JavaScript is required for this website to work.
post

Klimaatopwarming koelt af

Tegen 2020 zal 70% van de opwarming van de 20ste eeuw door natuurlijke variatie teruggenomen zijn

Emiel Van Broekhoven11/4/2019Leestijd 10 minuten

foto ©

In het debat over klimaatopwarming dient ook Totale Solaire Irradiatie (TSI) onder de aandacht te komen, stelt prof. Emiel Van Broekhoven. Dan blijkt er een afkoeling tussen 2000 en 2014…

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Meer dan twee jaar geleden maakte Prof. Don Easterbrook, hoofdredacteur en auteur van Evidence based climate change(Elsevier, 2nd. Ed.,2016) de uitdagende figuur 1 hieronder, waarmee de vraag gesteld werd welke wending het klimaat ging nemen:

TSI

De natuur zal dus kiezen tussen:

– hetzij een verdere stijging van de temperatuur op aarde met 1,5°C tot zelfs 2°C tot 2100 (na de eerdere stijging vorige eeuw met 0,73°C, stijgt de temperatuur dus volgens het IPCC eens zo snel of drie keer zo snel ),

– hetzij een flinke duik van de temperatuur op aarde op weg naar een tijdelijke afkoelingsperiode, hetzij een nieuwe kleine ijstijdperiode.

Easterbrook en andere klassieke klimatologen zoals Corbyn, Svensmark of Mörner lieten er vanaf 2005-2007 nooit twijfel over bestaan dat een daling imminent was.

In de eerste rapporten van het IPCC werd dezelfde visie aangehangen. In de Europese en Belgische publieke opinie werd die onvermijdelijke afkoeling zeker een minderheidsopinie, want de politiek correcte gelovigen in de klimaatkerk hingen de 1,5%-2% IPCC stelling uit de latere rapporten aan. Onder antropogene opwaartse C02-stuwing, heette het voortaan, zou de opwarming op aarde ongehinderd doorgaan. Nog recent kreeg devzw Klimaatmandaatin België begin 2019 een overweldigende steun van mediabedrijven en banken om de politiek verantwoordelijken te stimuleren opdat België de doelstellingen van het klimaatakkoord van Parijs zeker zou halen. ‘Die doelstellingen (indien wereldwijd toegepast) moeten de opwarming van de aarde beperken tot maximaal 2°C.’ Gratis publiciteit werd toegezegd voor een campagne ‘Sign for my future’ door de VRT, de grote Belgische pers- en reclamegroepen, enzovoort. De werkelijkheid stelt deze enthousiaste klimaatstrijders nu voor een pijnlijke werkelijkheid.

Ik heb verschillende artikels geschreven, die in kranten van de genoemde mediagroepen werden geweigerd, maar uiteindelijk toch door Climategate.nl, Doorbraak, en de Beste Beleggergepubliceerd werden, en waarin ik waarschuwde dat de IPCC voorspellingen van langsom meer aan grote twijfel onderhevig kwamen, omdat alle indicatoren wezen op een langdurige stagnatie en inderdaad afkoelingsperiode van het klimaat.

Menselijke betekenis van het onderscheid tussen lange warme en koude periodes

De studie van de cyclische klimaatgeschiedenis tussen de jaren 1000 en 2000 leert ons dat tijdvakken van opwarming (zoals na 1180, 1350,1550, 1710,1915) vaak relatief minder bezorgde periodes waren. De temperatuur (en de TSI) steeg, het landbouwareaal over de hele wereld nam vervolgens toe, de levensvoorwaarden verbeterden op vele plaatsen, de bevolking groeide in een wat vreedzamer en voorspoediger wereld en de steden breidden uit. De optimistische vooruitgangsvisie die uit een boek als Factfulness van Hans Rosling uitstraalt is een goed voorbeeld hoe de opwarming ook in de 20ste eeuw een optimistisch vooruitgangsbeeld in de hand werkt.

