Twee memorabele ambetanteriken
Tijd om de erfenis van Grammens en Anthierens op te nemen?
foto © Wikipedia/Michiel Hendryckx - Eigen werk, CC BY-SA 3.0 - Doorbraak
Een kritisch-satirisch blad dat de grenzen van ‘het fatsoen’ opzoekt: Vlaanderen is er misschien wel aan toe.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementHet is een verzuchting waarmee ik mijn jongste boek over de Vlaamse media afsluit: Vlaanderen heeft dringend nood aan een blad/magazine dat de bakens van de vrije meningscultuur tussen Maaseik en De Panne verzet. Naast (of onder) een opiniewebstek als Doorbraak of een nieuwssite als Sceptr lijkt de tijd rijp voor een radicaal-tegendraads medium waar stoute cartoons, humor die de grenzen opzoekt, naast snedige columns en ongenadig filerende analyses het verschil maken. Het onderscheid met wat men doorgaans de mainstream media noemt, maar ook met de zogenaamde alternatieve pers die zich nabij het zwart gat van de politieke correctheid bevindt.
Sluipende censuur
Onze zogezegd democratische samenleving gaat gebukt onder een verregaande en nog steeds uitbreiding nemende pococratie. Daarmee wordt bedoeld een dwangregime van de politieke correctheid, waarvan de media zelf de bewakers zijn, en de openbare omroep de marktleider.
Zoals ook mijn collega-bedelaar Sid Lukkassen opmerkt, is de heilige koe van de vrije meningsuiting een quasi-dood kadaver. Journalisten en intellectuelen van allerlei slag schermen voortdurend met dat principe en roepen zichzelf haast tot martelaar van de vrije pers uit — lees De Journalist, het orgaan van de Vereniging van Vlaamse Journalisten er maar eens op na —, maar tegelijk bouwen ze voor zichzelf allerlei barrières in, zogezegd omwille van de deontologie, het fatsoen, etc.
Deze barrières zijn ingegeven door groepsdenken en corporatisme, het idee dat het beroep zichzelf moet ‘reguleren’ waardoor journalisten zich bewust of onbewust aanpassen aan wat de mainstream verwacht. De redactionele hiërarchie bij de grote kranten, waaraan de inktkoelies zich onderwerpen, doet de rest. Perslui vormen op die manier een sub-establishment, een ons-kent-ons-cultuur die zachtjes in de richting drijft van de welbekende powers that be, de machtscenakels, het Wetstraatmilieu, de culturele nomenclatura, het wereldje van de opiniemakers.
Deze middelpuntzoekende beweging, uiteraard ingegeven door de zeer menselijke hang naar status, wordt door de rechtstaat zelf gefaciliteerd. Het recht op vrije pers en vrije mening is grondwettelijk verankerd, maar tegelijk zijn er allerlei beperkingen ingebouwd, die zich al evenzeer op morele waarden beroepen: tegen het racisme, tegen het seksisme, tegen discriminatie, tegen het beledigen van minderheden, overtuigingen en religies, enzovoort. Dat zijn uiteraard sluipende censuurmechanismen waarvoor organisaties als UNIA zijn opgericht, en waardoor rechtsvervolging altijd als een zwaard van Damocles boven het hoofd van een columnist hangt.
In deze dubbelzinnige realiteit kan een ‘stout’ medium niet anders dan op gespannen voet met het systeem leven. De dag dat een hoofdredacteur van zo’n blad in een gladde talkshow als De Afspraak verschijnt, is het om zeep, en het moment waarop De Standaard of De Morgen zich in lovende bewoordingen uitlaten over dat magazine, mogen we er een kruis over maken. Een kritisch-satirisch blad dat niet tenminste eens per jaar met een klacht wordt geconfronteerd, is die naam niet waardig. Het gaat dus om een dialectisch spel tussen macht en dissidentie, waarbij het de kunst van de Tijl Uilenspiegels is om het publiek aan hun kant te krijgen.
Kerken en zuilen
In dat opzicht hebben twee figuren bakens uitgezet en een draad gesponnen die we vandaag misschien weer kunnen opnemen. Enerzijds Mark Grammens (1933-2017), oprichter-uitgever van het Journaal, en anderzijds Johan Anthierens (1937-2000), hoofdredacteur van De Zwijger. Niet toevallig twee generatiegenoten die in de donkere jaren ’80 van vorige eeuw naar buiten kwamen met hun project. De ene schreef zijn veertiendaags krantje alleen vol en deed dat 25 jaar lang. De andere moest er na een paar jaar de brui aan geven: een Vlaamse Canard enchaîné bleek op dat ogenblik niet leefbaar.
Uiteraard was er qua invalshoek en stijl een wereld van verschil tussen beiden. De immer serieuze asceet Grammens analyseerde ongenadig in een ietwat archaïsche stijl; de altijd spottende Anthierens ironiseerde en schoffeerde met een taalvirtuositeit die zelfs benoorden de Moerdijk bewondering afdwong. Journaal sprak vooral een rechts-flamingant, ouder publiek aan, De Zwijger had eerder een jonger, links-vrijzinnig lezersbereik.
