'Woke teert op emotionele discussies, en die kan je nooit winnen.' In zijn nieuwste boek Tijdgeest houdt kerkjurist, publicist en gewezen KUL-rector Rik Torfs onze moderne maatschappij een vaak confronterende spiegel voor. Op Torfsiaanse wijze toont hij fijntjes aan hoe de politieke correctheid, de ideologie van het slachtofferschap en andere woke-uitingen veel meer met emotie dan met rede te maken hebben. Taboes spelen een cruciale rol in het vormen en vastleggen van de tijdgeest, schrijft u. Nochtans lijken we…
Niet ingelogd - Plus artikel - log in of neem een gratis maandabonnement
Uw Abonnement is (bijna) verlopen (of uw browser moet bijgewerkt worden)
Uw (proef)abonnement is verlopen (of uw browser weet nog niet van de vernieuwing)
‘Woke teert op emotionele discussies, en die kan je nooit winnen.’ In zijn nieuwste boek Tijdgeest houdt kerkjurist, publicist en gewezen KUL-rector Rik Torfs onze moderne maatschappij een vaak confronterende spiegel voor. Op Torfsiaanse wijze toont hij fijntjes aan hoe de politieke correctheid, de ideologie van het slachtofferschap en andere woke-uitingen veel meer met emotie dan met rede te maken hebben.
Taboes spelen een cruciale rol in het vormen en vastleggen van de tijdgeest, schrijft u. Nochtans lijken we er hier in onze liberale en grotendeels geseculariseerde Westerse maatschappij vanuit te gaan dat er amper nog taboes bestaan. U bent lang zo optimistisch niet?
Rik Torfs: ‘Voor alle duidelijkheid: ik ben een liefhebber van de mens én zijn gebreken, en dus wil ik me ook geen pessimist tonen. Maar tegelijk moeten we aanvaarden dat taboes van alle tijden zijn. Natuurlijk zijn er hier de voorbije jaren heel wat taboes gesneuveld – denk aan het verbod op echtscheidingen in de katholieke wereld of de verstikkende seksuele moraal – maar er zijn ook heel wat nieuwe taboes ontstaan. Elke vorm van relativering van mentale problemen is anno 2023 bijvoorbeeld uit den boze: wie daar iets over zegt, krijgt meteen de zelfmoordcijfers voor de voeten geworpen.’
‘Of denk aan de Franse minister die zich een aantal jaren geleden nog behoorlijk kritisch kon uitlaten over homoseksuelen, en daar nu recent voor door het stof moest. Nieuwe taboes duiken dus nog altijd even snel op als enkele decennia geleden, maar mensen horen dat niet graag: nieuwe taboes worden dan al snel als ‘gezond verstand’ omschreven. Vanuit de misvatting: onze tijd is toch beter dan vroeger, wij staan intussen echt wel boven taboes. Nieuwe taboes worden dan gemakshalve vaak als een vooruitgang op het vlak van beschaving in de markt gezet. Niets is minder waar uiteraard.’
Worden die nieuwe taboes soms ook bewust aangestuurd vanuit een politieke of ideologische agenda?
‘Ik houd me liefst ver verwijderd van elke vorm van complotdenken. Ik denk dat vooral het waarden- en cultuurpatroon van wie de macht of veel invloed heeft, een belangrijke rol speelt. Wij worden hier nu bijvoorbeeld sterk beïnvloed door Amerikaanse waarden en ideeën, en dus waaien ook de taboes vanuit de VS naar hier over. De cultureel heersende klasse legt haar normen op, minstens impliciet, en de brede bevolking moet volgen.
U neemt in uw boek het begrip ‘woke’ amper of niet in de mond. Nochtans zijn er op dit moment maar weinig andere begrippen die door heel veel mensen zo sterk met onze tijdgeest worden vereenzelvigd als ‘woke’?