Lange periodes van snelle en abrupte temperatuurdalingen gepaard gaand met overvloedige regenval en stormen (zoals na 1280, 1410, 1620, 1780, 2000?) zijn daarentegen steeds periodes geweest met grotere beproevingen, afname van de bevolking, moeilijkheden met de voedselbevoorrading, hongersnoden, en militaire en burgerlijke conflicten, vaak met een religieuze voedingsbodem.

Een opwarming van 0,7°C lijkt misschien niet veel, vergeleken met de temperatuurwijzigingen die we als mens en ook planten van dag tot nacht, en van zomer tot winter ondergaan. Over langere termijn blijken aanhoudend gemiddeld hogere temperatuurverschillen van bijvoorbeeld 0,5°C een grote invloed te hebben op de productiviteit van de rijst- en graanvelden, en nog meer als die velden bovendien hoger gelegen zijn. Kleine opwarmingsverschillen die vele jaren aanhouden maken dus grote verschillen in productie.

Niet te vergeten is dat het onderzoek van Henrik Svensmark en collega’s uitwijst dat warme periodes typisch leiden tot lichtere bewolking en dus gematigder regenval, terwijl koude periodes precies zorgden voor overvloedige vaak tropische regenval in gematigde streken.

Hoe dat voor ons zal uitdraaien in de periode na het jaar 2000 is een kapitale vraag. Welke afkoeling moeten we verwachten? Hoe zal de voedselbevoorrading van de talrijk gegroeide bevolking beïnvloed worden? Hoe zal de vrede bewaard blijven als de voedselvoorziening hapert voor de overbevolking? Welk ander ontwikkelingsprogramma, dan dat tegen opwarming, moet er eventueel worden ontwikkeld? Dat zijn de raakpunten van economie, klimaatkunde en beleid.

Land, oceaan, en zon beïnvloedden het klimaat tijdens de 20ste eeuw

Sedert Hoyt en Schatten (Figuur 2) de systematische meting van de Totale Solaire Irradiatie (TSI) aan de orde hebben gesteld kon de toepassing van hun methode al helpen bewijzen dat de opwarming van de aarde met 0,73°C tijdens de 20ste eeuw volledig kon verklaard worden door de Totale Solaire Irradiatie, dat wil zeggen door de natuurlijke variatie van de zonnewarmte. TSI is een maat van de totale energie die de aarde ontvangt aan de top van de atmosfeer. We zullen in een latere sectie van dit artikel verklaren hoe veranderingen in solaire irradiatie de waargenomen klimaatwijzigingen van de voorbije eeuwen vanaf 1610 tot vandaag. Dat neemt niet weg dat C0ergens een rol behoudt bij de serregassen, maar dat zijn uiterst te koesteren rol in de voedselproductie zeker veel belangrijker is dan bij de klimaatverklaring.

De TSI zelf kent op- en neerwaartse bewegingen. Nemen de zonnevlekken die aan de basis van de TSI-meting liggen af, dan wordt het koeler op aarde, expanderen de gletsjers, en zo meer. Van 1915 tot 1990 namen de zonnevlekken toe, weliswaar met een 32-jarig hiaat (1945-1977), en de gletsjers trokken zich terug. Thans expanderen de gletsjers weer; dat zou dus moeten wijzen op koeling. En inderdaad wordt dat bevestigd door de feiten die we verder rapporteren.

Men kan terecht opwerpen dat net zoals de meting van C02aan de top van de vulkaan Mauna Loa op Hawaï, de meting van de TSI (en dus de temperatuur op aarde) een ‘ver boven mijn dak’-show is. Bekijken we daarom het model van Easterbrook en d’Aleo dat de cycli van de zon, oceaan en landtemperaturen samenbrengt. Men stelt vast dat de drie metingen, op korte termijn heel afwijkend van elkaar, gemiddeld genomen enorm convergeren.

