Transfers tussen de Belgische gewesten (deel 1)
Zelfs in de onbelangrijkste compartimenten van onze sociale zekerheid zijn ze te vinden…
transfer
foto © Pexel
Zijn er regionale transfers via het vergoedingsstelsel voor de slachtoffers van arbeidsongevallen en beroepsziekten? Doorbraak zoekt het uit.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementWanneer werknemers de dupe worden van onaangepaste arbeidsomstandigheden, kennen we in België twee segmenten van de sociale zekerheid die hiervoor schadevergoedingen verstrekken: het verzekeringsstelsel tegen arbeidsongevallen en dit tegen de beroepsziekten. Werkenden (doorgaans arbeiders) die tijdens de uitvoering van hun arbeid menselijke schade hebben opgelopen worden hiervoor vergoed, en dat alles wordt, zoals het ook hoort, in detail vastgelegd door wetten en uitvoeringsbesluiten.
Fedris
De uitkeringen die moeten worden uitgekeerd aan slachtoffers van arbeidsongevallen worden grotendeels behartigd door privé-verzekeringsmaatschappijen, waarvan de werking van kortbij wordt bewaakt door de overheidsdienst Fedris. De financiële ondersteuning van slachtoffers van beroepsziekten daarentegen ligt van oudsher integraal in de handen van de overheid zelf, en tot voor kort was hier het Fonds voor Beroepsziekten de uitkeringsgerechtigde instantie. Dit laatste fonds werd intussen gefusioneerd met het vroegere Fonds voor Arbeidsongevallen (dat tot vóór enkele jaren de verzekeraars tegen arbeidsongevallen bewaakte), allicht omdat het deficiënt functioneren van het FBZ, een instantie die alle vooroordelen met betrekking tot de ambtenarij verpersoonlijkte, echt wel de spuigaten uitliep – de gevolgen van dat wanbeheer zullen we hieronder gereflecteerd zien in het cijfermateriaal… Die eengemaakte organisatie gaat voortaan dus door het leven als Fedris: een orgaan dat werd opgericht in het kader van ons sociaal-zekerheidsstelsel en dus ressorteert onder de federale bevoegdheden.
Maar wie de term ‘sociale zekerheid’ in de mond neemt, stelt zich (alvast in Vlaanderen) bijna automatisch de vraag: bestaan er transfers tussen noord en zuid – in het kader van deze bijdrage meer bepaald binnen de arbeidsongevallenverzekering en de bescherming tegen de beroepsziekten? Héél recente cijfers hierover bestaan niet: we moeten het doen met een studie van enkele jaren geleden[1].
Transfers in de bijstand aan slachtoffers van onaangepaste arbeidsomstandigheden
Laten we vooreerst het begrip ‘transfer’ ontdoen van zijn emotionele context. Een transfer tussen regio’s is het bedrag dat een gewest meer of minder krijgt dan het zou krijgen wanneer zijn aandeel in de uitgaven van de overheid gelijk zou zijn aan zijn bijdrage tot de inkomsten van die overheid. Een transfer is dus een financieel, en geen moreel begrip. Het drukt het verschil uit tussen twee geldstromen: indien een deelgebied meer krijgt dan het zelf bijdraagt, spreekt men van een transfer. Bijvoorbeeld: een Vlaamse transfer op het vlak van uitkeringen met betrekking tot de beroepsziekten is in deze optiek het verschil tussen de bijdragen, in een bepaald jaar betaald door de ondernemingen voor hun werknemers met een hoofdverblijfplaats in Vlaanderen, en de uitkeringen die de betrokken werknemers genoten hebben in datzelfde jaar.
Onderstaande tabel geeft de financiële stromen weer tussen de drie regio’s die ons land rijk is (Vlaanderen, Wallonië en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest), zowel op het vlak van de arbeidsongevallen als op het vlak van de beroepsziekten, en dit over de periode 2003 tot en met 2007. Een negatief getal betekent dat voor de betrokken regio de inkomsten voor de sociale zekerheid (in verstaanbare termen: de bijdragen betaald door de werkgevers) globaal genomen lager liggen dan de uitgaven (met andere woorden: de aan de werknemers uitbetaalde vergoedingen). Opgelet: de onder de rubriek ‘Arbeidsongevallen’ vermelde bedragen betreffen de uitgaven en inkomsten in hoofde van het toenmalige Fonds voor Arbeidsongevallen. Het gaat hier alleen om de uitkeringen, in de vorm van renten en vergoedingen, aan slachtoffers van arbeidsongevallen met een blijvende arbeidsongeschiktheid van minder dan 19%, en dat is slechts een deeltje van het totaal van de uitgekeerde vergoedingen naar aanleiding van een arbeidsongeval, waarvan de overgrote meerderheid rechtstreeks wordt uitbetaald door de erkende verzekeraars[2]; van deze laatste gegevens is evenwel geen verdeling over de drie regio’s beschikbaar.
