JavaScript is required for this website to work.

‘Van waar dit allemaal komt’: Urbanus, het monument uit het pajottenland.

Luckas Vander Taelen20/11/2021Leestijd 3 minuten

Urbanus zal nog lang de bekendste Vlaamse komiek zijn. In zijn autobiografie vertelt hij op onnavolgbare manier over zijn leven en carrière.

Ik was net geen zestien toen ik op een zaterdagavond in mijn geboortestad A. naar een optreden ging kijken van een nieuwe komiek die nog niemand gezien had. Maar iedereen had van iemand horen zeggen dat hij ongelofelijk grappig was. Alleen zijn naam al, die toch wat anders klonk dan Miel Cools bijvoorbeeld, was genoeg om ononderdrukbaar gegniffel en luid geschater op te wekken: Urbanus van Anus!

De zaal waar ik voor het eerst met hem in aanraking kwam, droeg waardig haar naam : De Krocht. Ze behoorde tot dat soort inrichtingen dat leek te wachten op vernieling of natuurlijke afbraak door instorting, wat een paar jaar later ook daadwerkelijk gebeurde toen ik gelukkig de stad al verlaten had. De Krocht zat afgeladen vol; het menselijk zweet droop van de muren. Er kon letterlijk niemand meer bij. Ik stond helemaal achteraan te kijken naar een klein, leeg podium waarop na lang wachten het fenomeen Urbanus van Anus opdook. Het publiek kwam al niet meer bij van het lachen nog voor hij iets gezegd had. Daar was ook alle reden toe, want hij droeg twee halve tafeltennisballetjes op zijn ogen wat hem een bijzonder grappige uitstraling gaf. En toen sprak hij de woorden die jarenlang zijn handelsmerk zouden zijn : ‘Ik ben Urbanus en gijle?’.

De Urbanus-tsunami

De Krocht trilde op haar al wankele grondvesten. Urbanus had nog niet één mop verteld en het publiek gierde het uit, minutenlang. Hij was gekomen, had gezien en ons overwonnen. Ik stond erbij en ik keek er naar. Ik wist niet wat ik zag : zoiets even simpel, dwaas, onnozel en geniaal was nog nooit vertoond. De Urbanusmanie zou als een onweerstaanbare tsunami over Vlaanderen stromen.

De autobiografie ‘En van waar dit allemaal komt’ waarin Urbanus zelf, in 37 hoofdstukken, meer dan 500 pagina’s lang over zijn leven en carrière vertelt, maakt haar titel volledig waar. Het is vintage Urbanus, geheel zoals Urbain Servranckx werkelijk is. Wie hem niet kent of niet van hem houdt, zal het boek eindeloos lang vinden, met teveel aandacht voor onbelangrijke details en zonder een duidelijke structuur waar met plezier tussen periodes gesprongen wordt en niet alles van zijn bewogen leven ingevuld wordt. Maar in zijn voorwoord legt Urbanus zelf uit dat hij elk voorstel om te werken met een ghostwriter heeft afgewezen. Net zoals hij altijd zijn ding gedaan heeft, wou hij ook hier zelf zijn verhaal vertellen. Van Urbanus had ik eigenlijk niets anders verwacht.

Dat is zijn sterkte of zijn zwakte, naargelang je een fan van hem bent of niet. In ieder geval bewijst het zijn authenticiteit : wie het boek leest, weet waar ‘dit allemaal’ vandaan komt. De lezer komt alles te weten over zijn jeugdjaren in het dorpscafé van zijn oom, zijn woelige schooltijd, militaire dienst, eerste jobs en reizen naar het legendarische festival van het eiland Wight en India : het is bijzonder leuke lectuur om inzicht te krijgen in hoe Urbain Urbanus geworden is, met een heel eigen universum dat van hem de populairste komiek van Vlaanderen zou maken.

Jan De Wilde

Het duurt tot pagina 134 voor hij het over het begin van zijn muzikale carrière heeft. Het licht ziet hij bij een optreden van Jan De Wilde, die grappige dingen vertelt tussen zijn hits ‘Daar is de Lente’ en ‘Joke’. Ik zag De Wilde in die tijd ook een versie brengen van ‘Ne me Quitte pas’, de klassieker van Jacques Brel, waarvan hij de tekst aanpaste tot ‘Eet meer Kittekat. Niet echt verwonderlijk dat de jonge Urbanus zijn mosterd haalde bij De Wilde.

De opstap naar zijn solo-carrière was skiffle-groep Anus waarvan hij de referentie zou overhouden in zijn artiestennaam ‘Van Anus’. Van in 1974 begon het snel te gaan en valt Vlaanderen voor Urbanus. Bijzonder pittoresk zijn de beschrijvingen van de vaak erbarmelijke omstandigheden waarin hij moest optreden, in overvolle parochiezalen, tenten of cafés, hoe hij ook geëxploiteerd werd door malafide organisatoren, platenjongens en managers.

Fenomeen

Wie leest wat hij allemaal meegemaakt en doorstaan heeft, kan niet anders dan respect hebben voor Urbanus. Hij heeft het zélf gedaan en zijn succes heeft hij te danken aan zijn talent en vooral aan zijn doorzettingsvermogen. Niets is hem in de schoot geworpen.

Op een bepaald moment leek het alsof alles wat hij aanraakte in goud veranderde, met uitverkochte theatertournées in Vlaanderen en Nederland, tv-gags, gouden platen, het succes van zijn strips en zijn twee films ‘Hector’ en ‘Koko Flanel’ die ongeziene kaskrakers worden. Maar na lectuur van de vele hoofdstukken kan men moeilijk anders dan bewondering hebben voor de weg die dit fenomeen zoals er geen tweede is in Vlaanderen, heeft afgelegd. Urbanus heeft zijn succes van in het begin te danken aan zijn authenticiteit die bijna dadelijk door een heel groot publiek herkend en erkend werd. Hij heeft nooit een rolletje moeten spelen, omdat de man achter de Urbanus op de scène gewoon dezelfde Urbanus is. In ‘En van waar dit allemaal komt’ toont Urbanus zich zoals hij werkelijk is : een even sympathieke als eerlijke self-made man uit het Pajottenland, zonder kapsones of pretentie, maar met een indrukwekkende carrière waarvan het einde nog niet in zicht is. Grote meerwaarde bij het boek zijn het groot aantal te scannen barcodes die enorm veel beeldmateriaal van de meester bieden.

En van waar dit allemaal komt, de autobiografie van Urbanus,  is exclusief verkrijgbaar in onze Doorbraak webwinkel!

 

Luckas Vander Taelen (1958) werkte als tv-regisseur, en was voor Groen schepen, Vlaams en Europees Parlementslid en senator.

Commentaren en reacties