Beschrijving resulterend in een voorspelling

Easterbrook ontwikkelde, in samenwerking met de leidinggevende Amerikaanse meteoroloog d’Aleo, ook een eigen originele klimaatvoorspelling vertrekkend van de ‘pdo-index’, de index van de Pacific Decadal Oscillation. PDO is de gemiddeld 27-jarige schommeling in de Grote (Stille) Oceaan. De aardoppervlakte bestaat voor 71% uit water en de rest uit land. Dat de oceanen medebepalend zijn voor het klimaat op aarde moet dus niet verrassen. Deze PDO-index is gebaseerd op warme-koudecycli van 25-30 jaar gerelateerd aan de zalm- en andere visvangst. Tijdens een warme fase spoelt warm oppervlaktezeewater van de evenaar noordwaarts langs de kust van Noord-Amerika tot in de Golf van Alaska. Met een positieve (warme) PDO trekken de gletsjers zich terug en warmt het klimaat op. Het omgekeerde gebeurt wanneer de PDO daalt. Tijdens de voorbije eeuw waren er twee koude periodes – 1880-1915 en 1945-1977 – en twee warme periodes (1915-1945 en 1977-2000). In 1977 voltrok de overschakeling zich in 1 jaar tijd.

Het blijkt dat ook de AMO (Atlantic Multidecadal Oscillation) langs de oostkust van de VS eenzelfde beweging als de PDO volgt. De oceanen aan de meest bewoonde gebieden van deze wereld bewegen dus in lockstep. Vandaar de PDO+AMO die gezamenlijk optreden in figuur 3.

TSI

Op de figuur 4 kan men ook zien hoe het verloop van COmet de switches tussen warm en koud niets of alleen occasioneel te maken heeft. Na 2000 is er een ‘cool mode’ en neemt de CO2sterk toe. Men kan zich écht wel afvragen wat COnog met opwarming of afkoeling te maken heeft. Tijdens de koele periode van 1945 tot 1977 steeg de COsterk. Tijdens de koele fase vanaf 2000 tot nu idem.

De klimaatontwikkeling van Hoyt en Schatten wordt in figuur 4 gekoppeld aan een Easterbrook-voorspelling tot 2035. Easterbrook gaat in figuur 5 daarnaast over naar een extrapolatie.

TSI

Vertrekkend van een anomalie van 0,5°C in 2015 gaat de voorspelling naar -0,1°C tegen 2040. Dus een afkoeling van 0,6°C over de volgende 30 tot 40 jaar na het jaar 2000. Die brengt u op figuur 6 naar het niveau van TSI = 1365, hetzij -0,5°C.

De voorspelling van Easterbrook is gebaseerd op het gedrag van deze dertigjarige cycli die een koudeklimaatepisode voorspellen tot 2035-40. Dat zich echter vanaf 2030-‘40 een nieuwe dertigjarige opwarming zou aandienen, hoort volgens Easterbrook zeker tot de mogelijkheden.

Nieuwe feiten in een perspectief vanaf 1600

Het IPCC is vooral een succesvolle ‘marketeer’ van de antropogene klimaatopwarming gebleken. Het heeft de leiding van de Verenigde Naties overtuigd en het beleid van zeer vele landen sterk beïnvloed. In een klassieke klimaatredenering is er echter geen enkele reden om milieu- en klimaatoverwegingen met elkaar te vermengen.

Met het concept van antropogene klimaatopwarming werd de industriële vooruitgang -belangrijke bron van de sociale vooruitgang – een instrument van onze industriële stagnatie en achteruitgang te bewerken. Om de ‘verschroeiende antropogene opwarming’ te voorkomen moeten we in België zeer grote investeringen verrichten om de opwarming in Azië en elders tegen te gaan. Heftige en hooggeplaatste ‘believers’ wisten met dit marketingconcept de politieke verbeelding zo te bespelen, dat bijna alle politici (waaronder Angela Merkel, en Emmanuel Macron) er met ontzag voor terugdeinsden.

