Rode Hongersnood – Stalins oorlog tegen Oekraïne
Titel | Rode Hongersnood |
---|---|
Subtitel | Stalins oorlog tegen Oekraine |
Auteur | Anne Applebaum |
Uitgever | Ambo | Anthos |
Onze beoordeling | |
Aantal bladzijden | 412 |
Prijs | € 29.99 |
Rode Hongersnood beschrijft de gruwelijke geschiedenis van de door het Stalinregime uitgelokte hongersnood in Oekraïne
Rode Hongersnood beschrijft de geschiedenis van de door het Stalinregime uitgelokte hongersnood in Oekraïne. Het is erg pijnlijke lectuur die kan vergeleken worden met Claude Lanzmanns televisiereeks over de Shoa. Beide tonen aan tot welke gruwel ideologische verblinding kan leiden.
Hongersnood als politiek instrument
Wat gebeurt er als je geen voedsel meer krijgt? In een eerste fase verbruikt uw lichaam de glucosevoorraad wat leidt tot een verschrikkelijk hongergevoel. In een tweede fase verbrandt het lichaam de eigen vetten. In een derde fase breekt het lichaam zijn eiwitten af en ‘eet ‘ het zijn eigen weefsel en spieren op. De ogen vallen diep in hun kassen, de buik en benen zwellen op door de verstoorde waterhuishouding in het lichaam. Dan is het lichaam zodanig zwak dat de minste aandoening de dood veroorzaakt.
Dit afschuwelijke lot ondergingen naar schatting 3,9 miljoen Oekraïners in de hongersnood – sinds een aantal decennia de Holodomor genoemd – van 1932-1933. Oekraïne verloor toen 13 % van zijn bevolking.
De auteur van Rode Hongersnood, de Poolse Anne Applebaum publiceerde reeds voorheen Gulag en Ijzeren Gordijn, waarvoor ze de Pulitzer-prijs ontving. Gekaderd in het brede, historische panorama van de Oekraïense geschiedenis van 1917 tot 1945 beschrijft Applebaum met wetenschappelijke precisie de oorzaken en het verloop van de Oekraïense hongersnood.
Haar werk is niet het eerste boek daarover. In 1986 publiceerde , op basis van een uitgebreid onderzoek aan de Harvard universiteit, zijn Harvest of Sorrow, lang dé klassieker over de Russische hongersnood. Het boek van Applebaum verschilt op twee vlakken van dat van Conquest. Vooreerst is het beter gedocumenteerd vanuit primaire bronnen. Dat komt omdat Applebaum na de implosie van het Sovjet-blok toegang verkreeg tot Oekraïense en Russische bronnen.
Ten tweede focust Applebaum sterker op de nationale dimensie van het drama. De hongersnood trof niet alleen Oekraïne maar ook streken zoals de Kuban in Noord-Kaukasië en Kazachstan. Anne Applebaum toont echter aan dat de hongersnood Oekraïne het scherpst trof. Zij spreekt van een ‘hongersnood in de hongersnood’. —Stalin en zijn omgeving wilden met de georganiseerde hongersnood ook komaf maken met het Oekraïense autonomiestreven—. De grondigste manier daartoe was het uitroeien van de sociologische basis ervan: de brede boerenstand.
Links nationalisme
Applebaum begint haar analyse in 1917, het jaar van de communistische machtsgreep in Sint-Petersburg. De jaren die hierop volgden, worden gekenmerkt door politieke chaos, internationale interventies, burgeroorlog en wreedaardig oorlogscommunisme.
De Oekraïners slaagden er met de hulp van Polen in voor een korte tijd een onafhankelijke staat te vestigen. De staat werd geleid door een Centrale Rada en was radicaal-links, maar niet bolsjewistisch. In de burgeroorlog tussen de Witten en de Roden geraakte deze Oekraïense staat geplet tussen die twee partijen en uiteindelijk wisten de bolsjewisten hun macht in Oekraïne te consolideren.
Het oorlogscommunistisch regime in de jaren 1919-1923 blonk uit door een brutale uitbuiting van het platteland ten voordele van het Rode Leger, het stedelijk proletariaat en de communistische bureaucraten. Dit leidde tot een eerste hongersnood, een voorproefje van wat de arme Oekraïners tien jaar later te wachten stond. Het regime liet toen wel massale internationale hulp toe, wat de hongersnood enigszins lenigde.
