JavaScript is required for this website to work.

Apocalyptisch verhaal; povere beheersing van de geschiedenis

Othman El Hammouchi14/7/2018Leestijd 6 minuten

Sam Van Rooy schetst een apocalyptisch verhaal over de islam in zijn laatste boek. Othman El Hammouchi schreef een recensie

Een apocalyptisch verhaal

Dit was een bijzonder moeilijk boek voor mij om te lezen, dat zal de lezer vast niet verbazen. ‘Voor vrijheid dus tegen islamisering’ is van begin tot einde een litanie, een vurige klaagzang tegen hetgeen de auteur percipieert als een gewelddadige en barbaarse religie die uit is op de onderwerping van het Westen. Het toekomstbeeld dat erin wordt geschetst is grimmig en somber, een schets van een kafkaësk Europa dat vanuit enkele zwaarbeveiligde burchten wordt bestuurd door een technocratische elite, terwijl alles eromheen verworden is tot een soort dor grasland, gegrepen uit een willekeurig apocalyptisch verhaal, dat geregeerd wordt door salafisten met lange baarden die zweepslagen uitdelen aan kleine meisjes als hun hoofddoek niet goed op hun hoofd zit. Het einde nadert, dat is de indruk die we krijgen.

Natuurlijk is het voor de auteur ook noodzakelijk om ons van zo’n doemscenario te schetsen, gezien de drastische maatregelen die hij (impliciet in het boek en elders expliciet) voorstelt, o.a. collectieve uitwijzing van Vlaamse moslims die geen document wensen te ondertekenen waarin ze hun religie afzweren. Ik wil in dit vervolg suggereren dat de aanpak die de auteur hanteert om zijn centrale claims aan te tonen niet succesvol is, want onderhevig aan belangrijke methodologische en feitelijke bezwaren. Daarmee bezit het werk een waarde als een schets van een welbepaalde kijk op de islam en een repertoire aan citaten.

Een opbod van citaten

De centrale these van Van Rooys boek is dat de islam een fundamenteel kwaadaardige religie is, vanuit haar fundamenten en bronteksten, en dus niet vatbaar voor hervorming of integratie in westerse samenlevingen. Het vreemde is dat hij deze bewering nergens staaft vanuit die bronteksten. Het boek bevat bijna geen verwijzingen naar de Koran of de profetische tradities, laat staan het cumulatieve corpus aan islamitische wetteksten (fiqh) dat islamjuristen en -geleerden over de eeuwen heen hebben opgebouwd. In plaats daarvan steunt de auteur zeer zwaar op citaten van een hele resem aan anti-islamitische auteurs. Een kenmerk dat hij van zijn vader, Wim, heeft overgeërfd. Van deze laatste was het boek ‘Waarover men niet spreekt’ bijzonder berucht vanwege de uitermate ingewikkelde zinsconstructies, die het haast onleesbaar maakten.

Het loopt niet zo’n vaart bij het onderhavige werk, maar veel beter valt het ook niet bepaald te noemen. Zeker in de eerste helft van het boek worden we haast overstelpt door de oneindige, onafgebroken stroom verwijzingen, meestal van afvalligen met wortels in de islamitische wereld. Niet voor niets noemt Benno Barnard het in zijn citaat op de achterflap een ‘bloemlezing van duizend citaten’ — wat een understatement! De auteur lijkt te denken dat de kwantiteit van citaten zijn punt op enigerlei wijze aantonen, in het bijzonder omdat anti-islamitische afvalligen ‘ervaringsdeskundigen’ zouden zijn vanwege hun wortels en ervaring met de islam.

Volgens die definitie zou ik echter evenzeer deskundig zijn, en mijn ervaring is geweldig: de islam geeft me een ethiek, geloofssysteem en spiritualiteit die beschaafd zijn en een diepe betekenis hebben voor me, en die ik bijgevolg voor geen goud op de wereld zou opgeven. Dit geldt trouwens evenzeer voor het overgrote deel van de moslims in de wereld. Het is duidelijk dat mijn kant van het debat in een opbod van citaten zal triomferen.