Wie weet dat de klimaatcyclus op aarde gestuurd wordt door de planeten en uit de kosmos, weet ook dat een determinerende rol van antropogeen COin die klimaatcyclus uitgesloten is. Antropogeen CObedraagt hooguit 3% à 5% van de totale COin de atmosfeer, en kan sowieso geen rol spelen, noch als oorzaak en nog veel minder als hefboom bij de bestrijding van de opwarming. De ‘vader van de klimaatwetenschap’ Hubert Lamb onderstreepte in Climate; present, past and future (vol.1, p.45) al de dominantie van waterdamp op CObij de serregassen in de atmosfeer.

Neem nu aan dat er minder koeien in de wei, minder vliegtuigen in de lucht en minder auto’s in de stad worden gebruikt, meer elektrische wagens, geen steenkoolcentrales, en alleen nog windmolens en zonnepanelen voor de elektriciteitsproductie zouden worden gebruikt.

Dat onder invloed van die verandering een gewijzigde invloed van maan op de getijden, of van de zon op de temperatuur op aarde zou ontstaan, zal toch niemand aannemen? Nicolas Hulot en Nic Balthazarwisten die idee nochtans met veel show succesvol te slijten! Entertainment gaat tegenwoordig voor wetenschap, dat ondervinden leerlingen ook elke dag.

De opwarming bestaat trouwens vooral in de hoofden van de journalisten van het tv-journaal. Een toenemende stadsmigratie betekent dat de meeste mensen nu leven in de ‘warmte eilanden’ die tot ver buiten de steden uitreiken en steeds groter en warmer worden. De thermometerhutten van de televisieweermannen en -vrouwen staan opgesteld binnen die warmte-eilanden. In de VS warmden de steden over de voorbije eeuw met 2°C meer dan het platteland (dat opwarmde met 0,73°C zoals bij ons), en hun opwarming blijft verder toenemen. De warmste week, maand, jaar worden vastgesteld in de warmte-eilanden van grootsteden. Die opwarming is relevant voor de stadsbewoner. Maar die grootsteden zelf zijn goed voor een 0,5% tot 3% van het aardoppervlak. Dus die opwarming is irrelevant voor het klimaat op aarde. Voor Oxford in het VK is de gemiddelde temperatuur volgens Meteoblue gelijk aan 10,25°C (ongeveer hetzelfde als in Antwerpen en Brussel). In het Peak District National Park is het gemiddelde 7,2°C. Het verschil is dus 3°C. Op ‘de buiten’ is het heel wat koeler, en stijgt de opwarming ook nog minder. Dus, als je de opwarming koste wat het kost kwijt wil, schaf dan de steden af!

We kunnen speculeren zoveel we willen, maar uiteindelijk is de directe waarneming van de verandering op het niveau van de TSI-meting beslissend. We weten dat de temperatuur op de aardbodem daarop met een vertraging van een drietal jaren reageert.

Bijzonder relevant in die context is de recente publicatie van TSI-metingen bewerkt door Lean voor de periode 1610-2000, en aangevuld met metingen van het Zwitserse PMOD (Fröhlich) voor de periode 2001-2014. Figuur 6 geeft de gegevens, met enkele verklarende tabelletjes erbij. De figuur zelf vindt U terug op de website van Climate4You. Uitleg over de methode en meetwijze vindt men ook aldaar.

TSI

Deze grafiek geeft een overzicht van het verloop van TSI sedert 1610. Er zijn drie solaire maxima op deze grafiek. Ten eerste die rond 1620, die het begin van het Maunder tijdvak aanvat. De tweede die rond 1780, die het Dalton-tijdvak aanvat. En tot slot die rond 1990 die het volgende tijdvak ‘NEXT’ aanvat. De maxima van 1850-1915, en van 1945-1977 zijn tussengelegen maxima.

