Sammy Mahdi, op de vooravond van een cruciale voorzittersverkiezing
‘Zonder de C heeft onze partij geen reden van bestaan meer’
.
foto ©
Filip Michiels sprak met de jongste kandidaat voor het voorzitterschap van de CD&V, Sammy Mahdi.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementHij is met voorsprong de jongste kandidaat om begin december het voorzitterschap van CD&V over te nemen. En de roep om radicale vernieuwing binnen de partij speelt dus misschien wel in zijn voordeel, hoopt Sammy Mahdi. ‘Maar laat ons wel wezen: ik ben ook niet de kamikaze-kandidaat die de hele partij op haar kop wil zetten en iedereen aan de kant wil duwen. Al is het vandaag wel vijf voor twaalf.’
Weg van de wolligheid. Het zou zomaar een verkiezingsslogan kunnen zijn, maar bij CD&V is het vandaag vooral een dwingende opdracht, beseft Mahdi. ‘Dit is een sleutelmoment voor de partij. Het is echt van moeten nu. Ik blijf er rotsvast van overtuigd dat een centrumpartij anno 2019 nog altijd haar plaats heeft in Vlaanderen. Postelectoraal onderzoek bevestigt dit ook. Maar tegelijk zijn er best wel wat thema’s waarvoor we onze nek wat meer mogen uitsteken.’
Het getuigt van een zeker masochisme: je stelt je niet enkel kandidaat om een partij te leiden die in mei een stevig pak slaag kreeg, nogal wat waarnemers vragen zich ook hardop af of die partij anno 2019 nog een reden van bestaan heeft?
Sammy Mahdi: ‘Het klopt dat de dreun van 26 mei tot vandaag nazindert binnen de partij, maar misschien liggen er net daardoor ook wel wat kansen, nee? Door die verkiezingsnederlaag verliezen we een derde van onze toelage – en dat doet pijn, daar moeten we niet flauw over doen – maar tegelijk dwingt de huidige situatie ons ook om net heel creatief uit de hoek komen. Als relatief jonge snaak is het voor mij misschien een stukje gemakkelijker om die vernieuwing op gang te brengen dan voor mensen die al jaren- of zelfs decennialang meedraaien in de partij.’
Dat pleidooi voor een fris geluid is heel begrijpelijk, maar staat u sterk genoeg om – mocht u het halen – als relatief jonge en onervaren voorzitter tegen de wat oudere garde binnen de partij in te gaan?
‘Ik heb het gevoel dat ook heel wat parlementsleden en ministers nu echt wel openstaan voor een grondige vernieuwing. De partij moet op alle niveaus en in alle geledingen beter gestroomlijnd worden. Niet om mandatarissen in een strakker keurslijf te dwingen, wel om hen net meer ruimte te geven om hun ding te doen, op alle niveaus. Als je mensen en medewerkers beter ondersteunt, bijvoorbeeld op vlak van communicatie, dan krijgen ze daardoor ook meer airplay en kunnen ze een aantal thema’s die voor ons echt doorwegen ook beter en offensiever in de markt zetten. Als partij moeten we daar beter over nadenken, en tegelijk moeten individuele partijleden ook eigen accenten kunnen leggen, zolang die maar christendemocratisch zijn.’
Rond welke thema’s kan CD&V volgens u meer het verschil maken dan vandaag het geval is?
‘Ik denk dan bijvoorbeeld aan arbeidsmarkt en economie: een wat menselijkere benadering daar is soms wel wenselijk. Zonder daarbij uiteraard in een pleidooi voor pakweg een vierdagenweek te vervallen, zoals je dat bij sommige partijen hoort. Of nog: de plek van religie en spiritualiteit in onze maatschappij. Wij vinden helemaal niet dat godsdienst volledig naar de privésfeer moet worden verbannen.’
Christelijke identiteit
Toen de verschillende kandidaat-voorzitters hun prioriteiten even mochten toelichten, leek het nochtans opnieuw vooral wolligheid troef?
