JavaScript is required for this website to work.

De taal van de Vlamingen in Frankrijk en elders

Paul Muys15/7/2017Leestijd 3 minuten

Een boekje van een Frans-Vlaming, van een perfect Nederlands schrijvende auteur, een zekere Wido Bourel. Over Frans-Vlaanderen. Een onderwerp bovendien dat ons ook ter harte gaat: dan heb je meteen een gunstig vooroordeel én hoge verwachtingen. Gelukkig stelt Bourels boek niet teleur.

Hebban olla vogala nestas hagunnan hinase hic anda thu… De meesten van ons kennen deze oudst bekende zin in de Nederlandse taal wel. Dat is niet het geval voor de Franstaligen (in Frans-Vlaanderen, maar ook in Franstalig België) voor wie dit perfect tweetalige boekje even goed bedoeld is. Perfect tweetalig, wat betekent dat je maar de helft van de 157 pagina’s hoeft te lezen. Een leuk geschenkje aan Waalse of Franstalig-Brusselse landgenoten. Een attentie bovendien aan de niet verwaarloosbare groep Fransen in ‘Les-Hauts-de-France’, zoals onze zuiderburen tegenwoordig de samengevoegde regio’s Nord-Pas-de-Calais en Picardie nogal verhullend noemen.

Vlaams dialect

Door de eeuwen heen hebben de Fransen het Vlaams dialect daar met alle mogelijke middelen bestreden. De Franse Revolutie was de doodsteek. Voor de Jacobijnen waren de minderheidstalen immers de talen van de feodaliteit: ze wilden eén land, één taal. En het Vlaams kwijnde steeds verder weg, zeker toen men het gebruik ervan in het onderwijs verbood. In de 19de eeuw was het in de nieuwe staat België ook àl Frans wat de klok sloeg en dat hielp de Vlaamssprekende Fransen ook niet echt. Vandaag, zo zegt de auteur, moeten we ons verzoenen met het besef dat nog slechts enkele duizenden Fransen Vlaams spreken. Hun dialect is bovendien versteend, ‘blijven stilstaan in de jaren voor de eerste wereldoorlog, het tijdperk van het trekpaard’.

Het was nochtans ooit anders. Zo herinnert Wido Bourel eraan dat het zangeresje France Gall wel mocht kwelen dat ‘sacré Charlemagne’ (Karel de Grote) de school uitvond, maar dat ze vergat te vermelden in welk taal er in Karels rijk werd onderwezen. Naast het Latijn was dat het Frankisch, de taal der Franken, waarvan het Nederlands en het Vlaams de rechtstreekse erfgenamen zijn. Dat Godfried van Bouillon tot leider van de eerste kruistocht werd verkozen dankte hij aan zijn tweetaligheid. Enerzijds kende hij het Romaans maar even goed het Diets uit zijn geboortestreek, want hij was afkomstig van Bonen of Boulogne-sur-Mer in Diets taalgebied. Dat was de 11e eeuw.

Diets

Diets, dutch , thiois, de taal van het volk… De Nederlanden waren welvarend en productief. Van den Vos Reynaerde was het werk van ene Willem uit de 13e eeuw, gretig vertaald ten behoeve van een Franstalig gehoor. En zelfs het Roelandslied heeft Dietse wortels.

Wist u overigens dat de Duinkerkse kaper J(e)an Bart (1650-1702) in een gesprek met de Franse koning een tolk nodig had om zich verstaanbaar te maken?

Dat is het verleden, juist. Geen nood als bepaalde Frans-Vlamingen zich ook vandaag voor de aardigheid toeleggen op het cultiveren van hun dialect. Dat is prima, maar dat lijkt niet veel meer dan liefhebberij. Het besef van een taalgemeenschap van 24 à 25 miljoen mensen aan je landsgrens, het nabuurschap met welvarende landen, Vlaams-België en Nederland, dat moet toch heel wat meer mensen kunnen motiveren om onze taal te leren dan dat handvol laatste Mohikanen die vruchteloos proberen hun streektaal in Les Hauts de France (Frans-Vlaanderen dus) in stand te houden.

Toekomst

Onze taal kan in Frankrijk nog een toekomst hebben, maar dan is een steuntje vanwege de Nederlandse en de Vlaamse overheid hard nodig, vindt Borel. Helaas, van je cultuurbroeders moet je het hebben. Dat aan de Nederlandse universiteiten meer dan de helft van de cursussen vandaag in het Engels wordt gegeven is een veeg teken. Uit besparingsoverwegingen is in 2013 ook al het Institut Néerlandais in Parijs gesloten. Het bedrag dat de Nederlandse Taalunie ter beschikking stelt voor het onderwijs van het Nederlands in Frans-Vlaanderen is beschamend laag. Dat zou moeten veranderen. De Franse overheid is meer geneigd de dialecten (symbolisch) te ondersteunen dan de als concurrentie ervaren grote(re) talen van de buurlanden, zoals het Duits en jawel, het Nederlands.

Nederlands

Met folklore is er niets mis, maar willen we Fransen in de grensregio’s warm maken voor onze taal, dan zal dat toch het Algemeen-Nederlands moeten zijn, het Standaardnederlands. ‘Een taal die op wereldvlak al geen groot gewicht heeft, kan zich niet de luxe veroorloven zich te versnipperen.’ Overigens hoeft de beheersing van de algemene taal geenszins de kennis van, en de waardering voor de streektaal van de ouderen uit te sluiten.

Wie zal de conclusie van auteur Wido Bourel willen tegenspreken, wanneer hij stelt: ‘In de vorige eeuw hebben we de slogan gelanceerd: ’t Is schoon Vlaamsch te klap’n. Ja, vanzelfsprekend is het tof ‘Vlaams te klappen’. Maar beter nog is Nederlands te leren! ‘

Paul Muys is Antwerpenaar, Germanist, oud-leraar, oud TV-journalist, oud communicatieman: heel oud kortom. Schrijft op Doorbraak over Frankrijk en af en toe over China en Japan. Besnuffelt en beoordeelt af en toe een boek.

Meer van Paul Muys
postPaul Muys31/8/2020

Shinzo Abe had grote plannen voor Japan, maar ook grote problemen: vergrijzing, nucleaire energie, immigratie, dreigende Chinese dominantie.

Commentaren en reacties