Volgens Russische studies treden significante wijzigingen op bij het passeren van de solaire maxima. Dat zou wel eens waar kunnen zijn. Na 1600 was de Maunder-periode een zeer lange periode met grote menselijke, militaire, staatkundige en klimaatgevolgen. Er waren zeer grote hongersnoden in Rusland, Estland (doodde de helft van de bevolking), en eigenlijk in heel Europa. Oorzaak waren de koudere temperatuur en de niet aflatende geconcentreerde regenval, soms gevolgd door zeer dorre droogten – de periode wordt ook weleens ‘de kleine ijstijd van de 17de eeuw’ genoemd. Het terugschroeven van het landbouwareaal was ongetwijfeld ook belangrijk. De geschiedkundige Geoffrey Parker (Global crisis, Yale, 2013) noteert ‘geloofwaardig’ bij de uitspraak dat ‘een derde van de wereldbevolking stierf’ in de periode na 1600. In de 60 jaren na 1610 was er vrede in Polen gedurende 27 jaar, maar in de Nederlandse republiek slechts veertien jaar, in Frankrijk elf, en in Spanje drie jaren.

Wat de Dalton-klimaatcyclus van 1780 betreft, wordt in Wikipedia in het overzicht van de grote hongersnoden in de wereld, bijvoorbeeld in 1788 de ‘Famines entrainant la révolution française’ vermeld, voor 1816-1817 wordt er vermeld, ‘année sans été ‘. Aan conflicten en miserie ook dan geen gebrek.

Als we terugkeren naar figuur 1 met de keuze tussen verschillende toekomstige evoluties van het klimaat, valt het op dat de daling in de Dalton-periode steiler verloopt dan de klimaatbewegingen vanaf 1850, en vanaf 1945. De steilheid van de waargenomen daling in figuur 6 sluit ook beter aan bij de Dalton of Maunder daling dan bij de Easterbrook daling. Dat moet natuurlijk bevestigd worden.

De waargenomen daling van 2000 tot 2014 is van de grootteorde van -0,3°C. Maar we zijn nu in 2019, dus volle vier jaar later. Als we de jaarlijkse ramingen van het verloop van zonnevlekken bekend uit de studies van Abdussamatov toepassen, komen we rond het jaar 2020 op een totale afkoeling van 0.5°C op TSI-niveau. Dat betekent dus op 20 jaar een afkoeling tot 70% van de opwarming van de voorbije eeuw.

Vergelijken we ook de voorspelling van Easterbrook met de waarnemingen en de extrapolatie, dan stelt men vast dat de huidige waarnemingen de voorspellingen van Easterbrook zonder meer voorbijsteken. Hij komt op TSI = 1365 tegen 2030-40. Onze extrapolatie van de waarnemingen van Fröhlich komt uit in 2020. De kans is dus groot dat de waargenomen evolutie vergelijkbaar wordt met die van Maunder of Dalton. Dat is geen prettig vooruitzicht.

Wachten we echter eerst op bevestiging van al deze gegevens uit andere bronnen. Bovendien zijn er nog factoren uit de hoek van de kosmos die de aan de gang zijnde evolutie toch helemaal anders kunnen maken dan de historisch bekende verschrikkingen van Maunder en Dalton.

Voorlopig vonnis

De inkrimping van de temperatuur op aarde is echter niet zonder gevolgen. Het beste nieuws is voor de klimaatspijbelaars en voor de belastingbetaler tegelijk.

Beste spijbelmeisjes, de gegevens over TSI tot 2014 zijn zopas bekend, en moeder natuur had jullie wensen al enkele jaren geleden geanticipeerd. Als jullie leraren jullie de betekenis van natuurlijke klimaatvariatie, van TSI en van de afnemende zonnevlekken voor de Totale Solaire Irradiatie TSI hadden uitgelegd, hadden jullie al vroeger begrepen dat er geen reden was om op straat te komen daar de zonnevlekken en de TSI sedert 1990 sowieso al jullie problemen aan het wegnemen waren. Onze ministers van het Klimaat hadden dat natuurlijk ook kunnen begrijpen. Wij dachten dat we het KMI prominent tegenkwamen bij TSI-studies. Maar als de politiek een directe lijn heeft met het IPCC moet men natuurlijk niet te rade gaan bij de research van het KMI.

