Vader Ostpolitik 100 jaar
Willy Brandt herdacht
Vlak voor Willy Brandt 100 jaar geworden zou zijn, hebben de leden van zijn partij, de Sozialdemokratische Partei Deutschlands (SPD), het coalitieverdrag met de christendemocraten goedgekeurd. De SPD weer in de regering: de vroegere bondskanselier zou er zich over verheugd hebben.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementWeinig politici van het naoorlogse Duitsland hebben zo’n bewogen levensloop gekend en zo veel bagger over zich heen gekregen als Willy Brandt die op 18 december 1913 in Lübeck werd geboren, enkele maanden na het overlijden van August Bebel, de nestor van de Duitse sociaaldemocratie. Het was pas na zijn dood dat Brandt de algemene erkenning vond waarvan hij zijn hele leven lang droomde.
Uitdaging
Alleen al door zijn levensloop vormde hij een uitdaging voor de doorsnee Duitser. Als jonge kerel van amper 18 jaar had Herbert Frahm – zoals zijn echte naam luidde als onwettig kind van Martha Frahm en een hem onbekend gebleven vader – zich bij de Sozialistische Arbeiterpartei Deutschlands (SAP) aangesloten. Van de SPD had hij zich afgewend. Hij vond de sociaaldemocraten immers veel te ‘braaf’ in hun opstelling tegenover de opkomst van Adolf Hitler. Zijn activiteiten in deze ondergrondse beweging onder de schuilnaam ‘Willy Brandt’ noopten hem in april 1933, na de Machtergreifung van de nationaalsocialisten, om Duitsland te ontvluchten. Tijdens de twaalf jaar dat het Derde Rijk duurde, leefde Brandt ‘im Exil’, in ballingschap, eerst in Noorwegen en na de Duitse bezetting van dat land in Zweden. In 1947 keerde hij terug naar Duitsland en engageerde zich politiek voor de SPD. In 1957 werd hij Regierender Bürgermeister van West-Berlijn, frontstad tijdens de Koude Oorlog.
Mediageniek
Toen de jeugdige, mediagenieke politicus tijdens de Bondsdagverkiezingen van 1961 opkwam als tegenkandidaat van de christendemocratische kanselier Konrad Adenauer, een grijsaard van 85 (!) jaar, kreeg hij de haat van de christendemocraten te bespeuren. De Beier Franz Josef Strauß was niet te beroerd om Brandt publiekelijk te vragen: ’Was haben Sie zwölf Jahre lang draußen gemacht? Wir wissen, was wir drinnen gemacht haben.‘ (‚Wat heeft u twaalf jaar lang daarbuiten gedaan? Wij weten wat we in eigen land gedaan hebben.‘). Alleen al door zijn verblijf in het buitenland had Brandt een andere weg gekozen dan de miljoenen Duitsers die zich goedschiks kwaadschiks hadden ‚gearrangeerd‘ met de nazi-heerschappij. Als banneling in Scandinavië stak hij scherp af tegen de negentien miljoen Duitse mannen die het uniform van de Wehrmacht hadden gedragen. Ook zijn familiale achtergrond en zijn ietwat lossere levenswijze werden door zijn vijanden op de korrel genomen. Adenauer sprak zelfs over ‚Brandt alias Frahm‘ om zijn conservatieve kiezers te wijzen op de ‚zondige‘ achtergrond van de man die hem uitdaagde. Er werd aardig wat gemonkeld over de amoureuze escapades en de bovenmatige alcoholconsumptie van ‚Whisky-Willy‘.
Ostpolitik
Sommige van zijn vrienden werden vijanden en omgekeerd. Dat hing ook samen met de evolutie van zijn politieke loopbaan en de daarmee gepaard gaande veranderingen op ideologisch gebied. Als burgemeester van West-Berlijn gold de anticommunist Brandt in de ogen van de machthebbers van de DDR, de Oost-Duitse communistische staat, als een ‚Kalter Krieger‘ (een Koude-Oorlog-strijder), terwijl Axel Springer, de mediamogol van de Bondsrepubliek, net daarom aanvankelijk in hem een ‚Verbündeter‘, een bondgenoot, zag.
Nadat de DDR-autoriteiten op 13 augustus 1961 begonnen waren met de bouw van de Muur, trad er een kentering in het denken van Brandt op: ‚Die Mauer muss weg, aber bis dahin muss Berlin mit ihr leben.‘ (‚De Muur moet weg, maar tot het zover is, moet Berlijn ermee leven.‘) Brandt besefte dat toenadering tot de DDR nodig was om de menselijke contacten tussen West- en Oost-Berlijners niet te laten afsterven. Het resultaat van deze pragmatische politiek was het ‚Passierscheinabkommen‘ van 17 december 1963, waardoor West-Berlijners de toelating kregen om bezoekjes te brengen aan Oost-Berlijn.