‘Dat klopt, maar ik wilde vooral de tijdgeest analyseren, het was niet de bedoeling een reactionair boek te schrijven. Ik probeer eerder met een klinische dan met een verontwaardigde blik naar onze maatschappij te kijken. Maar tegelijk heb ik het wel uitgebreid over een aantal problemen en aspecten die zeker met woke te maken hebben. Dat de gigantische rol die slachtofferschap vandaag toebedeeld krijgt het juridische vermoeden van onschuld in het gedrang zou kunnen brengen, vind ik bijvoorbeeld verschrikkelijk. Idem dito voor de vaststelling dat individuele rechten zouden moeten wijken voor collectieve rechten. Dat is ook een flagrante ontkenning van de universele verklaring van de rechten van de mens, die onder meer tegen het groepsdenken van het nazisme gericht was.’
Waarom het woke-woord dan toch zo nadrukkelijk achterwege laten?
‘Ik wil vooral vermijden dat ik te snel in een bepaalde hoek zou worden geduwd door alles wat ik wél aankaart onder die ene, grote woke-paraplu te stoppen. Ik wil het mijn tegenstanders ook niet al te gemakkelijk maken. Zodra ik aangeef tegen woke te zijn, krijg ik prompt te horen dat ik een oude, witte, geprivilegieerde man ben. Discussie gesloten. Het lijkt me dus zinvoller het debat thema voor thema aan te gaan. Woke teert net op emotionele discussies, en die kan je nooit winnen.’
De cancelcultuur benoemt u wel uitdrukkelijk. U noemt die zelfs een vorm van morele doodstraf, zonder de garanties van een behoorlijk proces. Dat kinkt dan weer heel radicaal?
‘Toch niet. Het is een manier om van mensen af te komen waarbij ze wel mogen blijven ademen maar voor het overige overal worden geschrapt. Net omdat het geen juridisch maar een moreel proces is, gelden er natuurlijk ook minder regels. Dat is een eerder puriteinse aanpak, die rechtstreeks vanuit de VS komt overgewaaid. De Amerikanen bezondigden zich ook eerder al aan dit soort morele zuiverheid. Denk aan de drooglegging, waarbij alcohol volledig gebannen werd, of de heksenjacht op de communisten in de jaren vijftig. We weten intussen dat dit soort morele zuiverheid vroeg of laat tot een zeer hevige tegenreactie leidt, en dat lot wacht het wokisme ongetwijfeld ook. De kruik gaat te water tot ze barst: elke vorm van radicalisme gaat vroeg of laat ten onder aan de eigen absurditeit. Dat zagen we ruim tweehonderd jaar geleden al, in de nasleep van de Franse revolutie.’
U bent zelf bijzonder actief op sociale en andere media: heeft u soms het gevoel stilaan maar zeker ook in de hoek te worden geduwd?
‘Dat is mogelijk zo, maar ik lig er niet echt wakker van. Wie vandaag de vrijheid van meningsuiting verdedigt, wordt sowieso prompt in de extreemrechtse hoek geduwd. Ik zit nochtans niet graag in een bepaald kamp en wil graag met iedereen in gesprek blijven, maar zelfs dat wordt tegenwoordig al niet meer door iedereen aanvaard. Ik zal nooit zomaar van een Vlaams Belanger of communist beweren dat hij een verfoeilijk figuur is, enkel en alleen omdat hij tot die partij behoort en wanneer dit dus niet uit andere concrete feiten blijkt. Het spectrum kan voor mij niet breed genoeg zijn. En dus vind ik het vooral bijzonder jammer dat ik intussen op Twitter geblokkeerd werd door bijvoorbeeld de halve redactie van De Standaard, ook door mensen met wie ik in het verleden vaak heel boeiende discussies voerde.’
Hoe zijn we toch in dit stadium beland?
