Van Algerije naar Italië
Weesland verhaalt over een pied noir die na een vergeefse strijd in Frans Algerije rust zoekt in Italië, maar geplaagd wordt door zijn verleden.
Joachim Pohlmann is natuurlijk niet zomaar een auteur. Hij heeft een uitgesproken profiel als voormalig woordvoerder van de N-VA, rechterhand van Bart De Wever en huidig kabinetschef Cultuur van Jan Jambon. En een tijdlang schreef hij ook columns voor De Morgen waar hij met sardonisch plezier de weldenkende linkerzijde op de kast joeg.
Vlaamse Houllebecq
Dat conservatief imago belette niet dat zijn eerste twee romans (Altijd iets in 2012 en Een unie van het eigen in 2016) op veel lof konden rekenen, ook van recensenten die ideologisch ver van hem af stonden. Bert Bultinck, hoofdredacteur van Knack noemde hem zelfs ‘de Vlaamse Houllebecq’ en Joël De Ceulaer omschreef zijn tweede boek in De Morgen als ‘een great Flemish novel zoals die zelden wordt geschreven’.
Dat betekent natuurlijk dat er met interesse en kritische belangstelling uitgekeken wordt naar nieuw werk van Pohlmann. Dat is er nu: Weesland, een bepaald intrigerende titel die de lezer gaandeweg zal begrijpen. De heel oude Vittore is zowat de godfather van een klein Italiaans dorp waar hij al jaren in een imposante burcht woont, Il Potentate. Hij heeft dat vervallen gebouw gerestaureerd en de wegkwijnende wijngaard opnieuw tot leven gewekt, met schitterende wijnen als resultaat. Een jonge verpleegster staat hem bij, maar van bij zijn eerste mijmeringen is duidelijk dat hij zich neerlegt bij zijn komend einde. Hij onderhoudt zich met de dood, die hij tutoyeert en ‘onze enige zekerheid’ noemt.
Pied noir
Wat niemand in het dorp weet, is waar Vittore vandaan komt. Dat hij geboren is in Algerije, toen dat nog deel uitmaakte van Frankrijk, en dus een zogenaamde ‘pied noir’ is, heeft hij niemand verteld. De minzame godfather heeft een bijzonder gewelddadig leven achter de rug. Om zijn geboorteland te beschermen tegen de onafhankelijkheidsstrijders neemt hij dienst in het Vreemdelingenlegioen. Als de Franse president De Gaulle na zijn ‘Je vous ai compris!’, de beroemde en beruchte toespraak tot de pied noirs, het tegenovergestelde doet van wat die verwachten en Algerije zijn eigen weg laat gaan, wordt de jonge Vittore, dan nog Victor genoemd, tot in zijn ziel gekwetst door de woorden van de Gaulle ‘die als geen ander ooit verraad kernachtiger kunnen samenvatten’.
Het verzet van legionair Victor wordt een niets ontziende orgie van moord en bloed. Uiteindelijk zal ook hij Algerije moeten verlaten, net als de andere duizenden pied noirs. Pas in het kleine appartement in Marseille waar zijn moeder gestorven is, zal hij de totale mislukking van zijn strijd beseffen. Na omzwervingen in Spanje zal hij uiteindelijk in het Italiaanse dorp terechtkomen. Daar begint hij als het ware aan een nieuw leven, maar hij komt niet los van zijn verleden. Zoals de stervende Orson Welles in Citizen Kane ‘Rosebud’ mompelt in een nostalgisch verlangen naar wat voorbij en verloren is, spreekt Vittore in zijn slaap de naam van zijn jeugdliefde Nawal met wie hij op het einde van zijn leven in Algerije een dramatisch weerzien heeft
Weesland Algerije
In een interview met Knack vertelt Pohlmann dat het verhaal van de Algerijnse oorlog ‘mijn hele schrijfproces eigenlijk heeft overgenomen’. Daarmee legt hij meteen de vinger op de sterkte en de zwakte van zijn roman. De beschrijving van de woelige Algerijnse jaren zijn indrukwekkend, zeker omdat ze uit ons collectief geheugen zijn weggezakt. Wie weet nog dat Algerije eigenlijk geen kolonie was, maar deel uitmaakte van de Franse republiek?
Hoofdpersonage Victor is een pied noir van de derde generatie. De pied noirs voelden zich thuis in Algerije en na hun gedwongen vlucht na Frankrijk werden ze weeskinderen van een verloren land. L’Algérie Française was een verloren illusie geworden, een weesland.
Maar waar de lezer meteen mee is met de oude Vittorio, is dat heel wat moeilijker met de strijdende Victor. Bij de oude man wanen we ons in zijn hoofd, een gevoel dat versterkt wordt door de directheid van het gebruik van de eerste persoon in de tegenwoordige tijd. Bij de Algerijnse episodes schakelt de auteur over op de verleden tijd, wat een grotere afstandelijkheid creëert. Pohlmann levert briljante beschrijvingen van de Algerijnse steden en platteland, die doen vermoeden dat hij er zelf geweest is of zich uitmuntend gedocumenteerd heeft.
Maar het is alsof Pohlmann inderdaad te zeer is meegesleept door het verhaal van L’Algérie Française, en zich daardoor weinig verdiept in wat echt interessant had geweest: de getormenteerde psychologie van Victor, die zich als een moorddadige robot zelfs keert tegen wat voor hem het waardevolste is. Jammer dat de auteur hier ook niet dezelfde beknopte stijl gebruikt als in de hoofdstukken van de oude Vittorio.
Albert Camus
Het boek heeft alvast deze grote verdienste: dat het een relevant inzicht biedt in het verloop van de Algerijnse onafhankelijkheidsoorlog. En wie dat wil kan er zelfs een allegorie in zien, met thema’s die ook vandaag actueel zijn: dekolonisatie, omvolking, islamisme. Pohlmann laat een personage zelfs zeggen dat ze Algiers gaan ‘opkuisen’, wat een knipoog lijkt naar de woorden van zijn minister, die ooit Molenbeek wou schoonmaken.
Pohlmann spreekt geen oordelen uit. Ook niet over de even bloedige als uitzichtloze radicalisering van de pied noirs. In het eerder genoemde interview citeerde hij een provocerende, of is het een genuanceerde, uitspraak van Albert Camus, die ook in Algerije geboren was: ‘Als ik moet kiezen tussen gerechtigheid en mijn moeder, kies ik mijn moeder.’ Het is met deze overpeinzing van de Franse Nobelprijswinnaar in het hoofd dat men dit boek moet lezen.
Luckas Vander Taelen (1958) werkte als tv-regisseur, en was voor Groen schepen, Vlaams en Europees Parlementslid en senator.
Walter Grootaers kijkt terug op leven en carrière met De Kreuners, die het Nederlands introduceerden in de rock-‘n-roll in Vlaanderen.