JavaScript is required for this website to work.
post

‘Revolutie van rechts’

Was de socioloog Hans Freyer (1887-1969) geestelijk wegbereider voor Hitler?

Dirk Rochtus18/1/2019Leestijd 5 minuten
Hans Freyer 1925

Hans Freyer 1925

foto © Wikimedia Commons: fotograaf onbekend

Hans Freyer pleitte voor een ‘Revolution von Rechts’, maar in hem een wegbereider van het nazisme zien is te kort door de bocht. Een portret.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Daar stond hij dan, op de Hoher Meißner, daar stond hij dan — met de blik op Kassel gericht — tussen meer dan tweeduizend gelijkgestemde jonge lui. Dromend van een nieuwe tijd nam de 26-jarige Hans Freyer die 11de en 12de oktober van het jaar 1913 deel aan de grote bijeenkomst van de ‘Jugendbewegung’ tegen de verkramptheid van de burgerlijke maatschappij. Terwijl het Duitsland van keizer Wilhelm II met veel hoera-patriotisme de honderdste verjaardag vierde van de ‘Völkerschlacht‘, — de overwinning op Napoleon bij Leipzig —, zwoeren de jongeren boven op de Hoher Meißner plechtig: ‘Die Freideutsche Jugend will nach eigener Bestimmung, vor eigener Verantwortung, in innerer Wahrhaftigkeit ihr Leben gestalten.’

Verbonden

Hoe velen van hen zouden de kans krijgen om inderdaad hun leven in ‘eigen verantwoordelijkheid’ en naar ‘innerlijke waarachtigheid’ vorm te geven? Hoe velen van hen zouden een jaar later niet sneuvelen in Vlaanderen of Noord-Frankrijk, al dan niet met ‘Deutschland über alles’ op de lippen? Hoe velen van hen zouden niet voorgoed getekend worden door de ‘Groote Oorlog’? Ook voor de jonge doctor in de filosofie Hans Freyer werd de oorlog tot een ‘mobilisierendes Ur-Erlebnis’, een ‘mobiliserend oer-belevenis’, zoals Rolf Peter Sieferle over hem schreef in een van de vijf biografische schetsen die zijn boek over Die Konservative Revolution (1995) vulden.

Als student was Freyer lid van de rond uitgever Eugen Diederichs geschaarde ‘Sera-Kreis’ geworden. Die kring hield er ‘lebensreformerische’ ideeën op na, stond dus kritisch tegenover de industrialisering en het materialisme, en wilde leven op een meer romantische, op de natuur gerichte wijze. Dat schemerde ook door in de brieven die Freyer als frontsoldaat schreef aan een vriendin uit de Sera-kring en die in 1918 door Diederichs uitgegeven werden onder de titel Antäus. Grundlegung einer Ethik des bewußten Lebens. De titel verwijst naar de Oudgriekse mythe van Antaios, de zoon van Gaia (Aarde) en Poseidon (Zee), die over onoverwinnelijke krachten beschikt zolang hij in aanraking blijft met de aarde. Freyer wilde er mee aanduiden dat de mens verbonden moet blijven met de aarde als de verzinnebeelding van zijn cultureel-historisch geworteld-zijn in de tradities zoals die doorgegeven worden binnen een volk of een natie.

‘Revolution von rechts’

De oorlog zou die traditionele zekerheden op de helling zetten: Duitsland veranderde na de wapenstilstand van 1918 van een keizerrijk in een republiek en moest node leren leven met de vernedering van het Verdrag van Versailles. Politieke instabiliteit en economische crisis beukten in op de weinig geliefde Republiek van Weimar (1919-’33). Vele jonge mensen verlangden naar een ‘nieuwe tijd’, droomden van revolutie, maar dat laatste werd niet altijd in marxistische zin geduid.

FreyerDiederichs/Freyer

Revolution von Rechts

Er waren ook vele jongeren die droomden van een ‘Duits socialisme’, of van een ‘conservatieve revolutie’ die de natie met het sociale zou verzoenen. Hans Freyer behoorde tot de strekking van de ‘Konservative Revolution’. In zijn werk Der Staat (1926) brak hij een lans voor een hiërarchisch gestructureerde staat die de leden van het volk tot een eenheid zou smeden en in Revolution von rechts (1931) stelde hij dat het volk als ‘Subjekt der Revolution’ (drager van de revolutie als het ware) het doel van de ‘Volksgemeinschaft’ moest nastreven.

De herauten van de ‘Konservative Revolution’ zoals een Arthur Moeller van den Bruck, een Hans Zehrer en een Hans Freyer waren geen nationaalsocialisten: vanuit hun elitaire maatschappij- en staatsopvattingen distantieerden ze zich van de ‘plebejische’ partij die de NSDAP van Adolf Hitler in hun ogen was. Toch kan men niet ontkennen dat er raakpunten bestonden tussen de conservatieve revolutionairen en de nationaalsocialisten, bijvoorbeeld waar het ging om de totstandbrenging van een ‘Volksgemeinschaft’ als alternatief voor de anonieme kapitalistische maatschappij, de bevrijding van de Duitse natie uit de ‘ketenen van Versailles’, en het verlangen naar een leider, een ‘Führer’ die de droom van een sterk ‘Reich’ zou verwerkelijken.

