Vlaams-Brusselse meerderheid schaft zichzelf af
Bedenkingen bij het Brusselse regeerakkoord
Sven Gatz, kersverse minister van Meertaligheid in een Brussel dat zich losweekt van Vlaanderen.
foto © Reporters
Het getuigt van veel naïviteit in het Brussels regeerakkoord de levenslijnen door te knippen met Vlaanderen, volgens Brussels Parlementslid Gilles Verstraeten.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementWitte rook in Brussel! Na de vrienden van de Duitstalige Gemeenschap is er in Brussel nu ook een regering, en dit netjes voor 21 juli, zoals beloofd. Op een vrij bizarre stammentwist bij de Open Vld na, dat door het Brussels volkstejoêter qua geloofwaardigheid op alle vlakken gemakkelijk overklast wordt, presenteert de nieuwe regering-Vervoort (PS-Ecolo-Défi/Groen-Open Vld-sp.a) een akkoord zonder verrassingen. Eindeloos gratisbeleid, een massieve uitbreiding van de overheidssector, en tegen 2035 minstens 30% van het jaarlijks fruit-en groenteverbruik van de Brusselaars dat afkomstig moet zijn van de stadslandbouw. Waarlijk de maatregelen die de voortgaande exodus van de middenklasse uit Brussel zal tegengaan, en dat de resterende, steeds verder verpauperende bevolking van Brussel op een hoger niveau zal tillen. Een akkoord volledig op maat van de PS, en de verderzetting van wat deze stad al dertig jaar de afgrond in drijft.
Het stemt me als Brusselaar weemoedig, maar verrassen doet het me gelet op de coalitie ook niet. Er is echter iets nieuws aan de hand dat mij wel ernstige zorgen baart, en dat iedereen die de Vlaamse Gemeenschap in Brussel genegen is moet doen opschrikken. Het betreft, hoe kan het ook anders in dit Stadsgewest, de institutionele spelletjes in het nieuwe regeerakkoord.
Bruxelles Millefeuille
Dat Brussel een institutioneel kluwen is zal je eigenlijk niemand ooit horen betwisten. Als je aan Brusselse politici van elk denkbaar allooi vraagt of het eenvoudiger moet zullen ze het roerend eens zijn. Maar vraag je ze hoe dat moet, dan komt de aap uit de mouw. De duivel woont zoals altijd in de details. Dat is in dit regeerakkoord niet anders.
Over de totale wanorde tussen de 19 gemeenten, 19 OCMW’s, 6 politiezones en het Brussels Gewest dat in dit kluwen maar geen lijn in krijgt is al veel inkt gevloeid, zij het dan vooral in de Vlaamse pers. Daarover in dit regeerakkoord niets, zij het gekende recepten: lief vragen aan de gemeenten om meer samen te doen.
Minder gekend is echter de complexiteit op het vlak van de bevoegdheidsverdeling tussen de Franse en Vlaamse Gemeenschap die rechtstreeks in Brussel actief zijn voor zaken als onderwijs en welzijn, en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie (GGC), die coördinerend zou moeten optreden voor ‘bicommunautaire’ zaken. De GGC, dat is feitelijk het Brussels parlement en de Brusselse regering, maar als juridisch aparte instelling met duidelijk omschreven bevoegdheden, en vooral met de garantie dat de twee taalgemeenschappen hier, in tegenstelling tot voor Gewestmateries, op voet van gelijkheid staan. Geen ordonnantie komt er door zonder meerderheid in de beide taalgroepen, en voor iedere bevoegdheid zijn twee ministers bevoegd, één Nederlandstalig en één Franstalig, die in consensus moeten beslissen.
Zolang de GGC weinig in de pap te brokken had bij gebrek aan budget en bevoegdheden werden deze regels, ondanks occasioneel tandengeknars van de Franstalige collega’s, gerespecteerd. Maar door de zesde staatshervorming werd de GGC versterkt met substantiële bevoegdheden op het vlak van sociale zaken, zoals de kinderbijslag. De Franstalige collega’s spreken er met een mengeling van beate bewondering en verbazing over: ‘de vroeger zo kleine GGC is nu écht belangrijk voor Brussel’. Ironisch genoeg betekent dat voor hen ook dat de instelling liefst zo snel mogelijk opgedoekt wordt.
