Roel van Duijn, provo-kabouter met ridderlintje
Titel | Roel van Duijn, een ziener in Nederland |
---|---|
Subtitel | provo, kabouter, schaker, politicus, bioboer, liefdesconsulent, historicus en opiniemaker |
Auteur | Marc Wildemeersch |
Uitgever | Aspekt B.V., Uitgeverij |
ISBN | 9789464628999 |
Onze beoordeling | |
Aantal bladzijden | 461 |
Prijs | € 29.95 |
Koop dit boek |
Roel van Duijn: provo en kabouter. Decennialang was hij de luis in de pels van politiek Nederland. Een biografie over deze koppige 80-er.
Roel van Duijn zei u? Of de naam van de nu 80-jarige Nederlander nog een belletje doet rinkelen bij mensen die de halve eeuw nog moeten halen? Ik zou er geen ouderwetse gulden op durven verwedden. Tenzij de lezer de laatste jaren door het diepe dal van liefdesverdriet is gegaan, en zo in contact kwam met de ex-provo, ex-kabouter, ex-wethouder van Amsterdam, schrijver, schaker, Chopin-vertolker. Van Duijn harkt nu zijn centjes samen als consultant voor mensen die ‘ermee moeten omgaan’. Met liefdesverdriet dus. Roel is ervaringsdeskundige.
Bruggeling Marc Wildemeersch vertelt in een chronologisch uitgewerkte biografie uitgebreid over het reilen en zeilen van van Duijn. Die is bij ons vooral gekend om zijn provocatieve acties uit de jaren 60 en 70. De schrijver diept de ideeën uit. Ideeën die nauwelijks of nooit tot een praktische uitvoering kwamen. Dat deert het hoofdpersonage niet echt. Van Duijn vindt zichzelf een ziener: ‘voorlopig vervult het me met trots dat ik op korte termijn tegenstand oproep, maar op langere termijn vaak mijn zin krijg.’ De windmolens zijn er toch maar mooi gekomen. Ook al vond ‘het Gemeentelijk Energiebedrijf me in 1974 een omgekeerde Don Quichotte.’ Dat er in de jaren 60 al werd gesproken over ‘alternatieve energie’, over ‘ban de auto uit stad’, het geeft wel enig voedsel voor de omschrijving rond van Duijn: ‘altijd achteraan het peloton te vinden, maar dat komt omdat hij een rondje voorligt’.
Ludieke acties
Roel van Duijn begon zijn actief leven als organisator van de ‘ban de bom’-betogingen, waaruit Provo groeide. Provoceren werd het actiemiddel. Bedoeling was niet, aldus van Duijn, om de massa te overtuigen. Dat zou niet lukken. Neen, de mensen, de massa, dat is toch een geesteloze troep aan consumptie verslaafde kakkerlakken. ‘Klootjesvolk’ jawel. Provo moest, zei van Duijn in 2012, een komeet zijn met een lange staart. De ontsteking van een denkproces, van een verandering van levensstijl, van bevrijding van jongeren.
Provo zou met ludieke acties het ‘gezag’ op een gevoelige plek raken. Ze hoopten op een overdreven overgevoelige reactie. Daardoor konden ze hun punt nog meer onder de aandacht brengen. Het ultieme doel was het anarchisme te vernieuwen. Dat wilden ze geweldloos doen. Maar volgens de toenmalig Amsterdams burgemeester van Hall zorgden de provo’s juist voor een sfeer van agressie tegen gezagsorganen en politiek.
Het beeld dat over Provo uit die jaren van kraken, van ‘sit-ins’ en ‘happenings’ bijblijft, zijn ongetwijfeld de rookbommen die de Amsterdamse lucht vulden toen Beatrix met haar Claus huwde. Ze gingen de wereld rond. De rookbeelden, natuurlijk. Ook het ‘witte fietsenplan’ is in het collectief geheugen vastgeklikt. Elke Amsterdammer die wilde, kon gratis een witte deelfiets gebruiken.
Vlaanderen
Ook in Vlaanderen waren er militante maar kleine groepjes actief in Gent, Antwerpen en Brussel met figuren als respectievelijk Guido Van Meir, Koen Calliauw en Herman Claeys.
Van Duijn wilde zijn geestverwanten helpen bij hun zoektocht tussen pest en cholera. De ‘pest’ was het unitaire koninkrijk België, met zijn rijkswacht, zijn NATO en zijn kapitalisme. De ‘cholera’ was de federalistische oppositie met zijn knokploegen en dreigend fascisme.
Het was logisch dat provo’s zich aansloten bij de federalisten. Kiezen voor kleinere gemeenschappen leunt nu eenmaal dichter aan bij het anarchistisch principe. Van Duijn, een steengoed schaker overigens, overzag het bord en kwam met het advies om voluit te gaan voor een federatie Benelux. Die zou zich politiek verder ontwikkelen dan de al bestaande economische unie.
Politiek actief
De provo’s vielen uiteen, en van Duijn belandde op een bio-boerderij. De landbouwer daar wilde geen luidruchtige machines gebruiken. Die verjagen immers de voor de natuur o zo belangrijke kabouters. Van Duijn pikt het idee op en de kabouterbeweging is geboren. Amsterdam moet privétuinen openstellen voor alle bewoners en (natuurlijk) het autogebruik ontmoedigen. Die ideeën werden nog welwillend, bijna monkelend, becommentarieerd.
