SS’ers in het Nederlandse leger
Titel | Vechten voor vijand en vaderland |
---|---|
Subtitel | SS’ers in Nederlands-Indië en Korea |
Auteur | Gerrit Valk |
Uitgever | Boom |
ISBN | 9789089535719 |
Onze beoordeling | |
Aantal bladzijden | 176 |
Prijs | € 20 |
Na jaren kwam er een studie van de inbreng van oud-SS(ers in het Nederlandse leger, ook in de koloniën. Wanneer een Belgische studie?
Het was niet alleen Frankrijk dat dankbaar gebruik maakte van de diensten van voormalige Waffen-SS’ers in de rangen van het Vreemdelingenlegioen, dat vocht in Algerije en Vietnam. Ook Nederland deed dat.
Veel lof
Het was de Nederlandse rooms-katholieke kerk die al in juni 1945 in een memorandum de regering aanspoorde om gewezen SS-wapendragers in de rangen van het Koninklijke Nederlands-Indische Leger (KNIL) op te nemen, en naar de Indonesische archipel te sturen. Daar konden ze zich rehabiliteren door voor vaderland en koningin te vechten. Bovendien waren deze gewezen vrijwilligers, die al in Duitse dienst gevochten hadden, stuk voor stuk geharde krijgers en beter gemotiveerd dan dienstplichtigen. Maar de Nederlandse regering legde het voorstel naast zich neer. Ze zou nooit een actieve wervingscampagne onder de voormalige Waffen-SS-vrijwilligers ondernemen noch voor de dekolonisatieoorlog (1945-1949), noch voor de Koreaanse oorlog (1950-1953). Wel werden zogenoemde jeugdgevallen die nog in de dienstplichtige leeftijd waren, opgeroepen en uitgezonden naar Nederlands-Indië. Doorgaans konden deze jeugdige knapen beter omgaan met wapens dan hun instructeurs. Een aantal andere gewezen Duitse wapendragers kon in de chaotische naoorlogse tijd door de mazen van het net glippen en als vrijwilliger naar overzee vertrekken. Indien ze dan toch ontmaskerd werden als ex-SS’er dan konden ze doorgaans in de kolonie blijven. Krijgservaren vrijwilligers waren immers eerder zeldzaam te noemen.
Zo’n 600 à 1000 gewezen militaire collaborateurs (minder dan 1% van de operationele strijdkrachten) streden in Nederlands-Indië en veertig à zeventig (op een totaal van 3 400 manschappen) in Korea. In het Belgische Korea-bataljon bevond zich geen enkele gewezen Waffen-SS’er.
Daar waar hun officieren en collega-soldaten aanvankelijk vol wantrouwen en vijandig neerkeken op de gewezen vrijwilligers, smolt dat wantrouwen als sneeuw in de zon eenmaal ze aan het front waren. De aan het Oostfront geharde Waffen-SS’ers bewezen stuk voor stuk hun waarde in de strijd. Met hun krijgservaring konden hun medesoldaten zich heel wat veiliger voelen dan onder hun eigen onervaren officieren. Ze kregen dan ook veel lof toegezwaaid. De oorlogservaren SS-veteranen onder Nederlandse vlag werden graag geziene gasten aan het front. “Krankzinnig goede soldaten” en “geweldige soldaten” waren een paar van deze lofuitingen. Op hun beurt voelden de gewezen collaborateurs zich aanvaard door hun kameraden en kregen ze in het leger een soort thuisgevoel, wat ze niet hadden in het burgerleven. Daar werden ze meestal als paria’s behandeld.
Smaragd
Na terugkeer kregen de meeste hun Nederlandse nationaliteit terug. Een aantal onder hen bleef als beroepsmilitair aan het Nederlandse leger verbonden.
In zijn tien hoofdstukken tellende boek Vechten voor vijand en vaderland stelt en beantwoordt auteur en gewezen parlementslid Gerrit Valk een groot aantal vragen betreffende deze SS’ers in de Nederlandse krijgsmacht. Zo gaat hij na of er gewezen vrijwilligers betrokken waren bij gepleegde oorlogsmisdaden in de Gordel van Smaragd. Het antwoord, voor zover dat mogelijk is, luidt negatief.
Pas in het midden van de jaren 1980 kwam het brede publiek te weten dat er gewezen Nederlandse Waffen-SS-vrijwilligers in de gelederen van het Nederlandse leger in de Indische kolonie en in Korea gevochten hadden. Pas dan kwam ook het historisch onderzoek op gang en werden er een paar documentaires met getuigenissen van onder meer deze vrijwilligers uitgezonden. De reacties liepen van gematigd tot aanvaarden. Slechts hier en daar was er patriottische verontwaardiging te horen.
Auteur Valk deed zijn onderzoek grondig en stelt zich neutraal op. Voor zijn interessant en origineel te noemen boek verdient hij voluit onze dank. Wie neemt de handschoen op en schrijft een gelijkaardig boek over het Belgisch leger? We weten dat er binnen de rangen van het vaderlandse leger een (straf)compagnie bestond, waarin gewezen dienstplichtige ex-collaborateurs dienst deden. Meer is daarover echter niet geweten. Het is vooralsnog een witte plek.
, “”. Amsterdam, Boom Uitgevers, 2017. 176 blz. Gen., 20 euro ISBN
Pieter Jan Verstraete (1956) is bibliothecaris in Kortrijk maar wijdt zich al zijn hele leven aan de geschiedschrijving van de Vlaamse Beweging. Hij is de biograaf van o.a. Hendrik J. Elias, Odiel Spruytte, Reimond Tollenaere, Leo Vindevogel en tientallen militanten uit de Vlaamse Beweging. Momenteel werkt hij aan een monumentale biografie van Staf De Clercq.
‘Afgrond’ verhaalt de waargebeurde verhouding tussen Venetia Stanley en de veel oudere Britse premier Henry Asquith, die leidde tot een kabinetscrisis.