Over extreemrechts, een onderzoeksjournalist, een historica en Alzheimer
Walter De Bock was zonder twijfel een van de meest geduchte onderzoeksjournalisten van zijn generatie. Historica Klaartje Schrijvers ontmoette hem op het einde van zijn leven, toen hij vocht tegen de ziekte van Alzheimer.
Het archief van Walter van Klaartje Schrijvers is een merkwaardig werk. Het is in tegenstelling tot wat de titel laat vermoeden geen boek over het archief dat onderzoeksjournalist Walter de Bock zijn leven lang samenstelde en naliet aan de Leuvense universiteitsbibliotheek. Het is ook geen biografie over hem. En het is ook geen samenvatting van het doctoraat van de auteur. Maar daar komen we wel veel over te weten, alsook over de mens De Bock en zijn archief. Een veellagig verhaal dus.
Florimond Damman
Klaartje Schrijvers kwam in aanraking met De Bock toen ze haar doctoraat schreef over de moeilijk te doorgronden wereld van de extreemrechtse ‘neo-articratische ‘ elite die na de Tweede Wereldoorlog streefde naar een conservatief Europa. ‘Het is op jouw doctoraat dat mijn archief heeft zitten wachten!’ zal De Bock haar zeggen.
Hij spreekt haar onder meer over de Gentenaar Florimond Damman, een bijzonder interessante sleutelfiguur die vanuit rechtse milieus netwerken probeert op te zetten om van Brussel het centrum te maken van een beweging die conservatief christelijk is, virulent anticommunistisch maar niet besmet door de collaboratie. ‘L’Europe sera de droite ou ne sera pas’, was een van zijn uitspraken. Kenmerkend voor de kringen waarin Damman verkeerde is een diep wantrouwen tegenover de democratie, het afwijzen van algemeen stemrecht en een streven naar een haast feodaal maatschappelijk model.
Ultieme Hallucinatie
Florimond Damman lag mede aan de basis van de Brusselse ‘Cercle des Nations’. De Bock geeft aan Schrijvers een lijst van de leden hiervan. De manier waarop hij die zelf naar eigen zeggen gekregen had, is op het randje van het geloofwaardige: een rechter zou die toevallig gevonden hebben in het bekende Brusselse café ‘De Ultieme Hallucinatie’ en daarna De Bock gecontacteerd hebben. Dat soort vreemde anekdotes droeg bij tot het imago van De Bock, als een bijwijlen wereldvreemde onderzoeksjournalist, die zich graag in een waas van geheimzinnigheid hulde. Soms verdween hij dagenlang zonder enige uitleg van de redactie van De Morgen waar hij werkte, om dan weer al even onverwacht op te duiken met exclusieve onthullingen.
Schrijvers ziet raakvlakken tussen het wetenschappelijk historisch onderzoek dat zij beoefent en onderzoeksjournalistiek, met principiële twijfel, intuïtie en aandacht voor details als essentiële onderdelen van beide domeinen. De methodes van De Bock waren bijwijlen onorthodox, omdat hij officiële versies in vraag stelde om de waarheid naar boven te brengen. Door haar contacten met hem krijgt Schrijvers een goed beeld van die methodes. Voor de in journalistiek geïnteresseerde lezer zijn deze passages en de uitweidingen van de auteur over historisch onderzoek bijzonder relevant.
Met het Staatsblad op vakantie
De Bock was gedreven door een zelfopgelegde missie om de democratie te verdedigen door het ontmaskeren van haar vijanden. Hij zou daar heel zijn leven obsessioneel mee bezig zijn. Hij was niet op zoek naar roem of primeurs maar wou begrijpen wat er echt achter de schermen aan de hand was, en waarom dit gebeurde. De Bock was een gepassioneerd lezer van het Staatsblad, op zoek naar verbanden tussen politici, vzw’s en bvba’s. Zijn idee van vakantie was om met een schaar op het strand het Staatsblad en kranten te verknippen en zijn fiches bij te werken. Zo groeide zijn magnum opus: honderden dozen met fardes en fiches, een gigantisch archief gecreëerd door één man.
Schrijvers leert van de methodes van De Bock: hij stelde biografieën op van belangrijke spelers en zag het belang van chronologieën om verbanden te kunnen leggen tussen ogenschijnlijk los van elkaar staande feiten. Alsof hij met een grote spot licht wilde laten schijnen op mensen die liever in het verborgene functioneren. Zijn linkse overtuiging belette hem niet om ook de socialistische partijen aan te pakken. Zijn gedreven onderzoek naar het Agustaschandaal kostte Willy Claes zijn topjob bij de NAVO.
