JavaScript is required for this website to work.
post

Syrische oppositie miskent Koerdische trots

Dirk Rochtus9/7/2012Leestijd 2 minuten

De opstand in Syrië is al zestien maanden oud en nog houdt de Syrische president Bashar al-Assad stand. De overlevingskunstenaar die hij is, speelt alle betrokken partijen onderling tegen elkaar uit, zowel de grootmachten, de regionale machten als de binnenlandse oppositie. Bij de grootmachten is het Rusland dat als gelukkige gebruiker van een basis in de Syrische havenstad Tarsus gastheer Assad niet wil laten vallen. Bij de regionale machten wedijvert het soennitische Turkije om invloed in het Midden-Oosten met Iran als aanvoerder van het ‘sjiietische blok’ (met Irak, de Hezbollah in Libanon en de Alawitische minderheid die in Syrië heerst).

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Over buitenlandse druk hoeft Assad zich niet veel zorgen te maken. Een interventie komt er niet. De dreigende taal van de Turkse premier Erdogan na het afschieten van de Turkse F-4 jet door het Syrische luchtafweergeschut was meer bedoeld om niet als zwak over te komen bij de eigen publieke opinie. Van de internationale gemeenschap mag de huidige Syrische leiding zelfs worden betrokken in een ‘overgangsregering voor Syrië’ zoals bleek uit de slotverklaring van de conferentie van Genève, waar op zaterdag 30 juni 2012 de buitenlandministers van de vijf vetomachten van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (VN) overleg pleegden met de secretaris-generaal van de VN, de Hoge Vertegenwoordiger van de Europese Unie voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid en vertegenwoordigers van Turkije, Irak, Koeweit en Qatar. De Syrische oppositie is ontgoocheld én verdeeld. Op haar conferentie in Cairo op dinsdag 3 juli stapten de aanhangers van een belangrijke oppositiegroep op omdat het Syrische Nationale Congres (SNC) de gewapende strijd niet genoeg zou ondersteunen. De Syrische Koerden volgden hun voorbeeld, maar dan omdat ze in een nieuw Syrië niet als ‘volk’ erkend zouden worden. Tijdens een vorige meeting van het SNC had de enige tegenwoordige Koerdische partij er ook al de brui aan gegeven omdat de andere deelnemers de naam van ‘Syrische Arabische Republiek’ niet wilden veranderen in ‘Republiek van Syrië’.
De Syrische Koerden mogen dan niet tuk zijn op Assad, in hun trots komen ze in de eerste plaats op voor zelfbestuur. Daarbij krijgen ze een duwtje in de rug van de Koerden die in het noorden van Irak een eigen deelstaat besturen als zogeheten ‘Kurdish Regional Government’ (KRG). Ze vrezen beïnvloeding van het SNC door de Turkse regering die liever geen autonome Koerdische regio ziet ontstaan in het noorden van Syrië. Dat zou de Turkse Koerden immers op bepaalde gedachten kunnen brengen. Ankara heeft er jaren over gedaan om zich min of meer met het bestaan van de KRG te verzoenen, maar kan geen nieuw ‘Irak-scenario’ aan waarbij ook de Syrische Koerden zich los van het centrale gezag van Damascus zouden ontplooien.
Net dat is zich nu aan het voltrekken in het noorden van Syrië, en Assad laat het oogluikend toe. De Koerdische afscheidingsbeweging PKK, vijand nummer 1 van Turkije, is terug van weggeweest. Duizenden PKK-leden – vele van Syrische afkomst – controleren het noordwesten van Syrië. In 1998 had het Syrische regime aan Ankara beloofd de PKK te vervolgen. Nu de relaties tussen Syrië en Turkije onder het vriespunt zijn beland, haalt Assad een streep door dat akkoord. Hij poogt de Syrische Koerden voor zich te winnen, bijvoorbeeld door Koerdische scholen te openen en 300.000 stateloze Koerden het Syrische staatsburgerschap te verlenen. Het voordeel voor Assad is dat het Vrije Syrische Leger van de opstandelingen in zijn manoeuvreerruimte wordt gehinderd in het Koerdische noorden. Tegelijk vormt het gebied een bufferzone waar Turkse troepen niet zonder zware verliezen door zouden geraken. Ankara denkt wel twee keer na vooraleer het met een inval de Koerdische doos van Pandora zou openen. Turkije, Syrië, Iran en Irak – de landen waarover de Koerden gespreid leven – hebben het Koerdische streven naar autonomie altijd tegengewerkt. Wie wel rekening houdt met de Koerdische trots, wint een partij in het pokerspel om heersen of overleven in het Midden-Oosten. Voor sluwe vos Assad vormen de Syrische Koerden een joker, de anderen hebben het nakijken.

 

Dit opinistuk verscheen op 7 juli in De Morgen.

Dirk Rochtus (1961) is hoofddocent internationale politiek en Duitse geschiedenis aan de KU Leuven/Campus Antwerpen. Hij is voorzitter van het Archief en Documentatiecentrum voor het Vlaams-nationalisme (ADVN). Zijn onderzoek gaat vooral over Duitsland, Turkije, en vraagstukken van nationalisme.

Commentaren en reacties