JavaScript is required for this website to work.
Communautair

Sire, wij hebben geen vertrouwen meer in onze overheidsstructuur

Pieter Bauwens11/7/2017Leestijd 17 minuten
Pieter Bauwens

Pieter Bauwens

foto © Doorbraak

100 jaar na 1917 en vijftig jaar na 1967 is Vlaanderen er sterk op vooruitgegaan. Maar er is geen plaats voor zelfgenoegzaamheid. Ondanks de zes staatshervormingen lukt het niet om een werkbaar model te zoeken voor de dubbel-, trippel- of zelfs quadrupeldemocratie België.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

11 juli is voor mij een nationale feestdag. Via Vlaanderen Feest is die zelfs ingebed in een 10 daagse ‘Vlaanderen Feest’. Het ontlokte op Twitter de opmerking dat wij het enige volk ter wereld moeten zijn dat tien dagen lang onze nationale feestdag viert, maar op de dag zelf geen vrije dag heeft.

Lotsverbonden

Een nationale feestdag. Op zo’n dag vieren we onze verbondenheid, onze ‘lotsverbondenheid’. We vieren dat we bij elkaar horen en bij elkaar willen horen. Je kan beweren dat het toeval is dat wij hier geboren zijn en op deze plaats wonen, het lot. Maar dat wil niet zeggen dat we, door dat lot, niet met elkaar verbonden zijn. Ons lot is door het lot aan elkaar verbonden.

Die verbondenheid werkt in concentrische cirkels. We zijn verbonden als gezin, als familie, maar ook als straat, als buurt, als wijk, als gemeente of stad, als provincie, als Vlaming, als Europeaan en als mens. Binnen die cirkels zijn er dan nog de cirkels van de verenigingen en clubs waarvan we lid zijn.

Dat die verbondenheid dicht bij vaak sterker is, daar hoeven wij ons niet over te schamen. Integendeel. Dat is des mensen, noem het ‘normaal’. Als is dat ook een vies woord in een tijd waarin niets nog als norm mag gesteld worden.

Individualisme

Die lotsverbondenheid staat onder druk in een wereld die individualiseert en groot geworden is met een postmodernistisch relativisme. Alles wordt relatief en dus waardeloos. We gedragen ons vaak als eilanden, teruggetrokken op onszelf. Mensen vandaag in Vlaanderen menen dat je verbondenheid kan kiezen. ‘We kunnen enkel verantwoordelijk zijn voor wat we gekozen hebben’. Een consistente levensbeschouwing wordt samen met die uitspraak ook ingewisseld met egocentrisch materialisme. De verbondenheid valt weg. We voelen ons niet meer verbonden en gedragen ons daar naar.

Zou het stijgend aantal vluchtmisdrijven daar een symptoom van zijn? Dat past in het plaatje als enkel het eigen belang als norm geldt. Vorig jaar kregen in ons land 6.901 bestuurders een veroordeling omdat ze vluchtmisdrijf pleegden na een ongeval. Dat zijn gemiddeld 19 veroordelingen per dag. De cijfers stonden in Het Nieuwsblad dat daarvoor de statistieken van politierechtbanken van 2015 doorzocht. Het meest opvallende cijfer is het aantal vluchtmisdrijven na dodelijke ongevallen: in 2014 waren dat er ‘maar’ 13, maar een jaar later is dat bijna verdubbeld tot 22. Ik wil in zo een land niet leven.

Als de verbondenheid verdwijnt, worden anderen obstakels, regels zijn er voor anderen. Iedereen bepaalt eigen regels en de maatstaf wordt het eigenbelang. Het algemeen belang verdwijnt als hinderlijk. In een wereld waar het groepsgevoel verdwijnt, waar samenhorigheid en lotsverbondenheid verdwijnt wordt het niet beter. We moeten onze medemensen daar durven op wijzen.

Solidariteit

In datzelfde individualisme wordt solidariteit in vraag gesteld. Solidariteit wordt gezien als iets hinderlijks, iets dat de eigen individuele ontplooiing in de weg staat. De solidariteit met wie het minder makkelijk heeft, wordt in vraag gesteld.

Onze democratische rechtstaat die een welvaartstaat geworden is, die herverdelingen organiseert van wie het beter heeft naar wie het nodig heeft, komt onder druk. Een herverdeling wordt als onrechtvaardig beschouwd. Pas op, de herverdelingsmechanismes van onze welvaartstaat zijn nooit af en moeten voorwerp blijven van debat en verbetering, maar het principe dat er herverdeeld wordt, moet toch onbetwistbaar blijven.