Deze opstelling paste ook in het concept dat de sociaaldemocraat Egon Bahr enkele maanden daarvoor had geformuleerd onder de titel ‚Wandel durch Annäherung‘ (‚verandering door toenadering‘). Dat was in feite het begin van de Ostpolitik, waarmee Brandt vanaf zijn aantreden als kanselier van een coalitie van sociaaldemocraten en liberalen in oktober 1969 de ‚ontspanning‘ zocht met het zogenaamde Oostblok. Beroemd werd de knieval die hij deed op 7 december 1970 bij zijn bezoek aan Warschau bij het gedenkteken van de opstand van het Getto. Axel Springer echter zag in het Passierscheinabkommen een aantasting van het principe dat het Westen (de Bondsrepubliek en West-Berlijn) niet onderhandelt met de DDR. Naarmate de Ostpolitik van Brandt vastere vormen aannam, groeiden de sociaaldemocratische kanselier en de mediamogol van het ‚Springer-Verlag‘ verder uit elkaar. De kranten van de mediagroep begonnen met scherp te schieten op kanselier Brandt. De christendemocratische oppositie zag in de toenadering tot de DDR vooral toegeving en ook verraad aan het ideaal van de Duitse Eenheid.
Ook zijn binnenlandse politiek onder het motto ‚Mehr Demokratie wagen!‘ (‚meer democratie durven‘) stootte bij het conservatievere gedeelte van de publieke opinie in West-Duitsland op weerstand. Vele mensen droegen Brandt op de schouders, maar er waren er ook vele die dachten in de zin van ‚Brandt an die Wand‘ (‚zet Brandt tegen de muur‘). De wereld oordeelde gunstiger. Ten bewijze daarvan kreeg Brandt op 20 oktober 1971 de Nobelprijs voor de Vrede, precies 45 jaar nadat eenzelfde eer Gustav Stresemann, een niet minder omstreden Duits staatsman, te beurt was gevallen.
Val
De DDR die Brandt als burgemeester van West-Berlijn had bestreden en hem via machinaties van de Stasi, haar staatsveiligheid, had ten val willen brengen, probeerde de ‚ontspanningskanselier‘ nu tegen zijn binnenlandse vijanden te beschermen. Toen de christendemocraten op 27 april 1972 een ‚konstruktives Misstrauensvotum‘ indienden (een procédé waarmee de Bondsdag, het federale parlement, de zetelende kanselier naar huis stuurt en de kandidaat van de oppositie tot zijn opvolger kiest), kwamen ze daarvoor net twee stemmen te kort. Achteraf bleek de Stasi twee christendemocratische volksvertegenwoordigers omgekocht te hebben om voor de SPD te stemmen. Brandt overleefde zo de motie van wantrouwen; enkele maanden later, op 21 december 1972 konden Bonn en Berlijn het Grundlagenvertrag, het basisakkoord over wederzijdse relaties, afsluiten.
De ironie van de geschiedenis wil dat de DDR Brandt in 1972 nog redde, maar twee jaar later tot zijn val zou bijdragen doordat ze een spion, Günter Guillaume, had binnengesmokkeld in het Bundeskanzleramt, de overheidsdienst die de Bondskanselier ondersteunt. Kort nadat Guillaume ontmaskerd werd als ‚officier van de Nationale Volksarmee (NVA) en medewerker van het Ministerium für Staatssicherheit der DDR‘, trad Brandt op 6 mei 1974 af als kanselier.
Historici vragen zich nog altijd af of de Guillaume-affaire de doorslaggevende reden voor het ontslag van Brandt was of dat er ook andere redenen meespeelden. De dieperliggende oorzaak school misschien in het aanvoelen van de kanselier dat hij de zich aandienende economische problemen zoals mee veroorzaakt door de oliecrisis alleen onder bedwang zou krijgen door zware offers van de maatschappij te vergen. Bovendien zou Brandt meer en meer met depressies te kampen gehad hebben.
Droom
Brandt werd opgevolgd door de koele technocraat Helmut Schmidt. Zelf bleef hij tot 1987 de voorzittershamer van de SPD hanteren. Als voorzitter van de Socialistische Internationale (8) genoot hij wereldwijde erkenning. Op 9 november 1989 zag hij met de Val van de Muur zijn oude droom bewaarheid worden. In die dagen verwoordde hij zo de droom van de Duitse Eenheid: ‘Jetzt wächst zusammen, was zusammengehört’ (‘Nu groeit aan elkaar wat aan elkaar hoort’). Op 8 oktober 1992 overleed Brandt in Unkel am Rhein. De man die ooit in de ogen van vele Duitsers als ‚vaterlandsloser Geselle‘ had gegolden, kreeg een staatsbegrafenis. Het hoofdkwartier van de SPD in Berlijn draagt trots de naam ‚Willy-Brandt-Haus‘.
<Vindt u dit artikel informatief? Misschien is het dan ook een goed idee om ons te steunen. Klik hier.>
Dirk Rochtus (1961) is hoofddocent internationale politiek en Duitse geschiedenis aan de KU Leuven/Campus Antwerpen. Hij is voorzitter van het Archief en Documentatiecentrum voor het Vlaams-nationalisme (ADVN). Zijn onderzoek gaat vooral over Duitsland, Turkije, en vraagstukken van nationalisme.
Een volledige ambtstermijn zat er niet in voor de SPD’ers Brandt, Schmidt, Schröder en nu Scholz.