels die tussen 1990 en 2004 in wetenschappelijke tijdschriften verschenen, wees uit dat in 69% niet eens een poging werd gedaan de term te definiëren – een percentage dat in de loop der jaren alleen maar omhoog is gegaan.’

Tja, als dat zo is, waar sta je dan inderdaad ook als auteur? Hoe kan je een boekje wijden aan iets dat niet gedefinieerd is. Maar ook: als je niet alle literatuur hieromtrent achter de kiezen hebt.  (De auteurs hebben bijvoorbeeld niet Michel Foucaults Biopolitiek gelezen, dat toch minstens de voorwaarden voor neoliberalisme omschrijft.)

Wat marxisme is of christendemocratie, weten we. Natuurlijk kun je filosoferen over of geschillen van interpretatie van die ideologieën. Maar als neoliberalisme een ideologie zou zijn, wat is het dan? Het lijkt wel een containerbegrip zoals fascisme, een etiket waar ook graag mee gegrossiert wordt. Al bestaan er meters publicaties waarin de fascistische ideologie gemunt, omschreven en gedefinieerd wordt, en waar stilaan een consensus is ontstaan rond enkele essentiële kenmerken en uitgangspunten. Is neoliberalisme dan het containerbegrip dat fascisme moet aflossen? De onderzoekers van hoger aangehaald artikel: neoliberalisme ‘has become a conceptual trash heap capable of accommodating multiple distasteful phenomena without much argument as to whether one or the other component really belongs’. (blz. 14)

Oostenrijkse en Zwitserse bergen

Wat het neoberalisme in feit is, we weten het niet. Dat er een universele afkeer voor bestaat is een feit.

En dus grijpen de auteurs naar het verleden. Om tot de vaststelling te komen dat het ‘nieuwe liberalisme’ van het interbellum, het ordoliberalisme van de Oostenrijkse School, ondermeer beleden door de legendarische Friedrich August von Hayek en een jonge Milton Friedman, een strak pleidooi hield voor een organiserende en sturende rol van de overheid. Voor de economie, inderdaad. De staat die de voorwaarden moet scheppen en onderhouden om de vrije markt een plaats te geven. Dat was en is een van de uitgangspunten van de wereldwijd verfoeide Mont Pelerin Society, die van bij haar oprichting de vrije markt haar plaats wilde gunnen en vooral het collectivisme bestreed van socialisme en totalitaire bewegingen en regimes – de jaren ‘30, weet u wel. Dat nieuwe liberalisme van onder anderen Alexander Rüstow wou het verschil maken, en het liberalisme – als ideologie – een toekomst gunnen in een door collectivistische waanzin verduisterde ideeënwereld. Wie het neoliberalisme als de grote boeman ziet, zou schrikken dit inleidende en vlot geschreven werkje te lezen: de wijze liberale heren waren zelfs tegen spontaan ontstane monopolies. Meer zelfs: in de lijn van het algemeen minder bekende maar zo mogelijk belangrijker werk van Adam Smith, A Theory on Moral Sentiment, waren de ordoliberalen voorstander van een duidelijk ‘wettelijk, ethisch en institutioneel raamwerk. Zonder (hetwelk) degenereert het kapitalisme en verpolitiekt de economie.’ Neoliberalen die afstand namen van de laissez faire en zowaar de staat een plaats gaven, warempel!

Maggy en Ronny

Komen we dan bij Thatcher en Reagan. De eerste, een middenstandsdochter, predikte als premier de waarden die ze als jonge meid van thuis had meegekregen: spaarzaamheid, eigen verantwoordelijkheid, zelfredzaamheid en ondernemingszin. Neoliberalisme? Tja, ze brak de vakbonden en staatsmonopolies, remde de groei van de overheidsuitgaven; ze liberaliseerde en privatiseerde – maar ze raakte niét aan de sociale zekerheid. En ze was eerder radicaal – ‘libertair-conservatief’, leerde ik op de universiteit – dan conservatief. Maar haar bijbel was – naast de authentieke – The Constitution of Liberty van Hayek.

En hoe neoliberaal kun je haar soulmate noemen, Ronald – Tear Down that Wall – Reagan. Onder hem groeide het overheidsbeslag spectaculair, niet het minst door de zware investeringen in het militaire apparaat. Hij duwde de Sovjet-Unie op de knieën, en verlaagde de belastingen. Als dat laatste ‘neoliberaal’ is, is dat toch moeilijk te verzoenen met een uitspraak uit 1981: ‘I did not come here to balance the budget – not at the expence of my tax cutting program and my defense program’.

Kapitalisten, neocons of gewoon ondernemers?

