Van lotje getikt?
Hoe de nationale gokmachine altijd wint… en mensen leert berusten in hun lot
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementZopas ontdekte NVA-Kamerlid Peter Dedecker, in de kleine komkommertijd die Paasvakantie heet, de ‘onethische’ kantjes van onze goede oude Nationale Loterij. De reclame zou te agressief zijn (‘Word schandalig rijk’) en vooral de minder begoeden aanzetten tot gokken. Een kritiek die ongetwijfeld te maken heeft met het lage aantal zitjes van de N-VA in het directiecomité van die instelling. Niettemin heeft Dedecker een punt, meer nog: als filosoof heb ik dat nationaal gokinstituut al een paar keer geviseerd, en ben ik blij dat een politicus al eens gaat grasduinen in mijn blog. Waar komt die ballenmachine ook weer vandaan?
De machine van Pascal
Het was de beroepsgokker Chevalier de Méré die in het midden van de 17de eeuw de wiskundige Blaise Pascal (1623 – 1662) inspireerde tot het begin van wat we vandaag kansberekening en statistiek noemen. Zonder kansberekening geen loterij, om de eenvoudige reden dat het systeem anders over kop zou gaan: de prijzenpot mag nooit groter zijn dan de netto-winst, en liefst kleiner. Via deze rekenkunde verliezen de spelers, als groep, altijd, terwijl tegelijk de illusie van de vrijheid overeind blijft, want U koopt het lotje, U vult het lottoformulier in, U krast, of net niet, geheel naar keuze. Dit gaat dus over schijnvrijheid en quasi-autonomie. De echte winnaar is de spelverdeler.
De wiskunde van Pascal leidde zo tot een aleatorisch apparaat dat de Raison d’Etat in een hogere vorm representeert. Een perfecte metafoor voor het regime. Geen dictaat meer van een tiran, geen repressie, zelfs nauwelijks nog een reglement, maar simpelweg een volautomatisch spelconcept met balletjes die blindweg springen en een willekeurige combinatie opleveren, maar toch altijd de ‘juiste’. Het machtsapparaat beroept zich niet meer op een ideologie, maar ent zich simpelweg op de statistiek. Een beter alternatief voor de Zonnekoning? Is de idee van Michel Maus, om technocratisch-neutraal te regeren, als een goed-geolied staatsapparaat dus, niet veeleer 17de eeuws?
Oefening in fatalisme
Maar ondertussen wordt er door het klootjesvolk gespeeld en (hoofdzakelijk) verloren. Terwijl het geluk van één enkele hoofdwinnaar, de Jackpot, als oogverblinding werkt. Het immorele karakter van de staatsloterij en haar afstompende werking is zo frappant, dat het me verbaast dat er nooit enige Etienne Vermeersch of een van de duizenden opiniemakers in Vlaanderen zich kritisch heeft over uitgelaten. Vooral vanuit libertarische hoek, maar ook vanwege gauchistische moraalridders, de zogenaamde verdedigers van de kleine man, of de eeuwige zeurpieten van SKEPP zou men iets meer mogen verwachten bij dit frappant geval van volksverlakkerij.
Immers, door zich als institutionele gokmachine te presenteren, ontmoedigt het systeem reflexen van zelfredzaamheid, vertrouwen in eigen kunnen, mondigheid en kritisch burgerschap, kortom: ‘het lot in eigen handen nemen’. De loterij leert ons hopen, wachten, berusten. De uitslag is definitief, beroep is niet mogelijk,- het is één grote oefening in fatalisme. De herhaling is belangrijk: niet winnen mag niet leiden tot afhaken, maar moet, integendeel, aansporen tot verder krassen, wekelijks, een leven lang, tot in het graf. De intrinsieke boodschap is: ‘aanvaard uw lot, speel, hoop, maar stel vooral de machine zelf niet in vraag’. De overheid als casinobaas, de maatschappij als roulette: in een tijd dat men de mond vol heeft van ‘empowerment’ en zelfredzaamheid, kan dat tellen als signaal.