Maar goed nieuws: we hebben hier aangetoond dat de opwarming van de voorbije eeuw ten belope van 0,7°C in de veertien eerste jaren van deze eeuw reeds voor zowat 0,3°C van de totale 0,7°C teniet is gedaan. Beter dan men van alle uitgaven in antropogeen C02bestrijdende investeringen ooit heeft bekomen. Daar deze koeling tegen het ritme van de daling van de TSI van Abdussamatov verder moet, wordt dat tegen het jaar 2020 ergens een totale afname van 0,5°C. Dus ongeveer 70% van de opwarming is reeds gratis en voor niks door de natuur zelf gecorrigeerd. Zoals zovele keren gebeurde tussen het jaar 1000 en vandaag.

De prijs van de politieke correctheid kan nu berekend worden. Er is dus geen reden meer om te betogen ter promotie van de windmolens van Piet Colruyt en zijn kompanen. Zijn die overbodige advertentie-uitgaven ter ondersteuning van ‘Sign for my future’ wel fiscaal aftrekbaar?

Dit betekent wel een hele omwenteling. Maar deze gegevens staan stevig. Het zijn dus waarnemingen met gevolgen. We moeten geen klimaatplan zoals het Nederlandse door de wetgevende kamers jagen. Er is geen grondwetsherziening voor het klimaat meer nodig. Prioriteit voor elektriciteit van zonnepanelen en windmolens is niet meer verantwoord, de elektriciteitsprijs kan dus terug dalen, vervuilende auto’s kunnen met veel meer geleidelijkheid uit de stad worden verwijderd, de vliegtuigtaks is voor klimaatredenen overbodig, er zijn geen elektrische auto’s meer nodig althans niet om de opwarming te bestrijden. De meest efficiënte motor blijft de diesel.

We moeten klimaat en milieu niet meer samen op een hoopje gooien. Wat overblijft is de strijd tegen de luchtvervuiling, tegen het fijn stof van overal afkomstig, voor meer doeltreffende filters op alle auto-uitlaten, tegen de ‘plastic soup’, voor meer veiligheid en vrijheid, tegen het lawaai, tegen de verspilling. En een oprechte actie voor meer groen in de stad. Kortom, er blijft nood aan het traditioneel werkgebied van Groen en Greenpeace voor ze gekaapt werden door de antropogene anti-industriëlen met hun paus Maurice Strong.

Maar daarvoor hebben jullie feitelijk niet betoogd. Jullie betoogden voor het klimaatactieplan van het IPCC. Jullie betoogden tegen de zon. En kijk wat ze jullie, ongevraagd, heeft aangedaan.

Moeder natuur zit nu terug aan het stuur. Wat ze in petto houdt, blijft de vraag. We gaan geen +2°C opwarmen, dat is zeker. Gaat moeder natuur nu gewoon verkoelen naar 2030-40, zoals Easterbrook alvast vooropzet? Dat is nu wel waarschijnlijk. Komt er dan nog een dertigjarige periode van opwarming? Of gaan we steil naar beneden zoals in de Dalton-periode? Zijn we nu echt op weg naar een nieuwe kleine ijstijd, of spant de natuur ons – en het IPCC – een valstrik? In het Chinese economische handboek On food and money, dat ik heel lang geleden bestudeerde en ook over het economisch beleid bij klimaatschokken handelt, trof ik voor het eerst deze zin aan: ‘Voorspellen is heel moeilijk, vooral als het over de toekomst gaat’.

Emiel Van Broekhoven, D.Phil.(Econ) Oxford, Prof.(Em) Universiteit Antwerpen

Commentaren en reacties