Topeconoom Rudy Aernoudt: ‘Haal onze industrie terug uit lage loonlanden’
Goede raad aan Jan Jambon
Rudy Aernoudt, ‘senior economist’ bij de Europese Commissie.
foto © Stephanie Fraikin
Waarom nieuwe investeerders lokken met subsidies, terwijl het terughalen van industriële productie uit lage loonlanden veel meer oplevert?
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnement‘In de VS kwamen er de voorbije jaren al 1,5 miljoen nieuwe jobs bij door bedrijven terug te lokken uit voornamelijk Aziatische lage loonlanden. In Vlaanderen hebben we tot vandaag zelfs geen lijst van bedrijven die hier ooit vertrokken zijn om elders goedkoper te gaan produceren.’ Professor Rudy Aernoudt, gewezen kabinetschef van onder meer Fientje Moerman en senior economist voor de Europese Commissie, toont zich niet mals voor het huidige industriële beleid van de Vlaamse regering. ‘Dat moet veel gerichter, en we moeten stoppen met alles en iedereen te subsidiëren.’
Ursula von der Leyen kondigde enkele dagen terug aan dat de Europese Commissie binnenkort een Net-Zero Industry Act wil voorstellen, het zoveelste initiatief dat de industrie in Europa wil herwaarderen. Begint het onze beleidsmakers plots te dagen dat de massale uittocht van onze industrie de voorbije decennia ons extreem kwetsbaar heeft gemaakt?
Aernoudt: ‘In België is de industrie nog goed voor zowat 15 procent van de economie. De resterende 85 procent zijn dus diensten. Op termijn is dat natuurlijk niet houdbaar. We hebben – en dat geldt ook voor de rest van West-Europa – in de jaren negentig en begin jaren tweeduizend een grote fout gemaakt door de industrie massaal te laten vertrekken. In die periode is 40 procent van de bedrijven met meer dan 50 werknemers uit Europa weggetrokken. Waar dat toe leiden kan, hebben we onder meer tijdens de pandemie gezien: geen enkel bedrijf in dit land kon nog mondmaskers produceren. Vandaag lijkt het tij eindelijk te keren: op Europees niveau groeit het besef dat we niet zonder industrie kunnen, en dat er dus echt nood is aan een nieuw industrieel beleid.’
Tegelijk blijven de verschillende EU-lidstaten elkaar wel de tent uit concurreren door zoveel mogelijk Europees geld naar hun eigen industrieën of grote bedrijven af te leiden. Waar is Europa als je het echt nodig hebt?
‘Europa heeft zich de voorbije twee decennia veel te streng opgesteld als het over het interne concurrentiebeleid ging. Herinner je het njet van de Europese Commissie toen Alstom en Siemens – twee belangrijke Europese producenten van hogesnelheidstreinen – wilden fuseren. Terwijl dat fusiebedrijf op wereldniveau nooit marktdominantie zou hebben gehad. Tegelijk stellen wij onze Europese markt wél open voor allerlei niet-Europese giganten, en daarin zijn we veel te naïef. Niet-Europese bedrijven die naar Europa willen komen zouden ook gedwongen moeten worden om de Europese wetgeving op vlak van milieu of arbeidsomstandigheden te respecteren. Op termijn lijkt dat me veel zinvoller dan een soort van subsidie-wedren met andere grote blokken zoals de VS of China aan te gaan.’
Misschien wil Europa, bijvoorbeeld op vlak van milieuwetgeving, ook iets té nadrukkelijk de beste leerling van de klas zijn? Waarmee we onze industrie net wegjagen in plaats van ze te koesteren?
‘Ik begrijp het sentiment van die Europese bedrijven die daarover klagen, en net daarom is het zinvol om ook niet-Europese concurrenten dezelfde strenge regels op te leggen. Protectionisme, klinkt het dan op alle banken, maar dat is je reinste onzin. Het is een kwestie van een gelijk speelveld voor iedereen. Vandaag missen we vooral heel vaak de boot: in de top vijf van de best verkochte elektrische of hybride wagens zijn er intussen drie op vijf van Chinese makelij. Ook Volvo is een Chinees bedrijf geworden. Die industrie moeten we absoluut hier houden, meer nog, we zouden een beleid moeten voeren om zoveel mogelijk industrie naar Europa terug te halen. En daarbij moeten we absoluut vermijden dat, op het einde van de rit, elke EU-lidstaat vooral voor eigen rekening gaat rijden.’