Het woord solidariteit wordt ook politiek gebruikt. België wordt gelijkgesteld aan solidariteit. De framing dat de transfers objectiveerbaar zijn, maken die transfers solidariteir en gaan voorbij aan alle politieke aspecten van die solidariteit. Het holt de betekenis van het woord solidariteit uit. Dat is op langere termijn schadelijker dan de transfers zelf.

Grenzen

Het is ‘normaal’ dat onze solidariteit begrensd is. Wij kunnen die solidariteit niet in gelijke mate over al onze cirkels van solidariteit uitspreiden. Ik voel me solidair met arme boeren in Afrika of Zuid-Amerika, help actief in acties van Broederlijk Delen of Volk In Nood, maar ik denk er niet aan om te eisen dat ze allemaal van onze sociale zekerheid mogen genieten. Ik hoop ze te kunnen ondersteunen dat ze zelf zo’n systeem kunnen opbouwen, dat ze welvaart, welzijn en werk kunnen veiligstellen voor hun nakomelingen.

In een wereld zonder grenzen stort alle solidariteit in. Het is een discussie die heel actueel is. Grenzen lijken een vies woord vandaag. Maar we hebben grenzen nodig. Grenzen zijn een veiligheid, een veilige afbakening van het mijne en het jouwe, het onze en dat van jullie. Maar waar stellen we die grenzen?

Migratie

Ook de migratiecrisis daagt onze lotsverbondenheid uit. Het lot brengt vele mensen naar hier, op de vlucht of op zoek naar een beter leven. Wij worden opgeroepen om hen in onze cirkels van solidariteit, in onze lotsverbondenheid op te nemen. Dat verloopt meestal zonder problemen daar waar de draagkracht groter is dan de draaglast. Er zijn er die denken dat de draagkracht onbeperkt is. Er zijn er die de draaglast bewust willen overschrijden. Er zijn er die vinden dat die draagkracht geen argument mag zijn. Er zijn er ook die vinden dat de draaglast te groot wordt en waarschuwen voor de gevolgen daarvan.

Het migratiedebat is een belangrijk debat vandaag. Dat moet taboeloos en openlijk worden besproken. Dat gebeurt wel aan de vele togen van Vlaanderen, maar te weinig in politiek of media. Daar blokkeren woorden als populisme en cordon of een politiek correcte angst het debat. Vlaanderen heeft geen debatcultuur. Terwijl net een goed en openlijk debat democratieversterkend werkt én goed is voor ons gevoel van lotsverbondenheid. Openlijk debatteren over onze toekomst, de weg die we moeten gaan en de grenzen van onze solidariteit, helpt deelnemers aan onze democratie om hun positie te bepalen.

11 juli is bij uitstek het moment om te zeggen, hier en dit zijn wij en wij horen bij elkaar. Dat wij-gevoel is er geen dat noodzakelijk een negatief zij-gevoel oproept. Het is een wij-gevoel van wij zijn solidair met elkaar. Wie wil kan bij ons horen en is welkom. Maar het kan ook een moment zijn om onze politici erop te wijzen dat grenzen nodig en nuttig zijn. Dat we ons niet mogen laten gijzelen door een kleine groep die droomt van open grenzen en dat, verpakt in een verhaal van grenzeloze mensenliefde, uitvoert, vaak ruim gesubsidieerd door allerlei overheden.

Asiel en migratie moet op een menselijke en realistische manier in een veranderde wereld opnieuw vorm krijgen. Als dat niet gebeurt, kan het ons hele continent in chaos storten. En ik kan me niet van de indruk ontdoen dat een aantal extreem-linkse groepen daar ook stilletjes van dromen.

1917

11 juli is een feest van verbondenheid. We vieren dat wij samen Vlaming zijn, samen toekomst willen opbouwen. Daarvoor is het niet slecht om af en toe eens achterom te kijken. Dat brengt me bij de twee verjaardagen.

De eerste verjaardag is een eeuwfeest. Exact honderd jaar geleden, op 11 juli 1917 schreven de Vlaamse Fronters een Open Brief aan koning Albert. ‘Sire wij hebben geen vertrouwen meer in onze oversten’. Over die brief en andere brieven van de Fronters is recent een lezenswaardig boek verschenen: ‘Alleen in u -o koning- geloven wij nog; Open brieven van de Vlaamse Frontbeweging tijdens de Eerste Wereldoorlog. In honderd jaar het eerste historische werk dat die documenten wetenschappelijk verantwoord uitgeeft, kadert en bespreekt. België is nog altijd bang van zijn eigen geschiedenis.