VDB
De Bock heeft altijd beseft dat politiek en bedrijfsleven aan elkaar verbonden zijn. De Cercle des Nations bevestigde zijn stelling: de club wordt snel de ontmoetingsplaats bij uitstek van bedrijfsleiders en conservatieve politici. Hier werd de basis gelegd van een frauduleus project in Saoudi-Arabië, waarbij zelfs het Belgische koningshuis betrokken was. Walter De Bock bracht het schandaal uit dat Wilfried Martens in zijn memoires ‘een donkere bladzijde’ uit zijn politieke loopbaan noemde. Het was ook in de Cercle des Nations dat Charlie De Pauw Paul Vanden Boeynants kon overtuigen van zijn Manhattan-plan waarvoor de Brusselse Noordwijk tegen de vlakte ging. VDB zou vaak te maken krijgen met Walter De Bock. Met een vanuit de Staatsveiligheid gelekt dossier over hoe VDB als minister van Defensie private zakenbelangen in Hongarije vermengde met politiek, torpedeerde De Bock de kansen van VDB om secretaris-generaal van de NAVO te worden.
Snuffelschandaal
Soms raakte De Bock ook onwelriekende internationale zaken aan. Weinig gekend is dat hij bij de Franse uitgeverij Gallimard een onthullend boek publiceerde over de wapenhandel tijdens de Iran-Irak-oorlog (1980-’88). Blijkbaar lag dit voor bepaalde betrokken partijen gevoelig, want bijna alle exemplaren werden opgekocht door de Franse industrieel Serge Dassault, die erin verwikkeld was en er zo voor zorgde dat bijna niemand het boek kon lezen.
De Bock bewees zijn ongeëvenaarde waarde als journalistieke speurder met zijn artikels over het zogenaamde ‘Snuffelschandaal’. Hij vertelde het onwaarschijnlijke verhaal hoe de Franse firma Elf zich voor vele miljoenen had laten oplichten door fantasten die beweerden een techniek te hebben ontwikkeld om met vliegtuigen olie op te sporen. Ook hier kwam Florimond Damman in beeld, wat de onthullingen van De Bock over de duistere netwerken rond de Cercle des Nations nog wat geloofwaardiger maakt.
Zwarte Baron
Haar bewondering voor De Bock verhindert Schrijvers niet om het ook over zijn uitschuivers te hebben. De meest bekende is zijn artikelenreeks over de ‘zwarte baron’, de Bonvoisin, die hij linkte aan extreemrechtse milieus. Schrijvers gelooft dat De Bock het slachtoffer werd van manipulatie, door een gelekte nota. Misschien werd zo verhinderd dat Staatsveiligheid en journalisten grondig hun werk konden doen door het discrediteren van getuigenissen. Schrijvers onthult dat De Bock later de Bonvoisin verschillende keren zou ontmoeten. ‘In ieder geval typeerde het Walter om over ideologische grenzen naar de waarheid te zoeken. Als je tegenstanders wil begrijpen en doorgronden, moet je ook bereid zijn om naar hen te luisteren,’ schrijft ze.
De Bock had uiteraard veel tegenstanders. Regelmatig doken ongefundeerde verdachtmakingen tegen hem op, dat hij op de payroll van Staatsveiligheid zou gestaan hebben en doelgericht valse informatie verspreidde. En er was ook tegenkanting ook in media, toen bijvoorbeeld Knack zijn onthullingen over de moord op Cools belachelijk maakte. Het verband met kabinet-Van der Biest dat De Bock legde blijkt echter juist te zijn, maar op excuses van zijn criticasters moest De Bock niet rekenen.
Censuur in de archieven
‘Het archief van Walter’ bevat ook relevante informatie over domeinen waarmee historisch onderzoekers als Schrijvers te maken krijgen. Zo was ze bij het onderzoek voor haar doctoraat verbaasd over de weinige sporen in de Belgische archieven over extreemrechts. Terecht stelt ze dat over sommige onopgeloste sleutelmomenten in de Belgische politieke geschiedenis als de moord op Julien Lahaut of Lumumba, het Gladio-netwerk en de Bende van Nijvel bijzonder weinig terug te vinden. De Belgische staatsveiligheid houdt haar archieven hardnekkig gesloten. En soms is er ook sprake van subtiele censuur in de archieven.