‘Als partij moeten we een bepaalde parler vrai durven hanteren: we verliezen ons nog te vaak in allerlei technische details waardoor we het bredere verhaal uit het oog dreigen te verliezen. Je in het midden positioneren betekent niet dat het niet duidelijk mag zijn. Het is een open deur intrappen, maar ons verhaal moet absoluut scherper en duidelijker. Ik ben ook niet voor niets met de slogan ‘terug naar de basis’ in de campagne gestapt: met die basis doel ik zowel op onze lokale mandatarissen en militanten als op de basis van ons ideologische gedachtegoed.’
Waar staat dat gedachtengoed vandaag dan precies voor?
‘Laat het me heel kort samenvatten: bij ons telt iedereen mee, en tegelijk willen we af van het betuttelende vingertje. Ik ben er rotsvast van overtuigd dat je vanuit het beleid veel sneller een breed draagvlak kan scheppen voor een bepaalde visie of een concrete maatregel als je die niét van bovenaf oplegt. Ik geloof dat we mensen vooral moeten triggeren om zelf verstandige keuzes te maken. Daarvoor blijft het zogenaamde middenveld heel waardevol. Je kan jongeren onder de 18 simpelweg verbieden om alcohol te drinken, maar dan zijn je slaagkansen eerder gering. Je kan het ook anders aanpakken, en zo’n maatregel breder ingang laten vinden via allerlei organisaties waar die jongeren vaak komen: de jeugdbeweging, de sportclub noem maar op. Net daarin zit voor mij ook de meerwaarde van dat al te vaak verguisde middenveld.’
Nogal wat buitenstaanders verwijzen nochtans naar dat middenveld als bron van heel wat ellende. Slaan en zalven, in een poging niemand echt voor het hoofd te stoten: daarmee stoot je vandaag vooral kiezers af. En intussen lijkt dat middenveld zelf almaar minder wakker te liggen van jullie partij?
‘De middenstandsorganisaties zitten volgens mij ook helemaal niet meer te wachten op een partij die klakkeloos al hun standpunten overneemt. Als christendemocraten zijn wij ervan overtuigd dat er tussen het individu en de overheid een heel breed spectrum zit van allerlei organisaties die elk hun eigen rol moeten kunnen spelen. Als partij proberen wij aan die organisaties een soort van verantwoordelijkheid mee te geven om de samenleving mee uit te bouwen. Wij verwachten niet dat ze ons beleid slaafs navolgen, integendeel, het mag al eens botsen. Wel zie ik voor ons nog een rol weggelegd als een echte netwerkpartij, waarbij tal van organisaties met ons mee nadenken over de organisatie van de samenleving. Ik zie hen als tentakels van die samenleving, die een veel nauwer contact hebben met de bevolking.’
Hoe belangrijk is de C dan nog in jullie partijnaam, nu die samenleving steeds verder ontkerkelijkt?
‘Laat me daar heel helder over zijn: zonder die C heeft onze partij geen reden van bestaan meer. Wij kijken vanuit een bepaald perspectief naar de samenleving, maar het moge duidelijk zijn dat onze christelijke insteek voor ons geen menukaart is waaruit je vrij enkele gerechten kan kiezen, als je dat toevallig goed uitkomt. Het is een totaalpakket. Tegelijk zijn wij ook personalisten: je staat als persoon in de samenleving, en dit betekent dat je niet zomaar op je eilandje kan leven. De samenleving biedt je heel wat, maar daar staat dan ook een bepaald verwachtingspatroon tegenover. Dat gemeenschapsvormende maakt in mijn ogen heel fundamenteel deel uit van onze visie op de samenleving, net zoals de ruimte voor religie daarin. Neem nu de godsdienstlessen op school: zij geven ons een inzicht op hoe mensen tegenover elkaar staan in deze wereld, en ze helpen ons te begrijpen hoe mensen zich spiritueel gedragen. Dus ja, wij vinden het belangrijk dat zoiets behouden blijft.’