De brief markeert een belangrijk moment. Een elitaire culturele beweging, een emancipatiebeweging die de Vlaamse toekomst steeds binnen België zag, radicaliseerde. Die elitaire Vlaamse Beweging kwam in contact met de gewone Vlaming en zag voor het eerst een buiten-Belgische toekomst.

1917 was een woelig jaar in de wereld: Er was Ierland (na de Paasopstand in 1916), er broeide wat in Rusland, de opstandigheid van de Franse soldaten én het ongemak aan de IJzer. ‘Vele soorten van ongenoegen en ongemakken van de soldaten in het slijk en de modder, kwamen samen toen. De Engelsen en Fransen trokken welgezind naar huis op vakantie. Maar de Belgische soldaten zaten opgesloten achter het front. Het enige wat ze hadden waren kantonnementen en heel uitzonderlijk en pas vanaf 1917 kregen ze de kans om eens vijf dagen naar Engeland of Frankrijk ‘op congé’ te gaan. Je moet je de vereenzaming voorstellen in modder en slijk, in heel slechte winters, die van 1917 nog het slechts van al. En daar broeide en gistte van alles en nog wat aan ongenoegen.’ Vertelde historicus Romain Vanlandschoot in een interview op Doorbraak.be. Het Vlaamse ongenoegen was meer dan wrevel over ‘pour les flamins la même chose’.

Socio-economisch

1917 kwam niet uit de lucht vallen. Een van de ongenoegens was de onderontwikkeling van Vlaanderen, sociaal economisch en politiek. Die was sinds het ontstaan van België niet veranderd en door de internationale situatie en de industriële revolutie verslecht.

‘België, noteert in 1857 de Fransman EdmondTexier, heeft een rijk uitzicht en zijn platteland is prachtig. Waaraan ligt dan het grote aantal armen en bedelaars in de stad en op den buiten? Men ziet ze in troepen bij de monumenten die de buitenlanders komen bekijken. In alle stations, bij het hekken langs het spoor, proberen bedelaarsters medelijden te verwekken en lonken hopen kinderen om een geldstuk.’ (Mijn land in de kering, Karel Van Isacker deel I p67.)

Wie het boek Mijn land in de kering van Karel van Isacker leest, schrikt. In de jaren veertig van de negentiende eeuw was er hongersnood in Vlaanderen. Van Isacker schreef zijn boek in 1978, toen de kering was ingezet.

Van Isacker was een Jezuïet en professor. Volgens Wikipedia is het tweedelige Mijn land in de kering ‘een subjectieve essayistisch opgevatte sociale geschiedenis van het Vlaamse volk in de jaren 1830-1980.’ Als jonge politiek zoekende las ik een tekst van Van Isacker waarin hij betoogde dat de Vlaamse beweging een sociale beweging was én moest zijn. Het heeft me nooit meer losgelaten.

Arm Vlaanderen

Wie weinig vertrouwen heeft in een boek van een pater met een Vlaamse overtuiging, kan ik een ander verhaal aanraden Door Arm Vlaanderen geschreven door de Franstalige socialist August De Winne in 1900 en in boekvorm verschenen in 1903. (Het boek is digitaal te lezen op de Digitale Bibliotheek van de Nederlandse Letteren) De Winne gelooft de verhalen van zijn Vlaamse kameraden over de verpaupering in Vlaanderen niet en besluit zelf op onderzoek uit te gaan in Vlaanderen. Dat boek heeft me slapeloze nachten bezorgd. Het was de tijd dat men in Europa de medische gevolgen van ondervoeding ‘la maladie flamande’ noemde.

Er was in Vlaanderen een overaanbod aan arbeiders, met als gevolg emigratie en lange afstandspendel naar Waalse industriegebieden en Noord-Frankrijk. De helft van de bevolking van Roubaix in de late negentiende eeuw was van Vlaamse komaf. In Luik en Charleroi waren hele Vlaamse wijken, met een eigen Vlaamse priester. Ze waren er de oorzaak van dat in 1929 de Franstaligen kozen voor een territoriale talenopdeling in België, ze waren bang voor de vernederlandsing van Wallonië.

Rond 1917 was de situatie niet meer zo schrijnend als eind negentiende eeuw. Maar er bleef analfabetisme en armoede, noem het gerust verpaupering. (Lees bijvoorbeeld de armoedige situatie van de hoofdpersoon in Oorlog en Terpentijn’ van Stefan Hertmans) In alle vier de toenmalige Vlaamse provincies lag het gemiddelde inkomen per hoofd onder het Belgische gemiddelde, met Limburg en West-Vlaanderen als negatieve uitschieters. In vele West- en Oost-Vlaamse gemeenten genoot toen één derde tot de helft onderstand en kon nog amper één vijfde welgesteld worden genoemd. Het BBP per hoofd van de rijkste Vlaamse provincie was lager dan dat van de armste Waalse provincie. Henegouwen en Luik waren toen de economische top van België trouwens.