Voor de beroepsziekten is het plaatje daarentegen volledig; het leeuwenaandeel van de uitkeringen betreft de tegemoetkomingen aan werknemers (of hun rechthebbenden na overlijden) met een blijvende arbeidsongeschiktheid.
Het vermoeden wordt bewaarheid…
Uit het cijfermateriaal blijkt dat, zowel op het vlak van de arbeidsongevallen als op het vlak van de beroepsziekten, er een netto financiële stroom bestaat vanuit Vlaanderen en Brussel naar het zuiden van het land. Dit is voor geen van beide luiken van onze sociale zekerheid verklaarbaar. Weliswaar komen sommige risicodragende sectoren als bosontginning en groeven/graverijen vooral voor in Wallonië, maar de jaarlijkse bijdragen die ondernemingen betalen aan hun arbeidsongevallenverzekering zouden hiermee moeten rekening houden; het gaat overigens niet over belangrijke onevenwichten. Dit ligt heel anders voor de beroepsziekten, want hier zijn de transfers toch wel erg groot. Insiders weten evenwel al langer dat in het zuiden van het land de criteria om iemand te erkennen als slachtoffer van een beroepsziekte met een heel wat lossere pols worden gehanteerd. De politiek heeft het nooit nodig gevonden om hier in te grijpen (tenzij de incorporatie van het vroegere Fonds voor Beroepsziekten in Fedris wel degelijk duidt op een bewuste interventie om paal en perk te stellen aan misbruiken…), maar het is wel duidelijk dat onze Franstalige vrienden ook op dit vlak op de rem zullen gaan staan wanneer er zou gepraat worden om de vergoedingsstelsels inzake de ongevallen op het werk en de beroepsziekten te defederaliseren, het huidige stelsel is voor hen zonder meer te voordelig.
Bovendien kan je er je kop op verwedden dat er ook in dit beperkte domein van de maatschappelijke zekerheid een sterke weerstand zal bestaan om af te stappen van de huidige federale benadering, meer bepaald vanwege de syndicale organisaties die veel meer impact hebben op het federale gebeuren dan op het Vlaamse, en zich daarom blijven verzetten tegen een verdergaande staatshervorming. Zij zullen er ongetwijfeld op toezien dat deze verzekeringsstelsels behouden blijven, in contrast met sommige EU-lidstaten die hen grotendeels ontmanteld hebben.
Eén troost voor degenen onder de lezers die een tot rechtvaardigheid leidende staatsordening belangrijk vinden: de transfers leken op het ogenblik van de studie langzaam af te nemen. Het is onduidelijk of dit op dit ogenblik nog zo is. Wie zet zich eraan?
Bij wijze van uitsmijter
Wat Belgen zich nauwelijks realiseren: niet alle Europese lidstaten houden een vergoedingsstelsel aan voor de slachtoffers van arbeidsongevallen en beroepsziekten. Sommige landen, zoals Nederland, hebben dat grotendeels ontmanteld. Wij zijn in België bijzonder gul op dit vlak, en dat kost onze ondernemingen nogal wat: zo worden ook de kwetsuren die pendelaars overkomen op de weg van en naar het werk beschouwd als regelrechte arbeidsongevallen, en dat is zowat een wereldwijde uitzondering. Maar waar komt dit rijkelijke vergoedingsstelsel vandaan? Die vraagstelling plaatsen we in een ruimer kader in het volgende deel van deze bijdrage. Come and see next week.
[1]“Transfers in de sociale sector 2003-2007”, VSZ, Februari 2010, D/2010/9041/1
[2]Sorry voor de wat technische uitleg. Sla die maar over – maar als je cijfers hanteert in een publicatie moet je die kaderen
Jan Van Peteghem is ingenieur en emeritus-gasthoogleraar verbonden aan de Faculteit Ingenieurswetenschappen van de KU Leuven. Zijn beroepservaring en wetenschappelijk werk draaien grotendeels om de arbeidsomstandigheden en -voorwaarden, meer in het bijzonder de veiligheid en de gezondheid op het werk.
Bart De Wever en Paul Magnette zijn het alvast over één ding eens: 2024 wordt een strijd tussen de N-VA en de PS.
Bijna twintig jaar na datum blijkt een beruchte zaak van raciaal seksueel geweld volledig verzonnen