Industrie naar Europa terughalen, dat klinkt mooi, maar u kent het ultieme tegenargument: de loonkosten liggen hier nog altijd pakken hoger dan in China of Vietnam…
‘Hier wel, dat klopt, maar dat geldt niet of veel minder voor productie in Roemenië of Bulgarije. Qua loonkosten zitten die min of meer op Chinees niveau. Waarom zouden we zeer arbeidsintensieve industriële productie dan niet eerder naar die landen verhuizen? Dat zou pas Europees beleid zijn.’
Wat kopen we daarmee dan in Vlaanderen?
‘Je moet het ruimere plaatje bekijken. Via de Europese cohesiefondsen ondersteunen we de Oost-Europese landen financieel sowieso al heel zwaar. Jaarlijks vloeien er miljarden subsidies naar daar om hun verdere economische ontwikkeling te versnellen. Welnu, waarom zouden we hen niet eerder ondersteunen door voor massaal veel nieuwe jobs te zorgen?’
‘Los daarvan: de loonkloof is maar één belangrijk element in de Europese herindustrialisering. De productiviteit is een andere cruciale factor, en daarmee steken we de Chinezen en andere lage loonlanden moeiteloos de loef af. Kijk naar Adidas: dat besloot enkele jaren geleden een deel van de productie opnieuw naar Duitsland te verhuizen. In die nagelnieuwe, volledig gerobotiseerde Duitse fabriek waren er nog 160 mensen aan het werk, tegenover duizend in China. Het aantal nieuwe jobs ligt hier dan natuurlijk een stuk lager, dat klopt, maar de toegevoegde waarde daarvan gaat uiteraard een heel stuk verder.’
‘Daarnaast zijn ook de logistieke kosten de voorbije jaren stevig de hoogte ingegaan, wat uiteraard ook een impact heeft op het prijskaartje van industriële productie in het verre oosten. Je moet dus vooral rekening houden met de zogenaamde total cost of operation. Een recente studie in de VS wees uit dat het voor 56 procent van de bedrijven die de voorbije jaren vanuit Amerika wegtrokken anno 2023 rendabeler zou zijn om terug te keren.’
Vlaams minister-president Jambon (N-VA) pakte vorige week nog uit met het nieuws dat buitenlandse bedrijven in 2022 een recordbedrag van 5,2 miljard investeerden in Vlaanderen, en dat al die nieuwe projecten ook tot 6500 nieuwe jobs leidden. Bij nader inzien blijken vooral de farma en de chemie bijzonder goed te scoren, wellicht niet toevallig sectoren waar hoogopgeleide onderzoekers een stevige korting genieten op de bedrijfsvoorheffing die hun werkgevers moeten betalen. Eigenlijk lokken we hen dus met subsidies?
‘Het kernprobleem in ons land is natuurlijk dat de belastingen veel te hoog zijn. Eigenlijk zouden die ‘kortingen’ voor alle bedrijven en sectoren moeten gelden. Dat wij toch nog zoveel farmaceutische investeringen kunnen aantrekken, heeft alles te maken met de enorme expertise die we in België hebben in die sector. Laat ons daar dan ook lessen uit trekken: Jambon zou zo snel mogelijk een vijftal sectoren moeten bepalen waarin we uitblinken en waarmee we Vlaanderen wereldwijd dus veel meer op de kaart kunnen zetten. Je kan niet alles blijven doen, en dus moet je een goed onderbouwde toekomstvisie uittekenen voor de industrie in Vlaanderen.’
We hebben hier toch al een zogenaamd speerpuntenbeleid?
‘In de beleidsnota van de Vlaamse regering wel, dat klopt. Maar vergelijk die theorie eens met de aanpak op het terrein. Het volledige economische beleid in Vlaanderen zou rond die speerpuntclusters moeten worden uitgebouwd, maar in praktijk blijven we alles en iedereen subsidiëren. Wist je dat er noch op Vlaams noch op federaal niveau een overzicht bestaat van de bedrijven die hier de voorbije jaren vertrokken zijn naar lage loonlanden? In het VK bestaat er een reshoring agency, een privé-initiatief van de kamers van koophandel.’