Abortus
In dat verband: hou kijkt u naar de progressieve ad hoc-coalitie die zich nu lijkt te vormen om de termijn voor abortus van 12 naar 18 weken op te trekken?
‘Dit is een schoolvoorbeeld van een thema waarin wij ons veel scherper kunnen profileren: in tegenstelling tot die progressieve coalitie in wording — die de zaken enkel vanuit een medisch perspectief bekijkt — vinden wij dat ook het ethische aspect hierin moet meespelen. Ik heb het persoonlijk bijzonder moeilijk met voorstellen die abortus tot 18 weken mogelijk maken of die de verplichte reflectietijd van zes dagen verkorten tot 48 uur. Dat is voor niemand goed. Niet voor de moeder en niet voor het ongeboren kind. Laat ons eerst onderzoeken waarom sommige vrouwen blijkbaar pas na 12 weken zwangerschap tot een abortus willen overgaan, en daarvoor dan naar Nederland trekken. Pas dan kunnen we tot een juiste beslissing komen.’
Hoe hard kunnen en willen jullie dit spelen? Bijvoorbeeld in de aanloop naar de federale regeringsformatie?
‘Ik denk dat een partij als Open Vld intussen wel begrepen heeft dat wij het hier heel moeilijk mee hebben. Een regeringsvorming start in mijn ogen best vanuit een positieve samenwerking. Ik heb er dan ook alle vertrouwen in dat Open VLD wel tweemaal zal nadenken alvorens deze wetswijziging er nu snel door te duwen. Symbooldossiers waarmee men vooral snel wil scoren, sporen doorgaans niet met het maatschappelijke belang op langere termijn.’
Migratie
Een van de meest gevoelige beleidsthema’s de volgende jaren blijft ook migratie, alweer een onderwerp waarover jullie in het verleden regelmatig warm en koud bliezen. Uzelf zou voor een wat flinker migratiebeleid staan, klopt dat?
‘Ik sta vooral voor een beleid dat iedereen meer duidelijkheid biedt. Dit geldt dan bijvoorbeeld voor mensen waarvan de asielaanvraag afgewezen wordt, maar net zo goed voor mensen die hier wél een nieuw leven mogen uitbouwen. In Duitsland keert 1 op 3 afgewezen asielzoekers ook effectief terug, bij ons is dat amper 1 op 5. Dit kan dus veel beter, en doorgaans ook sneller. Daar staat tegenover dat het altijd over mensen gaat – of ze hier nu mogen blijven of niet – en dat wij dus ook vinden dat de communicatie daarover best wat softer en menselijker mag. Ook daarin onderscheiden we ons op basis van die C in onze partijnaam.’
Laat ons het even heel concreet maken: gezinshereniging blijft een van de belangrijkste instroomkanalen voor nieuwe migranten. Moeten we de regels daarover verstrengen?
‘We hebben die regels in 2011 al aangescherpt. Migranten die iemand uit hun land van herkomst willen laten overkomen, moeten sindsdien over een inkomen beschikken dat minstens 120 procent van het leefloon bedraagt. Vluchtelingen zijn voorlopig een uitzondering op die regel: zij kunnen na hun erkenning nog een jaar lang iemand laten overkomen zonder aan die inkomstenverplichting te voldoen. In sommige buurlanden is die termijn intussen ingekort tot zes of zelfs drie maanden: wat mij betreft, is een dergelijke aanpassing ook in ons land wel bespreekbaar.’
Confederalisme
Uw partij ligt ook al jarenlang in het midden van het bed op institutioneel vlak: sommige partijleden spreken zich onverbloemd uit voor meer Vlaamse autonomie, anderen gruwen van het woord confederalisme?
‘Ik bekijk dit vooral heel pragmatisch: we moeten naar een zo efficiënt mogelijke staatsstructuur evolueren.’
U kan bezwaarlijk stellen dat we op dat vlak goed bezig zijn?