Het uitroepen van Oranjevrijstaat was een stap te ver voor de overheid. Een staat binnen de staat kon niet getolereerd worden. Toch haalden de bewegingen rond van Duijn en zijn ‘provo-kabouters’ mondiale weerklank. Amsterdam werd het centrum van de, zoals dat toen heette, alternatieve scene. En van Duijn smeedde het ijzer terwijl het heet was. Hij vroeg behoorlijk wat centen voor een interview en ging ‘in de politiek’.
Meningsverschillen
Dat er in anarchistische kringen felle meningsverschillen waren over het al dan niet meedoen aan de verkiezingen is meer dan vanzelfsprekend. Van Duijn was altijd een voorstander van deelnemen. Hij dacht daarbij ook aan een verkiesbare plaats voor zichzelf. Hij zou uiteindelijk zelfs een tijdlang (vanaf 1974) wethouder (schepen) in Amsterdam worden voor PPR (Politieke Partij Radicalen). Tot ontzetting van de coalitiegenoten. Twee jaar later werd hij weggestemd.
Burgemeester Samkalden vatte het in 1976 toen van Duijn (weer) officieel afscheid van de Amsterdamse politiek zo samen: ‘U bent een groot verteller, essayist en stilist maar allesbehalve een goed bestuurder. Trouw vond dan weer dat hij ‘als moreel geweten een onmiskenbare inbreng in de Amsterdamse gemeenteraad had, maar dat hij toch niet te veel pluimen op zijn hoed moest steken.’
Het leest als een rode draad door het leven van van Duijn. Hij heeft het eigenlijk constant moeilijk om binnen zijn eigen anarchistische beweging eensgezindheid rond zijn figuur te verkrijgen. Eigen aan de aard van het ideologisch beestje wellicht? Hij zou zich vooral als groene hardliner opstellen en zich rigide vasthouden aan zijn principes. Hij was een drammer, een tribunespeler. Journalisten verwonderden zich over de haat die Van Duijn opriep: hij was de ‘fool on the hill’ schreef Het Parool.
Alternatieve ideeën
In 1991 kreeg onze groene hardliner het in de gemeenteraad even moeilijk toen hij poneerde dat Amsterdam qua immigratie mogelijk een verzadigingspunt aan het bereiken was rond de opvang van nieuwkomers. ‘Dat iemand die bijna het aureool van heiligheid heeft, zoiets zegt, is dodelijk verontrustend,’ vond CDA-fractieleider Victor Ruin Slots. Zijn enige medeverkozene van ‘De Groenen’ nam afstand van zijn standpunt.
Van Duijn stuurde bij: migratie was volgens hem verbonden met milieuproblemen, met de kloof tussen arm en rijk, met dictaturen. Migranten moesten taalcursussen aangeboden krijgen om de inburgering te stimuleren en vluchtelingen konden ook verrijkend inwerken op de cultuur van een land.
30 jaar lang werd van Duijn in de gaten gehouden door de veiligheidsdienst. Maar in 2003 zou de ex-provo door datzelfde Nederland benoemd worden tot ridder van Oranje-Nassau vanwege ‘zijn langdurige inzet voor de democratie’. Dezelfde staat die hem jarenlang had laten schaduwen, lauwerde hem. Hij liet zich met fierheid het lintje opprikken.
Conclusie
Roel van Duijns biografie is best het lezen waard, want een prachtig tijdsdocument. Marc Wildemeersch heeft heel veel bronnen geraadpleegd en heel veel mensen naar de mening gevraagd over het onderwerp van zijn boek. Het hadden er nog meer mogen zijn. De fervente tegenstanders van van Duijn bijvoorbeeld. Het had wellicht nog meer duidelijkheid kunnen scheppen over het waarom deze man zo controversieel was en blijft.
Het belang van van Duijn voor de Nederlandse politiek? Van Duijn was jarenlang meer dan een luis in de pels voor ‘Den Haag’ en omstreken. Enkele van zijn ideeën die hij pakweg 50 jaar geleden poneerde, zijn nu nog steeds ‘links’ en ‘groen’. De man was zijn tijd dus soms vooruit, jawel. Maar om hem voor de Nederlandse politieke geschiedenis belangrijker te noemen dan Fortuyn, zoals de auteur beweert? Dat is op zijn minst debat waard. Op zijn minst.
Johan Van Duyse (1953) leest en schrijft over media en over de eerste wereldoorlog. Onlangs kwam zijn tweede boek uit: ‘De verkeerde doden’ (uitgeverij Willems), een waar gebeurd verhaal over vier Franse soldaten die op een augustusnacht in 1915 samen de loopgraaf introkken… Het boek is verkrijgbaar via https://boeken.doorbraak.be/p/de-verkeerde-doden-johan-van-duyse/
Johan Van den Driessche pakt opnieuw uit met een fantastisch boek. Weer bewijst hij de titel ‘auteur’ meer dan waardig te zijn.