‘Daardoor weet de overheid exact welke bedrijven in welke sectoren uitgeweken zijn. Op termijn zal reshoring (het terughalen van industriële productie) voor veel Europese landen economisch een stuk belangrijker worden dan het aantrekken van nieuwe buitenlandse investeringen. Net voor de pandemie uitbrak, waren 9 op 10 nieuwe jobs in de Amerikaanse industrie te danken aan reshoring. In totaal werden er zo in de VS de voorbije jaren al 1,5 miljoen banen gecreëerd. Dat geeft toch te denken. Meten is weten, en dus zouden we ook hier alle bedrijven moeten oplijsten die de voorbije decennia zijn vertrokken. Niet met het oog op pure verkoopsactiviteiten in het buitenland uiteraard, maar met hun productie, omwille van de te hoge loonkosten. In de wetenschap dat de loonkosten in China nu jaarlijks met vijftien procent de hoogte ingaan, ligt daar een reusachtig potentieel.’
Dat vraagt een stevige mentaliteitswijziging: afstappen van het subsidiebeleid, en evolueren richting maatwerk?
‘Inderdaad, je moet productiebedrijven in sectoren waar je zwaar wil op inzetten systematisch benaderen. Blijkt een bedrijf zoals pakweg Bekaert dringend op zoek naar meer ingenieurs, zet daar dan ook op in. En stem ook je arbeidsmarktbeleid daar op af, anders overtuig je die bedrijven nooit om terug te keren. Een goed industrieel beleid moet dus heel gericht en heel pragmatisch zijn.’
Wat u vertelt, lijkt me niet meteen kernfysica. Waar wacht de politiek eigenlijk op?
‘Soms ontbreekt het ons aan politieke moed, en dat geldt eigenlijk voor de hele EU. Natuurlijk zal je op gevoelige Chinese of Vietnamese tenen trappen als je Europese bedrijven daar massaal weglokt, maar dat moet dan maar. Daarnaast is het natuurlijk ook een kwestie van visie: Vlaanderen heeft in tal van landen een FIT-kantoor (Flanders Investment and Trade). Waarom zouden zij niet actief ingezet worden in zo’n reshoring-verhaal?
U werkt ook voor de Europese Commissie: rijpen de geesten sneller op Europees dan op Vlaams niveau?
‘Europa staat een stuk verder. De pandemie heeft heel wat mensen de ogen geopend. Als reactie daarop heeft de Commissie nu 157 diensten en goederen vastgelegd die strategisch van groot belang zijn voor de Europese economie en waarin we grotendeels afhankelijk zijn van voornamelijk Aziatische landen. Op basis daarvan heeft ze een plan uitgetekend dat voor al die producten en diensten oplijst hoe we zo snel mogelijk opnieuw meer strategische autonomie kunnen verwerven.’
‘Bijvoorbeeld: vandaag produceren we zelf amper 9 procent van de chips wereldwijd. Hoe raken we zo snel mogelijk aan 20 procent? En hoe zorgen we er dus voor dat we op dat vlak veel minder afhankelijk worden van Taiwan en China? Daarvoor tekenen we dan een samenwerking uit tussen de grote Europese bedrijven en onderzoeksinstellingen enerzijds en de Europese Commissie anderzijds. Ik vrees eerlijk gezegd dat Vlaanderen die oefening nog niet gemaakt heeft.’
Tags |
---|
Filip Michiels is zelfstandig journalist/auteur en schrijft voor diverse Belgische kranten, weekbladen en websites. Hij won tweemaal de Citi Persprijs voor economische journalistiek en was eenmaal genomineerd voor de Belfius Persprijs. In 2022 publiceerde hij de biografie van Bessel Kok: "Chaos & Charisma".
Het onderwijsbeleid in ons land moet radicaal anders. Dat blijkt uit een hoogst uitzonderlijke bevraging bij ruim 230 mensen uit het veld.
‘Afgrond’ verhaalt de waargebeurde verhouding tussen Venetia Stanley en de veel oudere Britse premier Henry Asquith, die leidde tot een kabinetscrisis.