Vlamingen zijn dat deel van hun geschiedenis vergeten. Nochtans heeft het lang in het collectief geheugen van de Vlamingen een rol gespeeld. Denk maar aan de vele liedjes die in deze 11-juliperiode worden gezongen. Veel van die liederen hebben een oorsprong in de late negentiende, begin twintigste eeuw, de eerste flaminganten staken de kop op en verwerkten hun visie in liederen. Als romantici gingen ze op zoek naar de ‘goede tijd’ in de geschiedenis van Vlaanderen, die ze contrasteerden met hun tijd. Het was ooit goed geweest en die goede tijd zal weerkomen. Zo zongen ze.

Je ziet datzelfde procedé ook in de Romantische schilderkunst. In Gent kan u Oer bezoeken. Vlaamse schilders op zoek naar hun identiteit grijpen terug naar de grote middeleeuwse voorbeelden, Breughel en de Vlaamse primitieven en schilderen zo hun tijd.

Frans

Het contrast met vandaag kan bijna niet groter zijn. De vraag werpt zich op hoe dat komt. Ik denk dan altijd terug aan mijn grootouders. Neem nu mijn peter, Frans Versyp, geboren 21 juni 1909. In een boerengezin in Wippelgem bij Sleidinge, ten Noorden van Gent. In een gezin van negen, te veel monden om te voeden met de opbrengst van het kleine boerderijtje waar ze woonden. De pastoor kwam tevergeefs aandringen om de kleine Frans te laten ‘doorleren’. ‘Hoe zouden ze dat ooit gekund hebben’ zei mijn grootvader daar later over.

Als 16-jarige trok hij naar Gent om bij een slager de stiel te leren. Hij is slager gebleven tot zijn 66e. (Nog iemand die durft te klagen over de pensioenleeftijd?). Het verlengen vandaag van de pensioenleeftijd is in niets te vergelijken met toen: de levensverwachting is langer, de werkomstandigheden zijn niet te vergelijken. (In de eerste jaren bestond er geen wet op de sluitingsdagen).

Die generatie heeft Vlaanderen uit het moeras getrokken, door hard werk. Wereldeconomie en politiek hebben daarbij een rol gespeeld. Vlaanderen kon optimaal profiteren van de tweede industriële revolutie. In Vlaanderen ontstaat een nieuwe dynamiek. Terwijl Wallonië de conservatieve reflex heeft om zo lang mogelijk de bestaande oude industrie te ondersteunen in plaats van te vernieuwen. De gevolgen van die keuze dragen ze jammer genoeg tot vandaag.

Vandaag zijn Luik en Henegouwen al enkele tientallen jaren de armste provincies als we vergelijken naar inkomen per hoofd. De Vlaamse provincies laten alle Waalse provincies achter zich, met uitzondering van Waals-Brabant. De echte ramp is dat daar al jaren amper verandering in zit. Vlaanderen en Wallonië, zijn even verschillende regio’s als in 1917, maar de rollen zijn omgekeerd.

Een nog grotere ramp is dat de transfers van Vlaanderen naar Wallonië die situatie niet lijken te verbeteren. Een doekje voor het bloeden, maar de wonde zelf geneest niet.

Politiek

Moesten de Fronters van 1917 vandaag naar ons land kijken, dan zouden ze ook een enorm verschil zien in de politieke positie van de Vlamingen. In 1917 was er geen enkelvoudig algemeen stemrecht, dat is er na de oorlog gekomen in 1918. Dat schiep de mogelijkheid om een ‘Frontpartij’ electoraal succesvol te maken.

Een van de klachten in 1917 was de achteruitstelling van de Vlamingen in politiek België. De bestuurstaal van België was Frans. Ondanks de eerste taalwetten die er eind negentiende, begin twintigste eeuw gekomen waren. En dat brengt me bij de tweede verjaardag van 2017. De kranten staan vol van de ‘summer of love’ die 1967 blijkbaar was. Maar nog geen enkel medium heeft tot nu toe een woord gedrukt over de vijftig jarige verjaardag van de officiële Nederlandstalige versie van de Grondwet. Die is inderdaad dit jaar nog maar 50 jaar oud, België bestond toen bijna 140 jaar. Geen reden tot feesten, hoewel, het toont welke enorme politieke weg wij Vlamingen hebben afgelegd. Het zou trouwens de aanzet zijn naar de eerste staatshervorming enkele jaren later. Een officiële Duitstalige versie van de Belgische Grondwet kwam er pas in 1991 trouwens. Nog later, maar ze hebben maar een kleine 70 jaar moeten wachten op hun vertaling, half zo lang als de Vlamingen.