‘Dat klopt, en dus moeten we bekijken hoe het beter kan. Laat ons dus nadenken wat we vanuit de Belgische structuur nog samen willen doen en waar er efficiëntiewinsten te boeken vallen. Bevoegdheden zoals welzijn en gezondheid zijn vandaag bijvoorbeeld zo sterk versnipperd dat heel wat actuele uitdagingen onmogelijk efficiënt kunnen worden aangepakt. Meer bevoegdheden naar Vlaanderen lijkt me op dat vlak dus niet onlogisch. Rond klimaat hoor ik sommige collega’s bij Groen of Open Vld dan beweren dat we alles beter opnieuw federaliseren (‘herfederaliseren’ – red.). Alleen lijken ze daarbij gemakshalve uit het oog te verliezen dat je dan ook mobiliteit en woonbeleid opnieuw naar het federale niveau zou moeten brengen. Terwijl de woonmarkt in Vlaanderen nochtans totaal anders oogt dan in Wallonië, en dus ook een heel ander beleid vraagt. Ik pleit in deze voor gezond boerenverstand, vertrekkende vanuit het subsidiariteitsbeginsel: elke bevoegdheid op het meest efficiënte en laagste niveau. Blijkt het soms aangewezen om een bepaalde bevoegdheid opnieuw op federaal niveau te brengen – ik denk bijvoorbeeld aan ontwikkelingssamenwerking – dan moet dit ook kunnen.’
Confederalisme lijkt vandaag een beladen term geworden: is het voor u ook een taboe?
‘Nee, maar we moeten er dan ook alle consequenties van aanvaarden. Je kan bijvoorbeeld niet enerzijds voor maximale bevoegdheden voor de regio’s pleiten en anderzijds fel van leer trekken tegen de invoering van rekeningrijden in Brussel.’
Verschilt u op dit vlak van mening met de wat oudere generatie binnen uw partij?
‘Ik denk dat de jongere generatie vooral vragende partij is voor een zo efficiënt mogelijke staatsstructuur. Tegelijk heb ik wel het gevoel dat de emotionele factor – ‘ja ik ben Vlaming en wil daar ook wel voor uitkomen’ – vandaag opnieuw iets sterker speelt bij die jongeren. Bij mijn generatie is er gewoonweg vaak sprake van een identiteit in meerdere lagen.’
U groeide op in Brussel, woont nu in Vilvoorde, en werd tweetalig opgevoed: hoe belangrijk is de taalkwestie voor u persoonlijk?
‘Ik merk dat ik daar vandaag een stuk gevoeliger aan ben dan vroeger. Wellicht omdat ik het Nederlands toch iets beter beheers dan het Frans, en intussen ook besef dat het af en toe gewoon essentieel is om je in je moedertaal te kunnen uitdrukken. Taal is ook een bindmiddel. Kijk daarvoor maar naar de impact van de verfransing op het sociale weefsel in de Vlaamse Rand. Wat mij betreft, moeten we de faciliteiten in bepaalde gemeenten zo snel mogelijk laten uitdoven. Maar ik ben op dat vlak niet overdreven pessimistisch: onderzoek toont aan dat almaar meer mensen in Brussel toch minstens een basiskennis van het Nederlands hebben. Ik merk dat ook op straat, en zelf spreek ik tegenwoordig ook consequent Nederlands in de hoofdstad. Wil je succesvol aan gemeenschapsvorming kunnen doen, dan is taal gewoonweg cruciaal. We moeten daar dus niet lacherig over doen.’
Categorieën |
---|
Filip Michiels is zelfstandig journalist/auteur en schrijft voor diverse Belgische kranten, weekbladen en websites. Hij won tweemaal de Citi Persprijs voor economische journalistiek en was eenmaal genomineerd voor de Belfius Persprijs. In 2022 publiceerde hij de biografie van Bessel Kok: "Chaos & Charisma".
De meeste EU-inwoners zitten niet te wachten op de toetreding van nieuwe landen, maar de Europese Unie hoopt nog vóór 2029 enkele Balkanlanden aan te sluiten.
Amerikakenners Roan Asselman en David Neyskens bespreken de actualiteit aan de overkant van de oceaan.