Het ludieke karakter van de lotto moet die reactionaire ideologie verbergen. Dus wordt er zwaar geïnvesteerd in publieksbewerking en publiciteit,- de lokroep van de gokduivel waar Peter Dedecker zopas aanstoot aan nam. Met allerlei nevenproducten zoals Lotto, Joker en Keno wordt een heel gamma gepresenteerd van teasers, smaakmakers van de verzaking en het fatalisme.
De veelheid van producten is slim bekeken: het maskeert het monopolie, introduceert schijnkeuzes (ook waspoedergigant Procter & Gamble heeft zo’n tien merken in de rekken staan), en geeft het gokken een aureool van leut en postmoderne lichtheid. In de lijn van de wet van 19 april 2002 legt het beheerscontract tussen de Belgische Staat en de Nationale Loterij de gedragslijnen vast die deze laatste moet naleven om haar taak uit te voeren als “sociaal verantwoordelijke en professionele aanbieder van spelplezier”.
Belasting op armoede
De realiteit is dat het, behalve om dwangmatig onderwerpingsgedrag aan het (nood)lot, om een verdoken belastingsysteem gaat, een vrijwillige afdracht die vooral sociaal kwetsbare groepen en lage inkomens wordt aangepraat. Ik ken mensen met een vervangingsinkomen die al tien jaar elke week trouw hun lottoformulier invullen. Het is een automatisme van geleidelijke verarming: geheel volgens de wetten van Pascal winnen ze af en toe een klein bedrag, maar ze zijn in totaal het tienvoudige al kwijt. Dikwijls ook verbrassen de ‘schandalig rijke’ winnaars van het groot lot alles, of worden belaagd en afgezet door al wie fortuin ruikt: wie een vermogen niet geduldig opbouwt, weet daar ook niet mee om te gaan.
Armoede is de drijfveer om te spelen, en armoede is meestal ook het resultaat. De Nationale Loterij werd opgericht in volle crisistijd (1934), als een instrument om politiek onbehagen en burgerlijk ongenoegen te kanaliseren, én om het aanzwellende leger werklozen het Rad van Fortuin voor de ogen te draaien. Het Belgische staatsfascisme dus, om het nu eens niet over de extreem-rechtse flaminganten van de jaren ’30 te hebben. Vandaag is de loterij vooral in derde-wereld-landen razend populair, omdat de kadukke, van corruptie vergeven economie mensen toch niet toelaat om zich met hard werken uit de miserie te hijsen. Men koopt met zijn laatste geld liever een lotje dan een brood,- een pervers gebaar op zich. Belasting op armoede dus, spotters spreken zelfs over ‘belasting op domheid’.
Voor de rest niets dan lof voor de gulheid van onze Nationale Loterij. Via een zogenaamde filantropische missie spijst ze een flink aantal goede doelen, of komt tussen bij ramp en onheil,- dat is goed voor het imago. Ooit heette ze trouwens Koloniale Loterij, en werd het steunfonds voor een deel gebruikt om krukken te kopen voor Congolezen die een voet waren afgehakt. Zij verloren in het spel, maar kregen toch nog een troostprijs. Negertje lacht en knikt.
Tags |
---|
Personen |
---|
Johan Sanctorum (°1954) studeerde filosofie en kunstgeschiedenis aan de VUB. Achtereenvolgens docent filosofie, tijdschriftuitgever, theaterdramaturg, communicatieconsultant en auteur/columnist ontpopte hij zich tot een van de scherpste pennen in Vlaanderen en veel gevraagd lezinggever. Cultuur, politiek en media zijn de uitverkoren domeinen. Sanctorum schuwt de controverse niet. Humor, ironie en sarcasme zijn nooit ver weg.
Slecht waterbeleid en bureaucratische traagheid, zeer zeker. Maar misschien is het ook tijd voor klimaatrealisme en oplossingsgericht denken.
De laatste Amerikapodcast voor de presidentsverkiezingen: over een eekhoorn, vuilnis en slechte grappen.