Na de burgeroorlog en het oorlogscommunisme volgde er een relatief liberale periode waarin een bescheiden marktwerking werd toegestaan en waarin een Oekraïniseringsbeleid werd gevoerd waardoor de eigen aard van de Oekraïense cultuur (taal, literatuur, onderwijs) tot volle ontwikkeling kwam.
Dat veranderde vrij bruusk in 1928. Stalin eiste van het vruchtbare Oekraïne steeds grotere graanopbrengsten om de steeds grotere groep van industriële arbeiders te voeden en vooral om te exporteren en zo deviezen te verwerven voor de aankoop van buitenlandse industriële producten. Stalin geloofde rotsvast dat een spectaculaire schaalvergroting van boerderijen zou leiden tot een wonderlijke verhoging van de productie. Een schaalvergroting van private boerderijen was ideologisch uit den boze, dus koos hij voor een grootschalige collectivisatiecampagne in heel de Sovjet-Unie.
In 1929 en 1930 begon een hevige campagne tegen de ‘koelakken’. Onder deze term wordt meestal ‘grootgrondbezitters’ of ‘grote boeren’ verstaan. Er bestond echter geen strikte definitie van de term. In de praktijk kon iedereen die politiek verdacht of ongewenst was, beschuldigd worden een ‘koelak’ te zijn.
Platteland als concentratiekamp
Honderdduizenden koelakken werden uit hun boerderij gezet en op transport gezet naar de groeiende Goelag-archipel. Achteraf gezien waren deze sukkelaars nog goed af. Hun overlevingskansen bleken groter dan die van de achterblijvers in Oekraïne.
De collectivisering op het platteland leidde echter tot veel verzet, dikwijls gewelddadig, maar leidde vooral tot een complete desorganisatie van de landbouwproductie. Boeren die sinds generaties vertrouwd waren met het land en wisten hoe en wanneer ze dit moeten bewerken en welke gewassen hoorden bij welke gronden, werden brutaal vervangen door onbekwame bureaucraten aan de leiding van de collectieve boerderijen. Dit leidde tot een dramatische daling van de productie.
Een woedende Stalin stuurde daarom een leger van activistenbrigades (KOMSOMOLS, studenten, partijleden, soldaten, maar ook gewone criminelen) af op de boeren met het bevel alle voedsel in privéhanden aan te slaan. Honderdduizenden gezinnen werden beroofd van hun zaaigoed, van hun vee, van hun groenten, kortom van alles wat eetbaar was.
Families werden gemarteld, verkracht en doodgeslagen ten einde bekentenissen af te dwingen over eventueel verborgen voedsel. Heel wat boeren sloegen op de vlucht ten einde zich te redden in de anonimiteit van de steden. Stalin liet echter de Oekraïne afsluiten zodat dit gebied veranderde in een gigantisch concentratiekamp waarin de plattelandsbevolking de hongerdood werd ingedreven.
De Oekraïense hongersnood was dus geen natuurramp maar een politiek georganiseerde massamoord ten einde van een lastige klasse, de boerenklasse, voorgoed van af te geraken. Samen met de boerenstand pakte Stalin ook de culturele elite van Oekraïne aan. Zij werden massaal beschuldigd van ‘bourgeois-nationalisme’ en werden ofwel geëxecuteerd of naar de Goelag gestuurd. Na 1933 was Oekraïne nog een schaduw van zichzelf. Een uitgedunde, gedemoraliseerde en verhongerde plattelandsbevolking waarvan de culturele elite bijna helemaal geëlimineerd was.
Marxistische ‘classocide’
Onwillekeurig dringt zich een vergelijking op tussen de aandacht die aan de Holocaust wordt besteed en aan de Holodomor (maar) wordt besteed. Voor wat het waard is: de zoekterm Holocaust leidt tot 900 000 resultaten op Google, de term Holodomor amper tot 157 000. Nochtans zijn er heel wat gelijkenissen tussen beide massamoorden.
In beide gevallen is er sprake van miljoenen doden: tussen 5,5 en 6 miljoen voor de Holocaust, tussen 3,9 en 4,5 miljoen voor de Holodomor. In beide gevallen gaat het om een gewilde, geplande en grotendeels ideologisch gedreven massamoord.
Maar er is ook een verschil. In de Holocaust werden mensen vermoord omdat ze tot een bevolkingsgroep, een ‘ras’, behoorden. Omdat ze de verkeerde ’genos’ hadden. De Oekraïense boeren werden niet uitgehongerd omdat ze Oekraïners waren, wel omdat ze tot de verkeerde sociale klasse behoorden. Naast genocide bij de nationaalsocialisten zou men van ‘classocide’ bij de marxisten kunnen spreken.
