Valt Willy Brandt van zijn sokkel?
Als het waar zou zijn wat twee historici schrijven in Die Welt, brengen ze sensationeel nieuws: Willy Brandt zou de kans gemist hebben om de Yom-Kippoer-oorlog van 1973 te vermijden.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementDe Duitse kanselier Willy Brandt (1913-1992) geniet heiligenverering in Duitsland en ver daarbuiten. De sociaaldemocraat kwam een jaar na mei ’68 aan de macht en liet een nieuwe wind door de binnenlandse politiek waaien met leuzen als ‘Mehr Demokratie wagen’. Bovendien zocht Willy Brandt (SPD) met zijn Ostpolitik toenadering tot de Oostblokstaten. Zeker het Grundlagenvertrag (Basisverdrag) dat de Bondsrepubliek met de DDR afsloot, brak het ijs tussen de twee Duitse staten. Brandt liet ook een onuitwisbare indruk na op het netvlies van de internationale gemeenschap door op 7 december 1970 bij zijn bezoek aan Warschau een knieval aan het monument voor de Opstand van het Getto van 1943 te maken. De knieval was niet zo spontaan als gedacht – hij was op voorhand grondig doorgepraat op zijn kabinet, zoals een documentaire van een Duitse tv-zender enkele jaren geleden aan het licht bracht –, maar dat doet natuurlijk niets af aan de diepmenselijke betekenis ervan. Zijn bijdrage tot de ontspanningspolitiek leverde Brandt in 1971 de Nobelprijs voor de Vrede op.
Vredesapostel
Maar heeft Brandt zijn reputatie van vredesapostel daarna nog eer aangedaan? Michael Wolffson, professor aan de Bundeswehruniversität München, en Hagai Tsoref, directeur van de Afdeling Documentatie van het Staatsarchief van Israël beweren in Die Welt van niet. Brandt zou de hoop verkwanseld hebben die Golda Meir, de toenmalige premier van Israël, op hem als vredespoliticus stelde bij zijn bezoek aan Israël in juni 1973. Ze moet gedacht hebben dat de schranderheid en de vastberadenheid die de Duitse bondskanselier in zijn Ostpolitik aan de dag had gelegd, haar wel zouden kunnen helpen bij haar eigen toenaderingspolitiek tot Egypte, bij wat we met een neologisme haar Südpolitik zouden kunnen noemen?
Volgens de notulen waarop de twee historici zich beroepen, zou Meir haar gast gevraagd hebben om persoonlijk aan de toenmalige Egyptische president Sadat de boodschap over te brengen dat hij, Brandt dus, ‘ervan overtuigd was dat wij (Israël) vrede willen, want we willen de Sinaï niet’ en dat Isräel bereid was ‘geheime onderhandelingen’ op te starten. Brandt zou echter het verzoek van Meir overgedragen hebben aan de diplomaat Paul Frank die het op zijn beurt doorspeelde aan een ambtenaar van Buitenlandse Zaken. Golda Meir had op het aura van Brandt gerekend om haar boodschap ingang te doen vinden in Egypte, maar zag met lede ogen hoe een Duitse ambtenaar er tenslotte mee strandde in Cairo. Wolffsohn en Tsoref betreuren dat Brandt niet zelf zijn schouders onder het vredesinitiatief had gezet en het in handen gaf van ondergeschikten die het overbrengen ervan als een lastige karwei ervoeren. Ze menen dat Brandt met zijn charisma en overredingskracht Egypte en Israël dichter bij elkaar had kunnen brengen. Brandt had bovendien de grootmachten geïnformeerd over de wensen van Israël om tot economische samenwerking in het Midden-Oosten te komen, maar vermeldde niet de Israëlische bereidheid om territoriale toegevingen te doen. Daardoor verloor het vredesinitiatief aan spankracht. Vier maand later lanceerden Egypte en Syrië op de joodse feestdag Yom Kippoer een verrassingsaanval tegen Israël. De vredesapostel Willy Brandt had volgens Wolffsohn en Tsoref gefaald.
Verzuim
Nader onderzoek zal moeten uitwijzen of het beeld dat we van Brandt hebben inderdaad van zijn sokkel moet gestoten worden of niet. Spectaculair is het verwijt van de twee historici dat Brandt schuldig verzuim treft alleszins wel. Nu, op elke mythe komen krassen. Over Brandt hebben we altijd geleerd dat hij in 1974 ontslag nam als kanselier omdat zijn persoonlijke secretaris Gunther Guillaume een spion van de DDR was. Ook hier heeft onderzoek uitgewezen dat dit slechts de uiterlijke aanleiding voor zijn aftreden was. De dieperliggende oorzaak school in het aanvoelen van de kanselier dat hij de zich aandienende economische problemen alleen onder bedwang zou krijgen door zware offers van de maatschappij te vergen en dat hij die verantwoordelijkheid niet wilde torsen.
Het verhaal dat Wolffsohn en Tsoref brengen, relativeert ook de mythe als zou de Duitse politiek onverdeeld pro-Israëlisch zijn. Die indruk krijgen we als we de huidige christendemocratische kanselier Angela Merkel (CDU) de veiligheid van Israël als deel van de Duitse Staatsräson horen bestempelen en als we eraan denken dat Duitsland al vanaf 1958 wapens levert aan Israël, in de vorm van tanks, helikopters, luchtafweerraketten en sinds de jaren ‘70 duikboten. Willy Brandt zou in de traditielijn van de Duitse sociaaldemocratische partij (waarin vele antizionistische linksen van mei ’68 gestroomd waren) niet bijzonder veel belangstelling hebben gehad voor Isräel. Bovendien stond het Auswärtiges Amt – het Duitse ministerie van Buitenlandse Zaken, waaraan hij het vredesinitiatief van Meir toevertrouwde –op dat moment onder leiding van de liberaal Walter Scheel (FDP), wiens toen nog Israël-kritische partij het Akkoord over de Wiedergutmachung van 1952 zelfs had afgewezen.
Het verhaal van Wolffsohn en Tsoref werpt ook de vraag ‘wat als?’ op, een vraag die niet alleen historici zich graag stellen. Maar daarmee belanden we in het wanhopig makende straatje van een geschiedenis die we wat graag naar onze verlangens zouden willen herschrijven.
<Vindt u dit artikel informatief? Misschien is het dan ook een goed idee om ons te steunen. Klik hier.>
Tags |
---|
Dirk Rochtus (1961) is hoofddocent internationale politiek en Duitse geschiedenis aan de KU Leuven/Campus Antwerpen. Hij is voorzitter van het Archief en Documentatiecentrum voor het Vlaams-nationalisme (ADVN). Zijn onderzoek gaat vooral over Duitsland, Turkije, en vraagstukken van nationalisme.
Een volledige ambtstermijn zat er niet in voor de SPD’ers Brandt, Schmidt, Schröder en nu Scholz.
Jack London was een veelschrijver én avonturier. Zijn omzwervingen overtuigden hem van de noodzaak van een socialistische samenleving, een idee dat hij verwerkte in zijn boeken.