Een povere beheersing van de geschiedenis

Een andere aanvalslijn die de auteur gebruikt om zijn these te onderbouwen, zijn verwijzingen naar huidige of historische toestanden en praktijken in de moslimwereld. Hierbij slaagt hij er wonderwel in om nooit te verwijzen naar het soefisme. Dat vormde gedurende 1400 jaar als spirituele traditie een van de pilaren van de islam. Islam zonder soefisme is ondenkbaar, en toch valt er in het boek geen spoor van te bespeuren. Dit suggereert dat de auteur de huidige, door Saoedi-Arabië gesalafiseerde toestand van de islam — waarin het soefisme is ingestort en met een argwanende en vaak afwijzende blik wordt bekeken — op het verleden projecteert. Dat is een anachronisme dat een povere beheersing van de islamitische geschiedenis verraadt.

Islam als een uniek kwaad?

De auteur benadrukt bij zijn verwijzing naar contemporaine of historische feiten bovendien keer op keer de uniekheid van de islam: andere religies zouden geen fundamentele problemen stellen, en in sommige gevallen (jodendom en christendom) ab initio vatbaar voor secularisering. Waarom dit precies het geval zou zijn, en wat de relevante verschillen met de islam zijn, wordt niet uitgelegd, afgezien van slogans als ‘de islam is een veroveringsreligie’ e.d. Als we bijvoorbeeld het Jodendom beschouwen, vinden we in de Thora talloze oproepen die (schijnbaar) oproepen tot oorlogvoering op een manier die compleet in strijd is met elke elementaire vorm van moraal. Zo lezen we in Numeri 31 (7-18) over de oorlog van de Joden tegen de Midianieten:

‘En zij streden tegen Midian zoals de Heere Mozes geboden had; zij doodden al wie mannelijk was. Maar de Israëlieten voerden de vrouwen van Midian en hun kleine kinderen als gevangenen [slaven, nvda] weg en roofden al hun dieren, al hun vee en al hun vermogen. (…) Mozes, de priester Eleazar en alle leiders van de gemeenschap gingen buiten het kamp, hun tegemoet. Mozes werd erg kwaad op de aanvoerders van het leger, de bevelhebbers van duizend en de bevelhebbers van honderd die van de krijgsdienst [terug]kwamen. En Mozes zei tegen hen: Hebt u alle vrouwen laten leven? (…) Nu dan, dood al wie mannelijk is onder de kleine kinderen, en dood elke vrouw die gemeenschap met een man heeft gehad door met een man te slapen. Maar laat alle kinderen van het vrouwelijk geslacht die [nog] geen gemeenschap gehad hebben door met een man te slapen, voor u in leven.’ [eigen cursivering]

In moderne termen zouden we dit (op het eerste zicht) genocide en massaverkrachting noemen. Is Van Rooy bereid om dezelfde beledigende en kwetsende taal als hij gebruikt over de Profeet met betrekking tot Mozes te gebruiken? Van Rooy geniet natuurlijk het voordeel dat de islamitische theïst doorgaans niet bijzonder veel zin zal hebben om zusterreligies of zelfs verder verwijderde neven aan te vallen, o.a. omdat vele figuren uit het jodendom en christendom ook islamitische profeten zijn. Maar ik zal me dit — met de nodige caveats en verontschuldigingen — toch even veroorloven.

Het spreekt echter voor zich dat rabbijnen, priesters en theologen allerhande machinerie hebben ontwikkeld doorheen de eeuwen om deze passages te verklaren en de schijnbare wreedheid uit te leggen. Aan welke verschrikkelijke handicap zouden islamitische bronnen lijden dat hun schijnbaar aanstootgevende passages niet uitgelegd kunnen worden? Wat is dan toch dat ene kenmerk dat de islam zo speciaal maakt? Orthodoxe joden (en christenen) houden er precies dezelfde opvattingen op na als traditionele moslims wanneer het aankomt om de betrekking tussen de genders.