De vraag blijft waarom er, niettegenstaande de grote gelijkenissen tussen de twee massamoorden, er zoveel meer aandacht is voor de Holocaust dan voor de Holodomor. Hiervoor bestaan er ongetwijfeld objectieve redenen.
Ten eerste gebeurde de Holocaust zowat onder onze neus. Herman Van Goethems boek 1942 illustreert dat ten overvloede. Ten tweede werd de Holodomor in Oekraïne ondergesneeuwd door latere, even verschrikkelijke, gebeurtenissen: de inval van nazi-Duitsland, de ‘wilde’ Jodenmoorden in Oekraïne, de collaboratie van sommige Oekraïners met nazi-Duitsland. Deze latere gebeurtenissen hebben de herinnering aan de Holodomor deels verdrongen. Ten derde: tot 1989 had men geen toegang tot de primaire bronnen in Rusland en Oekraïne over de Holodomor.
Men kan echter niet ontkennen dat er ook een subjectieve factor bestaat. Voor de marxisten in het Westen, die stevig vertegenwoordigd zijn aan de universiteiten en in de mainstream pers, zijn massamoorden zoals de Holodomor, de Killing Fields in Cambodja of de Grote sprong Voorwaarts van Mao, storende fenomenen die het monsterachtig potentieel in de marxistische ideologie akelig illustreren.
Bijgevolg worden die zoveel mogelijk weggemoffeld en wordt er vooral op de gruwel van de nazi’s gefocust die men via de killing by association altijd wel ergens met ‘rechts’ kan verbinden. In Applebaums boek wordt aangegeven hoe de Holodomor door linkse journalisten, die nauw verbonden waren met de president Roosevelt, die sympathie had voor het Sovjet-‘experiment’, werd geminimaliseerd.
De Russen lijden honger maar er is geen hongersnood, schreef de mainstream-pers van die tijd. Je kan niet alles opmerken, toch?
Bevrijdingsnationalisme versus klassenstrijd
Een laatste bedenking die opwelt bij de lectuur van Rode Hongersnood betreft de relatie tussen het linkse gedachtengoed en het bevrijdingsnationalisme. Alhoewel sommige linkse stromingen, zoals het Austro-marxisme, positief staan tegenover nationale emancipatiebewegingen, blijkt uit dit boek dat deze liefde bij mainstream-links niet oprecht is en hoogstens strategisch-opportunistisch van aard blijkt.
De communisten rond Stalin verweten de Oekraïens-gezinde communisten dat zij de nationale emancipatie voorrang gaven op de klassenstrijd. Zij werkten dus liever samen met hun eigen nationale bourgeoisie dan met de arbeidersklasse van over de grenzen.
Nationalisme betekent dus steeds klassenverraad. Uiteindelijk was dit ook het argument van de Vooruit-groep die werd opgericht als antwoord op de links-nationalistische Gravensteengroep.
Voorts zal bevrijdingsnationalisme onvermijdelijk resulteren in een verhoging van het aantal staten (Vlaanderen, Wallonië, Schotland, Catalonië, enz.). Dit betekent onvermijdelijk dat deze staten kleiner worden; een voor mainstream links een ondraaglijke gedachte omdat de ruimte waarin zij hun grootschalige herverdelingsplannen kunnen doorvoeren daardoor verkleint.
Dat verklaart waarom bijvoorbeeld de PSOE in Spanje de Catalanen niet steunt, hoewel deze behoorlijk links zijn. Een afscheiding van Catalonië beperkt hun herverdelingsmacht.
Applebaums boek kan eerlijke linkse nationalisten (zoals Ludo Abicht) aan het denken zetten. —Mainstream links en bevrijdingsnationalisme: geen evident huwelijk—. De honderdduizenden vermoorde Oekraïense nationaal gezinde communisten zijn daarvan een gruwelijk bewijs.
Boudewijn Bouckaert (1947) is emeritus hoogleraar rechten en 'law and economics' aan de Ugent. Hij was Vlaams Parlementslid voor LDD en voorzitter van de klassiek-liberale club Nova Civitas en van het Overlegcentrum voor Vlaamse Verenigingen. Vandaag is hij voorzitter van de klassiek-liberale denktank Libera!
Een groots opgezette studie in de Verenigde Staten toont aan dat de ‘hillbilly-tragedie’ van J.D. Vance reëel is: de Amerikaanse blanken boeren achteruit.