Even een illustratie van de politieke weg die we hebben afgelegd. De vorige week met de Orde van de Vlaamse Leeuwgelauwerde en 100 jarige voormalige CVP-politicus Jan Verroken, vertelde me in 2013 in een interview over zijn begintijd in De Kamer, hij is verkozen in 1950: ‘Toen ik in het parlement kwam, waren er nog veel parlementsleden, zoals van het ACW, die niet gestudeerd hadden. Die spraken alleen “Vlaams”. Als er zo iemand het woord nam, verliet zeker een derde van de Franstaligen het halfrond. Ik heb toen gezworen dat ik er nooit een woord Frans zou spreken. Als ik mijn maidenspeech hield dan was het de gewoonte dat Vlamingen op het einde zichzelf vertaalden. Hun best doen om te tonen dat ze Frans konden. Een beetje zoals de Franstaligen vandaag doen. Maar ik stopte en vertaalde mezelf niet. En toen hoorde ik iemand, luid genoeg, zeggen “et ça à peinecinqansaprès la guerre”. Van een gewone man werd het nog aanvaard dat hij geen Frans sprak, maar van iemand die gestudeerd had niet, dan was je een zwarte.’

Het hele verhaal van collaboratie en taal heeft een belangrijke rol gespeeld. Trouwens ook in de carrière van Verroken, die de resultaten van de toenmalige talentellingen aanvocht en zelf mee de taalgrens heeft vastgelegd. Hij was ervan overtuigd dat goede grenzen zorgen voor goede buren. Ook de geschiedenis van de talentellingen zijn in Vlaanderen geen algemene kennis meer, zelfs niet bij wie politiek actief is of wie journalist is.

Tweederangsburgers

Politiek gezien zijn de Vlamingen geen tweederangsburgers meer. In tegendeel. Hoewel, wie dichter kijkt ziet bepaalde systemen. Zo wordt de federale coalitie vaak door Franstaligen bepaald. Ook de huidige ‘Zweedse’ coalitie is er pas gekomen toen aan Franstalige kant de PS en cdH de vlucht vooruit namen in Brussel en Wallonië. Wie had trouwens toen de huidige situatie durven voorspellen? De oppermachtige PS die wankelt, het is nog even tot de verkiezingen, maar de lang zekere politieke evenwichten in België wankelen. Vlaanderen en Wallonië staan voor heel verschillende uitdagingen en maken heel verschillende politieke én sociaaleconomische keuzes.

Moesten de Fronters van 1917 zien welke autonomie de Vlamingen vandaag na 100 jaar Vlaamse beweging hebben opgebouwd, ze zouden schrikken. Dat hadden ze waarschijnlijk nooit voor mogelijk gehouden. Maar moesten ze iets dieper kijken en zien in welk ingewikkeld kluwen die groeiende autonomie ons heeft gestort, ze zouden zich waarschijnlijk in de haren krabben. Net zoals wij vandaag vaak doen.

Kluwen

Want de Vlaamse of Franstalige en zelfs Brusselse autonomie is afgekocht en onderhandeld met veel compromissen. Daarbij had men geen duidelijk doel voor ogen, geen ander doel dan het vinden van een compromis. Een ‘Belgisch compromis’, iedereen kent dat. Beide partijen kunnen zeggen dat ze hun slag hebben thuisgehaald. Vlaamse partijen verwezen zo na de vorige staatshervorming naar de extra bevoegdheden die werden overgedragen. Unitaristen verwijzen naar wat niet gesplitst is en kloppen zich op de borst dat de splitsingsaanval is afgewend. Helaas hebben beiden gelijk. Ondertussen heeft elk kabinet een leger advocaten nodig om bij elk wetsontwerp goed te onderzoeken of het wel een exclusieve bevoegdheid van de minister behandelt.

Neem nu de schrapping van de Vlaamse energieheffing, de zogenaamde Turteltaks. Terwijl die taks er gekomen is om een put te dempen, gemaakt door onverantwoord politiek voluntarisme. Inzetten op hernieuwbare energie moet, maar niet tegen elke prijs alstublieft. Waarom is de energieheffing geschrapt? Wel omdat die een belasting is op het elektriciteitsverbruik. En dat verbruik wordt ook al op federaal niveau belast. Dat staat zo in de Grondwet, volgens kenners in artikel 170, § 2: “De deelstaten mogen niet belasten wat de federale staat al heeft belast. Tijdens de parlementaire debatten over dit grondwetsartikel wordt dit kleurrijk omschreven: de deelstaten kunnen slechts belastingen heffen op de “maagdelijke materies”.