Zijn de ‘kapitalisten’ dan de echte neoliberalen? Die verantwoordelijk zijn voor vermarkting, commercialisering, toename van egoïsme, voor het feit dat de rijken almaar rijker worden en de armen alsmaar armer? Links riep dat al in de jaren 60 en 70 … Neoliberalisme heeft voor links de boksbal van het kapitalisme overgenomen.

Of zijn het de – ondertussen haast van de politieke tribune verdwenen – neoconservatieven? Wie het militaire apparaat zo wil uitbouwen dat het overal ter wereld de westerse markteconomie en democratie moet uitdragen, kan bezwaarlijk een minarchistische neoliberaal worden genoemd, zeker niet als je weet dat het net de neoconservatieven zijn die de sociale zekerheid – hoe beperkt ook in de States – willen behouden.

Ondernemers zijn het zeker ook niet, neoliberaal. Veel meer dan voor een ongebreidelde globalisering, individualisering en afbouw van de staat, gaan zij voor het eigenbelang. Als dat gerealiseerd wordt, kijken ze vaak niet verder. Milton Friedman noemde hen al ‘“extremely farsighted and clearheaded” wanneer het voortbestaan van hun eigen onderneming op het spel staat, maar van zodra het om het ondernemingsklimaat in het algemeen gaat, zijn zij “incredibly shortsighted and muddleheaded”.’ Zuiver liberale economieën bestaan nergens, haast overal betreft het een mengvorm omdat ‘liberalisering en privatisering vaak zo halfslachtig zijn doorgevoerd’ waardoor ‘de funeste afhankelijheid tussen politiek en bedrijfsleven’ ontstaat waar de ‘nieuwe liberalen’ (zie hoger) al tegen tekeer gingen.

Marktisme

Naar het einde van het boekje hebben de auteurs hun punt wel duidelijk gemaakt. Neoliberalisme bestaat niet. Niet als ideologie, niet als systeem, niet als verschijnsel. In het slot bepleiten de auteurs méér liberalisme, meer vrijheid, meer marktdenken als oplossing voor de zich vandaag stellende problemen. Want dan zouden ook de armen minder arm worden, parrallel met de – inderdaad – steeds rijker wordende rijken.

Wat rest dan nog van het neoliberalisme? Er mag dan wel geen verschijnsel of ideologie zijn. Er is toch een alomtegenwoordig, universeel en gemiddeld niet gecontesteerd inherent, subtiel geloofssysteem waar zelfs sociaaldemocratische en socialistische partijen in het Westen niet aan ontsnappen. Vermits de anti-antineoliberale auteurs geen poging ondernemen, ga ik te rade bij het boek Marktisme van Jean-Pierre Rondas, Walter Weyns e.a. (Pelckmans, 2013). Eén paragraaf uit de inleiding zegt waar het op staat, dat marktisme, dat – ook al gezien de woordspeling – meer zegt over de dominante denktrant die dus geen neoliberalisme mag worden genoemd. ‘Mensen streven op een rationele manier hun eigenbelang na. (…) Maar deze grondidee (werd) als dé norm vooropgesteld. De norm voor alles en nog wat. (…) overal. Alsof alle levenssferen onder het protectoraat zouden moeten komen van het Grote Imperium Economie. Alsof een mens niet meer is dan een homo economicus. Alsof hij, indien hij vandaag nog wil meetellen, zijn geest en zijn ziel moet inleveren voor een rekenmachine.’ Marktisme als een reductionistisch economisch in cijfertjes uitdrukbaar denken, met andere woorden. Geen ideologie, maar ‘een damp hangt over Europa en de wereld, een penetrante, zure lucht die het vrije ademen bemoeilijkt en in je kleren kruipt. (…) Als damp van deze tijd is het marktisme nauwelijks grijpbaar , maar daardoor grijpt het juist gemakkelijk in alles door.’ Wie het inademt,’ stelt Walter Weyns, ‘ziet de wereld op zijn kop. Of toch de wereld der waarden’.

Lezen, of niet?

Neoliberalisme: een politieke fictie is géén ‘mustread’, tenzij u meer wil weten over de geschiedenis van ‘het’ liberalisme of toch van enkele liberale bewegingen en strekkingen. Maar daar zijn daar weer andere, dikkere boeken over. Het boekje heeft als grootste waarde dat het het nieuwe of ‘ordoliberalisme’ en de geschiedenis van de Mont Pelerin Society kort weergeeft. En dat het erg helder is geschreven, dat is ook veel waard, net als de beperkte omvang! Want tijd is geld, nietwaar?

Karl Drabbe is uitgever van ERTSBERG. Hij is historicus en wereldreiziger en werkt al sinds 1993 mee aan Doorbraak.

Commentaren en reacties