Oppenheimer: duizelingwekkende achtbaanrit op het snijvlak van wetenschap en politiek
Flitsend en intens. Dat is de indruk die Oppenheimer achterlaat, de nieuwste film van Christopher Nolan.
Flitsend en intens. Dat is de indruk die Oppenheimer achterlaat, de nieuwste film van Christopher Nolan. In een duizelingwekkende achtbaanrit van maar liefst drie uur (!) volgen we de ambitieuze wetenschapper Robert Oppenheimer (1904–1967), gespeeld door Cillian Murphy. We zien hem worstelen met zijn geweten, nadat het Amerikaanse leger hem aanstelt om de atoombom te ontwikkelen: het ultieme wapen en de ultieme geopolitieke troefkaart. Tegenover hem staat admiraal Lewis Strauss, de antagonist van deze film, gespeeld door Robert Downey Jr.
Oppenheimer begrijpt het doel van de kernbom en ziet dat de ontwikkeling noodzakelijk is, om de As-mogendheden tot overgave te dwingen en de Tweede Wereldoorlog te beëindigen. Gaandeweg stelt hij zijn blik scherp op het doel dat schuilgaat áchter die directe aanleiding: het intimideren van de Sovjet-Unie in de daaropvolgende Koude Oorlog.
Principes
De film kruipt diep in zijn huid en laat zien hoe afgedwongen strategische overwegingen botsen met verheven humanitaire principes. Oppenheimers worstelingen tonen hoe de pijnlijke noodzaak schril afsteekt tegen zijn morele plicht als wetenschapper. Kan de maker van een wapen verantwoordelijk worden gesteld voor hoe het wapen uiteindelijk wordt ingezet? Deze vraag veroorzaakt een oplopende gewetensnood. Al snel worden barsten zichtbaar.
Die barsten gaan dieper dan zijn beroepsmatige opvattingen: ook zijn politieke overtuigingen en zelfs zijn huwelijksband raken verscheurd. Hij wordt heen en weer geslingerd tussen een oprechte sympathie voor communistische ideeën, en tegelijk het meemarchanderen met het politieke establishment om zijn wetenschappelijke loopbaan te bevorderen.
Murphy brengt Oppenheimer tot leven als een ambitieuze, leergierige man, die zelfs het Sanskriet bestudeert en er een communistische minnares op nahoudt. In die affaire vallen de woorden die later profetisch zouden woorden: ‘Now I am become death, destroyer of worlds.’ Dat citaat uit de Hindoeïstische Bhagavad-Gita sprak hij uit toen de bom op 16 juli 1945 werd getest. Met zijn droge lippen lijkt hij ook daadwerkelijk op een menselijke incarnatie van de dood.
Vernedering
Over deze ‘talenknobbel’ moet hier een kritische noot worden gekraakt. De hoofdpersoon geeft in Leiden een voordracht die in het Nederlands zou zijn. Helaas hoort de filmkijker duidelijk dat Murphy Duits spreekt. Een gemiste kans en een stevige schoffering voor Nederlandstalige kijkers!
Ook op ideologisch vlak zijn kritische kanttekeningen nodig. De verschuiving van een bipolaire naar een multipolaire wereldorde en het opnieuw oplaaien van geopolitiek conflict tussen Oost en West, maken deze film over de ontwikkeling van atoomwapens actueel. Er ligt echter een propagandistisch, Amerikaans patriottisme over de film. Daarbij worden enerzijds Rusland, Stalin en het communisme neergezet als bedreigingen. Anderzijds poogt Nolan de communisten op Amerikaanse bodem juist sympathiek te maken, al was het maar omdat Oppenheimer daadwerkelijk sympathiseerde met hen.
Waterstofbom
Het is de vraag of dat is gelukt. Was Oppenheimer oprecht een loyale en integere wetenschapper die openhartig en vrijelijk zijn gedachten uitsprak? In de eindeloze verhoren waaraan hij wordt onderworpen, blijkt dat hij instemde met de atoombom als een noodzakelijk kwaad, maar de waterstofbom afwees als te destructief. De onderliggende logica – die om politieke redenen een grote rol inneemt in het verhaal – blijft ambivalent, en daarmee ook de ware intenties van de hoofdpersoon.
Beide grootmachten hadden immers al genoeg kernwapens om elkaar ruimschoots te vernietigen. Het is onduidelijk wat de waterstofbom nu precies toevoegde, en waarom dit zo’n cruciaal verschil van inzicht opleverde. Zoals als in de film ook letterlijk wordt gezegd: je kunt verdrinken in een plas of in een nóg diepere plas, maar het resultaat verandert niet.
Toenadering
Die kritiek wordt sterker wanneer we zien dat Lewis Strauss, zoals aangegeven de ‘bad guy’ van de film, nucleaire suprematie gelijkstelt aan nationale soevereiniteit. Het enige alternatief op een overwicht qua vernietigingskracht, zo zegt hij letterlijk, is een wereldregering. Terwijl Oppenheimer juist consistent toenadering tussen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie bepleit.
Oppenheimer spreekt hoopvol en bemoedigend over ‘het ideaal van Roosevelt’. Dat ideaal benoemt hij als wereldwijde verbroedering onder vlag van de Verenigde Naties. Tel je deze zaken op, dan lijkt het alsof de film het communisme demoniseert om zo de kijkers het huidige streven naar een wereldwijde eenmaking onder de globalisering, niet te laten herkennen als communisme.
Acteerwerk
Hier staat tegenover dat de karakters goed zijn gecast, de dialogen zijn ijzersterk en het acteerwerk is briljant. Deze film weet daadwerkelijk drie uur te boeien. Om dat te illustreren, nu de sterkste scene. ‘Your invention helped to bring our boys home’, hoort Oppenheimer van president Truman. Hoewel dat het bestaansrecht van de bom onderstreept, worstelt de wetenschapper met gewetenswroeging: ‘Meneer de president, ik voel me bezwaard. Ik voel dat ik bloed aan mijn handen heb.’ Hierop trekt Truman een zakdoekje uit zijn vest en werpt die nonchalant toe. De scene is een metafoor. Elke keuze in deze wereld is een politieke keuze, net zoals de beslissing om die keuze uit de weg te gaan. Élk handelen heeft consequenties – de keuze om niet te handelen ook.
Toch was de film sterker geweest in een kortere vorm. De bom gaat af en dan volgt er nog een uur aan verhoren die aanvoelen als herhaling van wat eerder is gezegd. De vraag blijft boven de markt zweven waarom Oppenheimer nu politiek moest worden afgeserveerd. Er is drie uur film nodig om dit terug te brengen tot de persoonlijke gril van een admiraal. De kijker zal na afloop de biografieën moeten induiken, om voor zichzelf te bepalen hoe overtuigend dit is.
Sid Lukkassen (1987) studeerde geschiedenis en filosofie. Hij is onafhankelijk denker, vrijwillig bestuurslid van de Vlaamse Club Brussel en inspirator van De Nieuwe Zuil. Hij schreef onder andere 'Avondland en identiteit' en 'Levenslust en Doodsdrift'. Hij promoveerde op 'De Democratie en haar Media'.
‘Delirium’ brengt de roerige periode rond de moord op Theo van Gogh weer tot leven. Het boek is echt de moeite waard!