Volgens de rechters heeft de Vlaamse regering haar bevoegdheid overschreden. De Vlaamse regering mocht een belasting per afnamepunt invoeren, precies omdat die punten nog niet door de federale overheid worden belast. Dat hadden de parlementsleden die de heffing goedkeurden moeten weten, het stond namelijk in het advies van de Raad van Staten. Parlementsleden stemmen in het parlement een wet waarvan ze weten dat die in strijd is met de Grondwet. In wat voor land leven wij eigenlijk?Daar raken we twee problemen van ons democratisch systeem. Het eerste: probeer maar eens een beleid te voeren in de huidige juridische doolhof. In een structuur waarin je als minister zelden volledig bevoegd bent en dus telkens opnieuw moet overleggen met de andere regeringen van dit land eer je maatregelen kan nemen.

Wurgfederalisme

De staatshervormingen hebben ons land van evenwichten naar een wurggreep gebracht. Echte verandering is niet mogelijk in het huidige Belgische politieke systeem, ook al zijn die nodig. Veranderingen in de marge lukt nog wel. Een systeem dat zichzelf niet op tijd en stond kan vernieuwen, kan aanpassen aan de veranderende wereld, is ten dode opgeschreven. Een politieke structuur moet een middel zijn om de inwoners, de burgers werk, welzijn en welvaart te bezorgen. Vandaag is er te veel discussie over het systeem zelf en over het behoud van het systeem ondanks de veranderende wereld. Dat is niet in het belang van ons, van de inwoners.

Het wordt tijd dat we het debat ten gronde aangaan om samen te beslissen welke weg het met dit land uit moet. Ik vrees dat dat geen evolutie, maar een revolutie moet zijn. Geen gewelddadige politieke omslag, wel een paradigmawissel, het in vraag stellen van onze manier van werken. Het met een frisse blik bekijken van waar we staan, en waar we naartoe willen.

Democratie

Een democratisch model heeft ook geen enkele zin als de deelnemende burgers niet het gevoel hebben dat hun ‘stem’ een verschil maakt. Dan haken burgers af en kalft de democratische legitimiteit af. Sterker nog, dan kalft de legitimiteit van de democratie af. Nu al hoor je al eens een oproep voor een sterke leider, twijfel aan de democratie, dat is zeer zorgwekkend. De macht in een democratie ligt bij het soevereine volk. Het ingewikkelde Belgische systeem heeft die macht verplaatst naar achterkamertjes waar partijbonzen de lijnen uitzetten. Het parlement is een quasi steriele praatsessie geworden. Goed om in al dan niet getelefoneerde vragen aan ministers vijf minuten politieke roem te verwerven in de gespecialiseerde pers én op de eigen sociale media. Parlementairen moeten in de pas lopen van de mars die op de partijhoofdkwartieren gecomponeerd wordt. Wie dat niet doet, valt uit de gratie en kan een verdere politieke carrière vergeten. De voorbeelden, in vele partijen zijn legio. Waarom denkt u dat parlementairen een heffing goedkeuren waarvan de Raad van State zegt dat die ongrondwettelijk is en ze dan ook twee jaar later moet schrappen, met alle gevolgen van dien? De particratie is, na de hopeloos ingewikkelde en versnipperde structuur het tweede structurele probleem van onze democratie.

Particratie

Dat tweede probleem is nauw verweven met het eerste, de ingewikkelde structuur. Bij de voorstelling van het boek van Ivan de Vadder over de machtigste personen in de Belgische politiek toppen de partijvoorzitters. Daarin werd toegegeven dat dit te maken heeft met de ingewikkelde structuur van de Belgische politiek. Er is een instituut nodig dat het overzicht houdt over de verschillende regeringen en parlementen. Dat is zijn dan partijhoofdkwartieren, belichaamd door de partijvoorzitter. De Belgische particratie is rechtstreeks verbonden met de Belgische structuur.

Het is trouwens in die structuur, waar partijen heel machtig zijn, machtiger dan parlementsleden, dat de schandalen, zoals die het laatste half jaar op ons af komen, mogelijk zijn. Vaak zijn het onaantastbare partijtoppers die dat voor zichzelf organiseren. Of de partij plaatst deze of gene op posten of, al dan niet overbetaalde, mandaten. De partij wijst toe, beloont en straft, verdeelt en heerst. Ook hier valt wie de lijn niet volgt uit de boot. In Vlaanderen heeft men een begin gemaakt met het uitzuiveren van de mandaten. Maar er zijn nog scheve situaties. Hopelijk niet zo wraakroepend als met samusocial.