Die tweedeling is jammer en onterecht, het typeert het Vlaamse kerken- en zuilensyndroom. Mark Grammens was overigens een ’68-er, maar dan van het soort dat zich niet liet mee glijden in de lange mars door de instellingen. Johan Anthierens kwam uit een Vlaams-nationalistisch nest maar evolueerde tot de compromisloze rebelse sarcast die na De Zwijger nauwelijks nog werk vond wegens zoveel tegen de schenen gestampt dat ‘vrienden’ en netwerken het lieten afweten. Daarom zie ik beide figuren als complementaire modellen voor een Vlaams kritisch-satirisch medium dat het vuur aan de schenen legt van al wie in Vlaanderen iets betekent, rood, groen, blauw, geel, maakt niet uit.
Ook al vond De Zwijger vooral gehoor bij een links-progressief publiek, Johan Anthierens besefte heel goed dat hij ook dat publiek een uilenspiegel moest voorhouden en elke levensbeschouwelijke comfortzone diende op te geven. ‘Linkse’ of ‘rechtse’ humor zijn gewoon vormen van slechte humor, het komt er net op aan alle ideologische loopgraven te overstijgen. Een blad als Pallieterke neemt in dat opzicht geen enkel risico en richt zich sinds zijn ontstaan tot een rechts-nationalistisch nichepubliek. Op zich is daar niks mis mee, behalve dat satire er zichzelf mee kortwiekt, het eindigt als een echokamer van gelijkgezinden.
Samizdat
De voorbeelden van Anthierens en Grammens tonen daarbij aan dat echte kritiek en satire in Vlaanderen tot op heden altijd eenmansprojecten zijn geweest van caracteriels met een sterk gemotiveerd publiek, maar al bij al vrij eenzaam. Dat is in Nederland niet zo, het is een typisch Vlaams fenomeen. Ze behielden de status van struikrovers die als het ware — zoals bij Grammens — in de achterkeuken met hun vrouw het krantje plooiden, in een omslag staken en postzegels plakten.
Dit amateurisme is sympathiek maar op de duur ook uitputtend: je hebt wel degelijk een structuur, een back-office, degelijke distributiekanalen en een stevig financieel model nodig om echt die luis in de pels te worden die geen enkele politicus of culturo wil hebben. Waarbij de centen moeten gezocht worden bij geldschieters, donateurs, lezers (uiteraard), maar vooral niét bij officiële subsidiekanalen of allerlei ‘fondsen’. Ik merk dat iedere keer als ik een lezing geef rond mijn mediaboek: de Vlamingen hebben het gehad met de hypocrisie van de weldenkendheid. Er is geld, er is goodwill, er is talent, er is hang naar straffe satire, er zijn tekenaars en columnisten die de sprong willen wagen.
Dat neemt niet weg dat een radicaal kritisch-politiek medium, dat niemand graag heeft maar toch iedereen wil lezen, een zeker Samizdat-gehalte moet hebben, een woord dat verwijst naar de clandestiene dissidente pamfletten in de voormalige Sovjet-Unie. We moeten ons voorbereiden op een toename van de censuur, o.m. via nieuwe EU-restricties op het vrije internet, daarom is een ‘papieren’ editie belangrijk. We hoeven misschien nog niet te snel kopieermachines en persen naar het containerpark te brengen, ze kunnen nog van pas komen. Wat vandaag nog vanzelfsprekend lijkt, is het morgen niet meer. Met een digitale én een papieren poot kunnen we daarop anticiperen: misschien wordt het gazetje dat ‘onder de toonbank’ wordt verkocht en clandestien van hand tot hand gaat, wel de laatste vluchtheuvel van de vrije meningsuiting, en was Grammens in dat opzicht profetisch.
De Vlamingen hebben door de geschiedenis heen geleerd om hun lach- en sluitspieren te beheersen, hun kak in te houden, zoals het spreekwoord zegt. Onder Jambon-I en straks Di Rupo-zoveel mag het wat meer zijn. Tijd om met de erfenis van twee memorabele ambetanteriken echt iets te doen.
‘Na het journaal volgt het nieuws’: het boek en de lezing over de Vlaamse media, meer info klikhier.
Categorieën |
---|
Tags |
---|
Johan Sanctorum (°1954) studeerde filosofie en kunstgeschiedenis aan de VUB. Achtereenvolgens docent filosofie, tijdschriftuitgever, theaterdramaturg, communicatieconsultant en auteur/columnist ontpopte hij zich tot een van de scherpste pennen in Vlaanderen en veel gevraagd lezinggever. Cultuur, politiek en media zijn de uitverkoren domeinen. Sanctorum schuwt de controverse niet. Humor, ironie en sarcasme zijn nooit ver weg.
Bij de docu-film van Jambers over BDW blijft de vraag hangen waar de N-VA als ‘republikeinse partij’ nu eigenlijk nog voor staat.
In de nieuwe versie van Emmanuelle gaat een vrouw op zoek naar ultieme seksuele voldoening.