JavaScript is required for this website to work.
post

‘Soldaten hebben wapens, wij hebben vuilniszakken’

Open brief aan Macron

Alexander Van Der Meer11/4/2020Leestijd 3 minuten
Mélany Le Barz-Ceretta (l) en Michel Onfray hebben harde woorden voor president
Macron.

Mélany Le Barz-Ceretta (l) en Michel Onfray hebben harde woorden voor president Macron.

foto © Reporters / Abaca / Mélany Le Barz-Ceretta (composiet: Doorbraak)

Een schrijnende getuigenis van een bejaardenverzorgster. Zij offeren zichzelf niet op, zij worden opgeofferd door de Franse regering.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Op 28 maart plaatste Mélany Le Barz-Ceretta onderstaande open brief op Facebook. Hieronder vindt u een vertaling van deze schrijnende getuigenis.


Meneer de president,

Het is 28 maart 2020, ik schrijf u dit uit het appartement van mevrouw T., die volgende week haar 104de verjaardag zal vieren, als het coronavirus haar niet voor die tijd te pakken krijgt. 

Zij woont in een bejaardentehuis, waar ik en mijn collega freelance-verpleegsters al een aantal jaren werken. 

Staat u mij toe dat ik u laat zien hoe wij eraan toe zijn, op deze mooie dag in maart. 

Kijk goed naar de foto alstublieft. Ik heb twee patiënten die mogelijk besmet zijn met het virus — testen zijn er niet, en ik heb zojuist het toilet gedaan van een dame van 104. Ik had een douchekapje op en een simpel mondkapje voor — eentje waarvan u heel goed weet dat het niet deugt, want toen u laatst in Mulhouse op straat was, had u gelukkig een echt FFP2-masker op, dat al heel lang nergens meer te vinden is, niet in de gewone apotheek en niet in de speciaalzaak voor gezondheidswerkers. Bovendien hebben ze u vast wel uit de buurt van zieken gehouden. Verder had ik plastic hoesjes over mijn schoenen en droeg ik een VUILNISZAK, die mij alleraardigst ter beschikking was gesteld door het bejaardentehuis, omdat de beroepskleding die daarvoor bestemd is niet meer op voorraad is. 

Ik heb enorme zin om te huilen vandaag, omdat ik zoals veel van mijn collega’s me er bij neer moet leggen dat mijn kinderen bij mijn ex-man blijven, zodat ik ze niet kan besmetten. Ik heb ze nu al 15 dagen niet meer gezien…

Ik kan ook wel huilen omdat ik mijn badkamer heb moeten ombouwen tot een ontsmettingsruimte, en ondanks dat toch nog in angst moet leven dat ik mijn partner zal aansteken. En omdat ik iedere dag mijn patiënten moet bezoeken met de vrees dat ik de zwaksten onder hen zal besmetten met het virus.

Meneer de President, hou eens op met al die toespraken om mensen te bedanken, dat is echt onbehoorlijk. U moet wel een hoge pet van uzelf ophebben, als u ook maar één seconde denkt dat een simpel bedankje van u genoeg is om ons al onze tekorten en angsten te laten vergeten, net als dat traangas waar u ons pas nog mee onder liet spuiten.

Hou op met ons materiaal te beloven dat nooit komt.

Hou op met ons helden te noemen. Een held offert zich op voor een goede zaak. Ik wil me helemaal niet opofferen: u bent het die mij opoffert.

Hou op met over verzorgers te praten als ‘de dappere kleine soldaten’.

Soldaten hebben wapens. Wij hebben vuilniszakken.


Wat valt hier nog aan toe te voegen? Wel moest ik denken aan een recent interview in opinietijdschrift Marianne met mijn favoriete Franse filosoof, Michel Onfray. Twee citaten daaruit:

‘Het coronavirus is de eerste serieuze tegenstander van de “Maastrichtse Staat” (bedoeld wordt de EU na het verdrag van Maastricht uit 1992, nvda). En wat blijkt? Dat die staat een papieren tijger is. Het ging er om een economische supermacht te creëren, welnu, er komt een virus en het economische monster blijkt niet eens in staat te zijn medisch personeel van mondkapjes te voorzien, of genoeg testen beschikbaar te maken om het volk te beschermen. In het Maastrichtse Rijk is de toestand van de publieke gezondheidszorg in Frankrijk zo beroerd, dat artsen bejaarden aan de deur van het ziekenhuis moeten tegenhouden, zodat ze zich met de meer rendabelen bezig kunnen houden. Wie had kunnen denken dat de liberale ideologie zo zijn grootste nederlaag zou lijden? Iedereen zal eindelijk in de gaten krijgen dat deze ideologie in werkelijkheid funest is, en voor het volk als geheel zelfs dodelijk…’

In deze tijd kun je maar beter niet armlastig zijn. Wie een gevuld adresboek, geld en een netwerk heeft, zal aan het langste eind trekken. Je kunt nu ook maar beter niet in de provincie wonen, en een bejaarde weduwe zijn met weinig mensen om je heen, zonder spaargeld. Want mocht je dan naar de dokter gaan omdat je bang bent besmet te zijn, komt er echt geen test. Hij zal tegen je moeten zeggen dat je tijd voorbij is… En dat de Maastrichtse Staat bij gebrek aan middelen heeft besloten je te laten sterven.’

Mathematicus, documentairemaker (oa VPRO, KRO, NCRV, AVRO), schrijver van één roman ('De Knapste Man van Nederland', Augustus), laatstelijk chroniqueur.

Commentaren en reacties