In De Standaard toonde politicoloog Luc Huyse ook aan hoe vals de geveinsde verontwaardiging is van de politieke kaste. ‘Geen beheersposten in parastatale en overheidsbedrijven. Geen politieke benoemingen. Geen cumul van politieke mandaten. Geen verrijking. Geen cliëntelisme. Geen nepotisme. Geen leugens.’ Citeert Huyse uit het tweede burgermanifest van Guy Verhofstadt. Verschenen in 1992! De glijbaan naar ethisch verval is niet onlangs geïnstalleerd. Niet dat Verhofstadt daar zelf veel aan veranderde eens hij aan de macht was. Net zoals hij de PS-staat aanklaagde om daar vervolgens niets aan te doen. Vlaams verkozen worden en Belgisch regeren is helaas ook een constante in de recente Vlaamse politieke geschiedenis.

Onderschat niet welk desastreus effect die schandalen hebben op de legitimiteit van onze democratie. Als alle politici verdacht worden, is de democratie ziek.

BHG

Er is daarbij nog een extra probleem. Dat heet het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. Dat heeft de bevoegdheid van toezichthoudende overheid voor de 19 gemeenten in het gewest. Naast de vraag of die 19 gemeenten vandaag nog een goede manier zijn om te besturen, verwaarloost het BHG al jaren haar toezichthoudende bevoegdheid. Al jaren komt er elk jaar een rapport over de taaltoestanden in de Brusselse gemeenten, al jaren worden onwettige benoemingen van eentalige ambtenaren niet vernietigd, of toch vernietigd, maar zonder echt praktisch gevolg, ze werken verder, geen haan die er naar kraait. U kan dat maar niets vinden, maar als een uitvoerend orgaan systematisch aangeeft dat de onderliggende gemeenten de wet toch niet moeten volgen, in wat voor democratie leven wij dan eigenlijk? Hoe kan je van de burger verwachten de ze de overheid ernstig neemt?

Diezelfde controle was er ook niet voor Samusocial. Voor ongegeneerde openlijke belangenvermenging rond culturele concessies. Om het nog niet over het Nationaal Stadion te hebben, ook daar is heel duidelijk dat een en ander niet klopt. De pers zwijgt grotendeels, oppositie krijgt geen inzage in documenten. Achterkamerdeals moeten het megalomane stadion-met-kantoren-project overeind houden, het prestigeproject van enkele Brusselse politici, nota bene niet in Brussel, maar in Vlaanderen. De rekening zal voor de Brusselaars zijn. Als Brussel de rekening niet kan betalen, klopt het wel aan de deur van de federale regering. Die tast dan in de zak om de ‘hoofdstedelijke functie’ van de stad nog wat steviger te ondersteunen.

Zaventem

Als klap op de vuurpijl komt dan nog het hele dispuut over Zaventem. Op woensdag 6 juli 2017 maakte de Nationale Bank bekend dat Zaventem voor steeds meer werkgelegenheid zorgt. In 2015 zorgde de luchthaven voor 35.081 directe en indirecte jobs. Dat is 1,5% van de totaal werkgelegenheid in Vlaanderen. Het aantal jobs steeg in Zaventem met 2.500 in 2 jaar. 83% van de nieuwe jobs tussen 2013 en 2015 werden in Zaventem, rond de luchthaven gecreëerd. Een blokkering van de luchthaven van Zaventem door Brussel is dus niet iets om wat lacherig over te doen. Verschillende luchtvaartmaatschappijen kondigde al aan dat ze willen vertrekken. Niet naar Luchthavens elders in België, maar naar het buitenland.

Dat allemaal omdat Brussel niet wenst overgevlogen te worden. In heel Vlaams-Brabant, tot in Oost-Vlaanderen trouwens moet men de gevolgen dragen. Het is misschien het beste voorbeeld van het wurgfederalisme waarin we terechtgekomen zijn. Brussel zou een economische groeipool naast de deur moeten koesteren als hoop voor de vele werklozen die het gewest telt. De lasten verdelen we daarbij gelijk. Een luchthaven naast de deur, dat is niet altijd even aangenaam.

BMR

Het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en hoe het bestuurd wordt, is het sterkste argument tegen de huidige Belgische structuur. Of moeten we herinneren aan de tunnels?

