Simon Leys over George Orwell
over bobosocialisten en hun journalisten
Die reeksen analyses van vandaag waren in 1937 al verschenen, en ze waren toen een stuk sterker.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementAls we de oudere Simenon buiten beschouwing laten, dan is Simon Leys (1935-2014) moeiteloos de belangrijkste schrijver die België in ongeveer honderd jaar heeft voortgebracht. Een stilist zonder weerga, essayist, vertaler, romancier, en zeker een belangrijke politieke auteur.
In 1984 maakte hij een scherp portret van George Orwell, dat in 2006 prachtig werd heruitgegeven bij Plon: Orwell ou l’horreur de la politique.
Leys bewondert Orwell, en verdedigt hem tegen zowel links als nieuwrechts, die beide hem graag willen inpalmen. Links probeert dat met meer recht, zegt Leys, ook al deed Orwell vaak uitspraken die nieuwrechts nu graag hoort. Orwell namelijk pakte in zijn essays zijn vrienden vaak harder aan dan zijn vijanden, en stoorde zich aan de vaagheid en hersenloosheid die bij journalisten en publicisten blijkbaar ook in zijn tijd samengingen met wat wij nu bobo-linksigheid noemen.
“One sometimes gets the impression that the mere words ‘Socialism’ and ‘Communism’ draw towards them with magnetic force every fruit-juice drinker, nudist, sandal-wearer, sex-maniac, Quaker, ‘Nature Cure’ quack, pacifist, and feminist in England”, schreef hij in The Road to Wigan Pier (1937, nu bij Penguin Classics).
Leys vertaalt dit citaat met plezier, al maakt hij van nature cure quack, ‘les charlatans homéopathes’, zeker niet een letterlijke vertaling, maar inhoudelijk correct want die charlatanerie was in Engeland toen al breed verspreid.
Een ander citaat dat Leys graag geeft is: “To recoil from Socialism because so many individual Socialists are inferior people is as absurd as refusing to travel by train because you dislike the ticket-collector’s face.”
Leys’ boekje moet nodig eens vertaald worden, want het vervangt voordelig alle analyses die onze weldenkende journalisten bijeenschrijven over het socialisme, en hij is natuurlijk oneindig veel leesbaarder.
En wat een giftige pen die Leys toch had, kun je ook in zijn voetnoten lezen. Voor mij tenminste zijn het op zich al oases in de intellectuele woestijn waarin wij leven. Hier bijvoorbeeld valt hij de Nobelprijswinnaar Claude Simon aan, die Orwell jaren na zijn dood onwaardig had aangepakt: «Notons qu’un de ses tardifs calomniateurs fut l’illisible Claude Simon. Dans ses Géorgiques (1981), la calomnie bête et basse n’est tempérée que par l’inintelligibilité générale de la prose. Mais, à moins d’être un académicien suédois, qui donc voudrait lire Simon?».
“Noteren we dat een van zijn late lasteraars de onleesbare Claude Simon was. In zijn Géorgiques wordt de domme en lage laster enkel door de totale onbegrijpelijkheid van het proza getemperd. Maar wie zou ook, behalve een Zweedse academicus, Simon willen lezen?”
Ik bedacht dit alles deze namiddag, toen ik vanaf het terras van de Oude Vismijn een sloepje de Lieve zag opvaren:
Marc Vanfraechem (1946) werkte voor Klara (VRT-radio); vertaler, blogger http://victacausa.blogspot.com sinds 2003. Hij schrijft het liefst, en dus meestal, artikels met daarin verwerkt vertaalde citaten van oude auteurs, die hem plots heel actueel lijken.
Bestuurlijke nalatigheden die rampen erger maken dan ze hadden moeten zijn… dat soort zaken kwam al voor in de vierde eeuw voor Christus.
Professor Dirk Rochtus leidt zoals elk jaar een reis naar Duitsland. Deze kaar naar het onbekende Silezië.