‘Ja, ik vind dat ook heel merkwaardig. Natuurlijk heb ikzelf ook wel enkele zwakheden. (Droog) Een lichte vorm van cynisme is me af en toe niet vreemd, maar iedereen heeft recht op enkele gebreken, niet? Tegelijk stel ik nu vast dat dit boek al enkele zeer positieve recensies kreeg, onder meer in Knack. Misschien groeit er dus langzaam wel opnieuw wat openheid voor een echt gesprek.’
Een andere product van deze tijd – ergens ook wel gelieerd met die cancelcultuur – zijn de factcheckers die door grote media worden ingehuurd om het ongelijk van anderen én tegelijk hun eigen grote gelijk te bewijzen. Hoe kijkt u, als publieke intellectueel en zeer actief twitteraar, tegen dit fenomeen aan?
‘Journalisten moeten ervoor zorgen dat ze factueel correcte informatie brengen, dat zal niemand betwisten. Het grote probleem is dat alle zogenaamde feiten vandaag al te snel allemaal op één grote hoop worden gegooid. Je vervalt dan al heel gauw in interpretaties van feiten, waarna die dan voor eigen gebruik worden ingezet. Het idee dat je alle feiten in een stuk zomaar snel even kunt laten checken door een 27-jarige stagiair op een redactie, is absurd. De methodologie is daarbij doorgaans het meest doorslaggevende citerium. ‘Cijfers liegen niet’, klinkt het dan vaak, maar dat is natuurlijk je reinste onzin. Wanneer je eerst zorgvuldig geselecteerde cijfers of data in een model giet, dan komen daar vervolgens ook eenzijdige cijfers uit.’
In uw boek benadrukt u meermaals de in uw ogen heel problematische vermenging van recht en moraal. U noemt die zelfs een bedreiging voor de mensenrechten. U wijst er ook fijntjes op dat het vroeger vooral de kerk was die zich hier aan bezondigde, terwijl nu vooral de linkerzijde deze taak met brio heeft overgenomen. Waarom aanvaarden we die vermenging nog zo goedschiks, terwijl we toch dachten dat we daar al enkele decennia komaf mee hadden gemaakt?
‘Deze vaststelling illustreert perfect dat we eigenlijk weinig of geen vooruitgang hebben geboekt als maatschappij. Uiteraard wel op het vlak van technologie, geneeskunde of exacte wetenschappen, maar niet noodzakelijk op moreel of normatief vlak. Daarnaast zijn mensen natuurlijk ook bang om uitgesloten te worden, om niet mee te zijn met de heersende tijdgeest. Dat is heel menselijk, maar in essentie bewijst het ook dat alles altijd terugkomt.’
In onze westerse samenleving moet de vrijheid van meningsuiting steeds meer wijken voor een soort van ‘algemeen belang’. Daar staat wel tegenover dat almaar meer mensen zich ook lijken te storen aan dat nieuwe puritanisme, dat vooral wordt aangestuurd door een bepaalde politieke en morele elite?
‘De meerderheid in Vlaanderen zit cultureel in de minderheid. Steeds meer mensen voelen dat aan en accepteren dat ook niet langer. Je wilt niet weten hoeveel mensen me op straat hebben aangesproken over mijn kritische houding tegenover het corona-beleid: ‘Gelukkig dat jij toch nog wat weerwerk durfde te bieden.’ Heel eerlijk: ik was me daar op dat moment zelf niet echt van bewust, maar het zegt natuurlijk wel iets. Ik kan dus enkel maar hopen dat er aan beide zijden genoeg gezond verstand is om eindelijk een echt open gesprek aan te gaan, en zo op termijn een zware maatschappelijke clash te vermijden.’
Hoe lastig is het voor een notoire dwarsligger als u om in de academische wereld overeind te blijven ?
‘Ik heb altijd geprobeerd om mijn academisch werk zo goed mogelijk te doen, zodat ik niemand de kans gaf om dat als excuus te gebruiken om met me af te rekenen. Zo heb ik gelukkig ook een zekere internationale geloofwaardigheid opgebouwd. Ik ben gelukkig niet de enige die zich af en toe wat kritischer opstelt. Ook mensen zoals Tijl De Bie of Liliane Schoofs, mijn gewezen vicerector, steken regelmatig hun nek uit.’