Schrijvers ontdekt een voorbeeld daarvan in het Legermuseum. Het ontbreken in die verzameling van stukken over cruciale figuren uit de extreemrechtse hoek heeft volgens haar te maken met de rol die dezelfde figuren zoals Jo Gérard, Benoît baron de Bonvoisin, Richard van Wijck (de oprichter van de Cercle des Nations) zelf speelden in dit museum. Schrijvers maakt de vergelijking met het archief van De Bock, dat door sommigen als niet objectief wordt beschouwd terwijl die kritiek niet bestaat over Legermuseum dat allesbehalve objectief heeft gewerkt. Archieven, ook van officiële instanties, zijn niet per definitie neutraal stelt Schrijvers.
De vernedering van Przedborski
De Bock ging aan het einde van zijn carrière helemaal onderuit in een zaak tegen een bijzonder machtige figuur, Felix Przedborski. Hij had echter het netwerk van die man onderschat, die de hele politieke klasse in zijn zak leek te hebben en sterke banden in de diplomatie had. Przedborski spande een rechtszaak aan tegen Walter De Bock in, die hij won. Het vernietigend vonnis werd integraal in zijn eigen krant De Morgen gepubliceerd. Het was een totale vernedering voor De Bock. Schrijvers vraagt zich af of Alzheimer hem al in die periode 1995 aangetast had en zijn scherpte verminderd was. Zijn momenten van verwarring namen steeds meer toe. Dat bleek ook toen hij in 2001 een slecht artikel over de Lumumbacommissie schreef. De Bock besefte dat ook en klaagde erover dat hij zich niet meer kon concentreren.
Alzheimer
Klaartje Schrijvers ontmoette Walter De Bock op het einde van zijn leven, toen hij langzaam ten onder ging aan de ziekte van Alzheimer. De onderzoeksjournalist die zoveel wist, begon langzaam te ‘ontweten’ zoals Schrijvers dat op een gevoelige manier benoemt. En besefte dat ook. De scènes zijn indrukwekkend wanneer zij de toenemende vergeetachtigheid en verwarring van De Bock beschrijft. Op café is hij vergeten wat hij wil als de ober dat vraagt. Hij weet niet meer waar hij medicatie gestopt heeft. Schrijvers moet hem uitleggen hoe hij naar huis moet. Hij weet niet meer hoe hij zijn boekentas moet sluiten of hoe hij zijn mantel moet aandoen. Als zij na een telefonische afspraak bij hem aanbelt, blijkt De Bock dat totaal vergeten.
Meer en meer valt hij ten prooi aan extreem wantrouwen en paranoia. Hij begint te geloven dat hij vergiftigd is. En komt zelfs terecht in een psychiatrische instelling, waaruit hij door familie en vrienden wordt ontvoerd.
Het vreselijke drama van Walter De Bock, beseft Schrijvers snel bij haar eerste ontmoetingen met hem, is dat hij door zijn ziekte het contact met realiteit en de waarheid verliest. Hijzelf begint te beseffen dat hij zijn eigen hersenen niet meer kan betrouwen. Schrijvers weet dat zijn persoonlijkheid al voor een deel verdwenen is, dat ze hem nooit zal kennen zoals hij geweest is. En dat ze nooit zal genieten van zijn legendarisch gevoel voor humor, waarover iedereen getuigt die hem in zijn goede jaren gekend heeft.
Hugo Camps zou na zijn dood over hem schrijven: ‘Zijn hartstocht voor het vrije woord was onblusbaar. Tot het zachtjes begon te sneeuwen in zijn hoofd.’ Het boek van Klaartje Schrijvers is een al even mooi eerbetoon aan een van de grootste onderzoeksjournalisten van zijn tijd. Het had wel een mooiere uitgave verdiend dan als pocket. Foto’s en enige reproducties van de artikels van De Bock hadden niet misstaan. Jammer is ook het totaal ontbreken van voetnoten, een bibliografie en een index. Die zouden het boek een grote bijkomende waarde gegeven hebben als naslagwerk.
Luckas Vander Taelen (1958) werkte als tv-regisseur, en was voor Groen schepen, Vlaams en Europees Parlementslid en senator.
Walter Grootaers kijkt terug op leven en carrière met De Kreuners, die het Nederlands introduceerden in de rock-‘n-roll in Vlaanderen.