Druk van het regime

Freyer heeft nooit een ‘Parteibuch’ (lidkaart) van de NSDAP gehad, maar hoe stelde hij zich dan ideologisch op tegenover het nationaalsocialisme? Na zijn ‘Habilitation’ (een soort tweede doctoraat in Duitsland) in 1920 doceerde hij sociologie achtereenvolgens aan de universiteiten van Kiel en Leipzig. In de machtsovername door de nationaalsocialisten op 30 januari 1933 zag hij aanvankelijk het begin van die ‘Revolution von rechts’ als de manifestatie van ‘das politische Volk‘ en als de overweldiging van het verstarde systeem (van de Republiek van Weimar) door het revolutionaire ‘leven’.

Nadat Hitler eind juni 1934 koudbloedig partijinterne en externe tegenstanders (zoals de conservatieve revolutionair Edgar J. Jung) had laten vermoorden, uitte Freyer in Pallas Athene (1935) zijn voorbehoud tegenover het nationaalsocialisme met de volgende — weliswaar bedekte — woorden: ‘So revolutionär sie ihrem Beginn nach sei, ihrem endgültigen Sinne nach ist alle Politik konservativ’ (‘Hoe revolutionair ze in haar aanvang ook moge zijn, in haar definitieve betekenis is alle politiek conservatief’). Veelbetekenend is ook dat Freyer dit werk oorspronkelijk de ondertitel ‘Ethik der Konservativen Revolution’ wilde meegeven, maar uiteindelijk op aanraden van de uitgeverij koos voor ‘Ethik des politischen Volkes’.

De Sicherheitsdienst (SD), de veiligheidsdienst van het nationaalsocialistische regime, wierp intussen een kritisch oog op de geschriften van Freyer zoals de sociologe Elfriede Üner in haar onderzoek heeft aangetoond. Zo werd Revolution von rechts bijvoorbeeld in een nota van de SD ’ten scherpste als marxistisch veroordeeld’. Dat klinkt bevreemdend, want gaat het hier niet om een werk van een boegbeeld van de ‘Konservative Revolution’? De reden was de ‘historisering’ van het ‘Volksbegriff’ door Freyer: doordat het volk volgens hem in telkens andere historische vormen zou verschijnen, zou het verschillende staatsstructuren kunnen aannemen, zodat ook het marxisme wel eens in plaats van het nationaalsocialisme zou kunnen heersen.

Freyer was dus niet bepaald iemand die geloofde in de ‘eeuwigheid’ van het nieuwe regime, en dat maakte hem verdacht. Vanaf 1938 tot 1945 zag hij de kans schoon om aan de druk van het regime te ‘ontsnappen’ door de functie van gastprofessor Deutsche Kulturgeschichte en directeur van het Deutsches Wissenschaftliches Institut in Boedapest (Hongarije) te bekleden.

Maakbaarheid

Na het einde van de Tweede Wereldoorlog nam Freyer weer zijn functie als hoogleraar aan de universiteit van Leipzig op. Hans-Georg Gadamer, de toenmalige decaan van de Philosophische Fakultät, attesteerde de rector in de denazificatie-procedure dat de activiteiten van Freyer in Hongarije niet als ‘partijpolitiek in de enge betekenis van het woord’ mochten gezien worden. Leipzig lag echter na de ondergang van het Derde Rijk in de door de Sovjets bestuurde zone (de latere DDR) en dat voorspelde niet veel goeds voor de academische carrière van Freyer.

De kritiek op zijn vroegere werk als vertegenwoordiger van de ‘Konservative Revolution’ begon aan te zwellen. In maart 1948 werd hij ontslagen wegens de ‘ideologie die hij in zijn geschriften had verbreid’. Freyer trok naar het West-Duitse Wiesbaden, waar hij aan de slag kon als hoofd van de afdeling Geisteswissenschaften bij de uitgeverij Brockhaus. Zelf publiceerde hij nog enkele fundamentele werken, zoals Weltgeschichte Europas (1948) waarin hij de rol van de staat als redder van de beschaving beklemtoonde en pleitte voor de eenheid van een christelijk Europa (een gedachte waarmee hij op dezelfde lijn lag als de West-Duitse christendemocraten rond de toekomstige bondskanselier Konrad Adenauer).

In het boek Theorie des gegenwärtigen Zeitalters (1955) (‘Theorie van het tegenwoordige tijdperk) beschreef hij de industriële maatschappij als ‘alternativlos’. In de geschiedenis onderkende hij geen subject meer (zoals het volk eertijds in Revolution von rechts) dat het systeem naar zijn eigen wil zou omvormen. Van een maakbaarheid van de maatschappij in naam van ‘het volk’ (rechts) of ‘het proletariaat’ (links) wilde hij dus niet meer weten. Zijn ervaringen met verschillende, de waarheid voor zich opeisende regimes hadden zijn achterdocht jegens maatschappelijke experimenten versterkt.
Vandaag, 18 januari, is het precies vijftig jaar geleden dat Hans Freyer in Ebersteinburg (Baden-Württemberg) overleed.

Dirk Rochtus (1961) is hoofddocent internationale politiek en Duitse geschiedenis aan de KU Leuven/Campus Antwerpen. Hij is voorzitter van het Archief en Documentatiecentrum voor het Vlaams-nationalisme (ADVN). Zijn onderzoek gaat vooral over Duitsland, Turkije, en vraagstukken van nationalisme.

Commentaren en reacties