Een mens mag er niet aan denken dat de Vlaamse gemeentes in de rand veroordeeld worden tot samenwerken in de Brusselse Metropolitane Regio. Of erger nog, dat Vilvoorde wordt toegevoegd aan het Brusselse Gewest, zoals wel eens geopperd wordt. De uitbreiding van Brussel is een droom die nog niet elke Brusselaar heeft opgegeven, van daar trouwens die Metropolitane regio, wat daar verder voor praktisch mooie werking ook over gezegd wordt. Het is een sluipende uitbreiding van Brussel die ik de ergste vijand niet toewens. Zolang Franstaligen de grenzen binnen België niet aanvaarden wordt het moeilijk om probleemloos samen te leven.

Vlamingen liggen jammer genoeg niet echt wakker van Brussel en nog minder van Vlaams-Brabant. Vlamingen begrijpen vaak niet waarom het gaat. Ze begrijpen de discussies in de Vlaamse rand niet. Binnenkort mag de regio, in het bijzonder de faciliteitengemeenten, zich opnieuw verheugen op de aandacht van het Congres van de Raad van Europa. Het is wonderlijk hoe zinloze Europese instellingen zich telkens weer voor de kar van de Franstaligen laten spannen. Zelden gehinderd door enige kennis van de situatie te plaatse trouwens. De Vlamingen worden daar elke keer weer karikaturaal voorgesteld als usurpators, onderdrukkers van de ergste soort van die arme Franstalige minderheid/meerderheid. De Franstaligen slagen er dan in om een soort morele veroordeling van de Vlamingen te laten goedkeuren. De Vlaamse pers neemt dat dan zonder veel nuancering over.

Het enige goede antwoord op dat rapport is negeren. Als de Franstaligen iets willen veranderen aan de regeling in de Vlaamse rand, dan moeten ze dat via het Belgische parlement doen, niet via een praatbarak in Straatsburg.

Conclusie

100 jaar na 1917 en vijftig jaar na 1967 is Vlaanderen er sterk op vooruitgegaan. Maar er is geen plaats voor zelfgenoegzaamheid. Ondanks de zes staatshervormingen lukt het niet om een werkbaar model te zoeken voor de dubbel-, trippel- of zelfs quadrupeldemocratie België. De grenzen zijn er en moeten gerespecteerd worden.

Daarnaast staan we voor grote uitdagingen. We moeten het draagvlak van onze solidariteit veilig stellen. Ook de integratie van nieuwkomers in Vlaanderen zal het uiterst van ons vragen. We moeten dat tot een goed einde brengen. Ons werk, welzijn en onze welvaart veilig stellen vraagt een aangepast beleid, dat rekening houdt met onze omliggende landen en de beste regio’s in Europa. Enkel regio’s die op een vlotte manier kunnen inspelen op de veranderingen rond hun maken kans in de toekomst. Daarvoor is het noodzakelijk dat we onze democratie onderhouden. Dat we het draagvlak, het geloof in onze democratie bewaken. De particratie en de nodeloos ingewikkelde staatsstructuur zijn daarbij zeer bedreigende factoren.

Vlaanderen kan niet verder groeien en bloeien als het opgesloten blijft in de huidige Belgische structuur waar verstarring troef is en een vlotte aanpassing aan nieuwe tijden te traag verloopt of onmogelijk is. Die ingewikkelde staatsstructuur is een luxe die we ons in deze tijd eigenlijk niet kunnen permitteren. Dat is geen lot dat we gelaten moeten aanvaarden, we moeten ons daartegen verzetten. We moeten niet morrelen aan de marge, maar de kwaal aanpakken. We hebben een revolutie nodig, geen evolutie, een paradigmawissel een visie op de toekomst. Een onafhankelijk Vlaanderen is de beste optie om de geschetste uitdagingen aan te pakken.

Misschien wordt het voor 11 juli 2017 tijd om eens een nieuwe open brief naar de vorst te schrijven. Niet dat die man politiek nog even veel verschil kan maken als zijn voorvader Albert I. Maar toch. Mijn aanhef zou zijn: ‘Sire, wij hebben geen vertrouwen meer in onze overheidsstructuur.’ Enkel dan zal men over 100 jaar op 11 juli kunnen zeggen ‘We zijn er op 100 jaar op vooruitgegaan, we hebben de uitdagingen van de tijd aangepakt en de kansen gegrepen die zich voordeden economisch, sociaal, politiek en democratisch.’ We zijn dat verplicht omdat lotsverbondenheid ook de generaties overstijgt.

 

Categorieën

Pieter Bauwens is sinds 2010 hoofdredacteur van Doorbraak. Journalistiek heeft hij oog voor communautaire politiek, Vlaamse beweging, vervolgde christenen en religie.

Commentaren en reacties