Beledigen is niet hetzelfde als bekritiseren

Door niet in te gaan op de islamitische bronteksten en er maar in de marge naar te verwijzen  doet Van Rooy afbreuk aan zijn missie om islamkritiek te bedrijven, wat bijzonder jammer is in het licht van zijn regelmatig terugkerende verzuchting dat hem dit onmogelijk wordt gemaakt. Beledigingen jegens de Profeet en de islam en het gebruik van kwetsende en ranzige taal is géén islamkritiek. Begrijp me niet verkeerd, ook dat moet toegestaan zijn, maar men moet het correct benoemen. Bijzonder gratuit is de doorheen het hele boek terugkerende en compleet van de pot gerukte vergelijking van de islam met het nazisme. De islam is helemaal niet gebaseerd op enige morele hiërarchie tussen de rassen, wat afgeleid kan worden aan de volgende mooie woorden van de Profeet in zijn Afscheidspreek:

‘Een Arabier staat niet boven een niet-Arabier, noch een niet-Arabier over een Arabier, noch een blanke over een zwarte, noch een zwarte over een blanke, behalve door vroomheid en godsvrucht.’

Kritiek moet geschieden via filosofisch onderbouwde redeneringen over de doctrines en leerstellingen van een religie, ideologie of levensbeschouwing. Als dat niet gebeurt is het niet verwonderlijk dat kranten zogenaamd islamkritische stukken niet wensen te publiceren. Als ik hoofdredacteur van een grote krant was, zou ik ook geen beledigingen willen in mijn publicatie.

Aberraties en schrijnende toestanden

Om terug te komen op de historische aberraties en contemporaine schrijnende toestanden: het hoeft geen betoog dat elke religie en ideologie deze heeft. Hiervoor hoef ik zelfs niet de typische historische voorbeelden van kruistochten en Holocaust aan te halen: vandaag zijn in India zijn de hindoenationalisten aan een opmars bezig, geleid door de BJP, die gelinkt wordt aan de ultranationalistische RSS. Deze is berucht vanwege haar neonazi-achtige paramilitaire parades en oefeningen.

Hun opmars wordt vergezeld door een zorgwekkende toename in aanvallen op moslims en christenen in India door grote menigtes wiens wapentuig gaat van zwaarden tot bijtend zuur, omdat ze niet beantwoorden aan het criterium van ‘hindutva’. Bovendien is er ook sprake van aanvallen op atheïsten en vrijdenkers. Indiërs die koeien (heilige dieren binnen het hindoeïsme) slachten voor hun vlees worden regelmatig gelyncht door hindoemenigtes. Recentelijk werd India uitgeroepen tot gevaarlijkste land voor vrouwen. De RSS en BJP geloven in het concept van ‘Akhand Bharata’, het ongedeelde India, een doel dat de annexering van Pakistan en Bangladesh noodzakelijk maakt.

Het is niet omdat hindoes geen aanslagen plegen in het Westen en deze gebeurtenissen niet bekend zijn dat ze niet plaatsvinden. Moeten we hiervoor het hindoeïsme verketteren? Is het hindoeïsme een gewelddadige veroveringsideologie? Vanzelfsprekend niet. Van Rooy zal natuurlijk zeggen dat er een discrepantie is tussen de bronnen van beide religies, maar dat is het juist: hij behandelt ze niet! Zijn boek is daarmee een grote petitio principii: het neemt aan wat het wenst aan te tonen.

Reële problemen, falende analyse

The bottom line is het volgende: je moet de bronnen van een religie behandelen wil je eender wat kunnen aantonen over haar fundamentele aard. Anders blijf je open voor allerhande slopende bezwaren zoals degene die ik hierboven heb geschetst. Omdat dit boek er niet in slaagt dat te doen, kan de auteur de bewijslast voor zijn centrale stelling niet dragen. Ondanks dit falen behoudt het echter wel een heleboel interessante elementen, al zijn deze vermengd met een heleboel dat gaat van dubieus tot vicieus tot vlakweg fout. Gezien ik de aandachtspanne van de gemiddelde lezer serieus geweld begin aan te doen, zal ik niet ingaan op verdere voorbeelden hiervan.

Het boek kaart reële problemen aan, maar biedt geen reële analyse of oplossingen — een beetje zoals (gun me een kleine grijns) Marx’ Das Kapital. Het staat de lezer echter ook toe om bekend te raken met de anti-islamscène en de gedachtegang achter de beweging beter te begrijpen. En niet te vergeten: de publicatie ervan vormt ook een belangrijke stap in het doorbreken van het cordon sanitaire en de politieke correctheid die nog steeds in de media heersen. Alleen daarom al deed Doorbraak er goed aan om het te publiceren.

Othman El Hammouchi is een jonge, conservatieve opiniemaker.

Commentaren en reacties