‘Dit gezegd zijnde: ik denk dat heel veel mensen aan de universiteit ook niet echt op de lijn zitten van dat ethisch puritanisme, het is niet de pensée unique die regeert. Sommigen bevestigen me dat ook, off the record. Maar academici zijn niet noodzakelijk de meest dappere leerlingen van de klas, ze zijn doorgaans niet in de strijd opgegroeid en zullen dus weinig risico nemen. Ik ken zelfs een academicus die me toevertrouwde dat hij een speciale verzekering wilde afsluiten, voor mocht hij met zijn uitspraken ooit in de problemen komen.’
Zijn we dan al niet héél ver heen, als uitgerekend een academicus dat nodig acht?
‘Dat is absoluut betreurenswaardig, maar ik vermoed dat we in het verleden al eerder dergelijke periodes hebben meegemaakt. Ik denk ook dat je als academicus nog altijd behoorlijk vrij en vrank kan spreken in dit land, al loop je dan misschien wel het risico om ooit eens een promotie te mislopen. Het meest kwalijke vind ik wellicht nog dat we hierdoor stilaan maar zeker een ander type academici aantrekken. De echte vrijbuiters zullen wellicht niet zo snel meer voor de universiteit kiezen, zij willen niet in zo’n keurslijf gedwongen worden.’
U signaleert het zelf natuurlijk ook: de academische wereld zelf is de voorbije jaren ingrijpend veranderd?
‘Het onderzoek en de publicaties zijn vandaag belangrijker dan het onderwijs, al was het maar omwille van de centen. Qua financieringstructuur zitten de universiteiten vandaag volledig ondergedompeld in het harde kapitalisme, maar naar buiten toe koesteren ze heel graag het imago van de eerder progressieve moraalridder. Als compensatie bijna, een ethisch sausje over een heel wat minder ethisch systeem. De universiteiten zitten dus een beetje in de tang, en op zuiver intellectueel vlak zou ik ze zeker geen plekken van vernieuwing meer noemen.’
Universiteiten zouden bij uitstek ook vrijplaatsen moeten zijn voor zogenaamd kwetsende of schokkende meningen: moet de gedachte volledig vrij blijven, of moeten we daarin toch een soort van gradatie ontwikkelen?
‘Vanuit puur juridisch oogpunt vind ik dat het recht op vrije meningsuiting min of meer absoluut moet zijn, tenzij iemand daarbij oproept tot geweld. Neem nu de ontkenning van de holocaust: de eerste decennia na de oorlog was die niet strafbaar, maar dat is intussen al lang niet meer het geval. Maar wat doen we dan met Armeense genocide, moeten we dan de lijn niet consequent doortrekken en de ontkenning daarvan ook strafbaar maken? Je begeeft je met dergelijke beperkingen van de vrijheid van meningsuiting dus al heel snel op een hellend vlak.’
Wat vindt u, als kerkjurist, van godslastering? Moet dat ook kunnen?
‘(Monkelend) Het valt me toch altijd op dat God nooit vragende partij is om daar repressief tegen op te treden. Het zijn altijd mensen die zich gekwetst voelen, God is gelukkig zo kleinzerig niet. In alle ernst: ik vind niet dat je ook alles moét doen wat wettelijk toegelaten is. Ik vind het een goed idee om mensen niet te proberen beledigen, maar in hoeverre anderen daarmee rekening houden, moeten ze vooral zelf weten. En je kan dat anderen dus zeker niet opleggen, al zeker niet vanuit morele verontwaardiging. Dat laatste is overigens het ideale recept voor wie echt niet meer weet van welk hout pijlen te maken: schakel over op emotie, en je wint altijd. Tot daar ook het idee dat we anno 2023 vooral op basis van ratio en verlichting handelen.’