Le grand décloisonnement
Zo is er deze keer maar één regeerakkoord, terwijl er volgens de geijkte spelregels twee aparte akkoorden en twee debatten moeten zijn: één voor het Gewest en één voor de GGC. Men verklaart ook openlijk waarom: het regeerakkoord verwijst herhaaldelijk, meer dan naar Nederlands of tweetaligheid bijvoorbeeld, naar de immer door Franstaligen opgerakelde ‘décloisonnement des institutions bruxelloises’. Ik schrijf het bewust in het Frans, omdat het in de Nederlandstalige versie van het akkoord, vermoedelijk bewust, incorrect werd vertaald als de ‘wisselwerking’ tussen de instellingen. De correcte vertaling is immers niet wisselwerking, maar ‘ontkokering’. En wat ‘ontkokerd’ moet worden in Brussel, dat betreft nooit of te nimmer de rommelige bevoegdheidsverdeling tussen gemeenten en Gewest. Het betreft immer en altijd de Gemeenschappen.
Dat de Franstaligen dit er zo expliciet hebben willen inzetten valt te begrijpen. Het is de Franstaligen al langer een doorn in het oog dat de Vlaams-Brusselse minderheid in gemeenschapsmateries in principe even veel in de pap te brokken heeft als hen, en dat de instellingen van de Vlaamse Gemeenschap op het vlak van cultuur, sport en vooral onderwijs zo goed gedijen in Brussel. Dit terwijl de Franse Gemeenschap haar medeverantwoordelijkheid voor Brussel nooit opneemt, zowel uit budgettaire krapte als uit een koelheid van de Waalse vrienden ten aanzien van Brussel die voor de koelheid van de Vlamingen vaak niet moet onderdoen. Vooral wat het onderwijs betreft: slechts 8% van de Franstalig-Brusselse leerlingen studeert af met kennis van het Nederlands, wat zelfs oud-FDF-minister Gosuin deed ontvallen dat de Franstalige scholen in Brussel ‘werkloosheidsfabrieken’ zijn. En toch vindt men in de grote onderwijshervorming van de Franse Gemeenschap, gedomineerd door de Waalse politiek, geen woord over tweedetaalonderwijs. De Franstalige Brusselaars staan er groen-lachend bij.
De Brusselse Franstaligen zouden dus maar al te graag de gemeenschapsbevoegdheden usurperen en de banden, niet altijd alleen met de immer lastige Vlaamse Gemeenschap, maar vaak ook met de Franse Gemeenschap doorknippen. Alleen zo kan Brussel volgens hen een ‘Région à Part Entière’ worden. Een uitdrukking die ik nooit goed heb begrepen, want een Gewest dat gewestbevoegdheden uitoefent lijkt mij immers redelijk ‘entière’. Een Hoofdstedelijk Gewest dat echter ook alle gemeenschapsbevoegdheden wilt uitoefenen, terwijl het net de ontmoetingsplaats der gemeenschappen moet zijn, lijkt me vooral gulzig.
Minister van alles-behalve-Nederlands
Tot hier kan ik het echter nog begrijpen. Maar de Franstaligen maken het regeerakkoord niet alleen. Dat de ‘décloisonnement’ er zo expliciet in staat zegt vooral veel over de staat van de Vlaamse vertegenwoordiging in Brussel. Nooit eerder is een Vlaams-Brusselse meerderheid zo ver mee gegaan in deze logica. De Vlaams-Brusselse instellingen, de nauwe band met Vlaanderen en de garanties binnen de GGC zijn de levenslijnen die de Vlaamse Gemeenschap in Brussel staande houdt.Het getuigt dan ook van een dodelijke mengeling van arrogantie, hoogmoed, en het allerergste in de politiek, naïviteit bij de Vlaams-Brusselse collega’s dat men zich in een regeerakkoord expliciet bereid toont die levenslijnen door te knippen voor een zogezegde institutionele vereenvoudiging.
De naïviteit van deze Vlaams-Brusselse meerderheid schuilt in haar veronderstelling dat ze op zo’n goed blaadje staat bij de Franstaligen (de Open Vld bij de PS, Groen bij Ecolo, en Pascal Smet gewoon omdat hij zoals altijd erg hard in zichzelf gelooft) dat ze best ook zonder institutionele garanties verder kunnen. Dat er een reële spanning is tussen de taalgemeenschappen in Brussel is voor hen een verouderd idee, iets van de 20ste eeuw. Nu zijn we immers allemaal Brusselse vrienden! Dat sinds de oprichting van het Gewest in 1989 de tweetaligheid er met een rotvaart op achteruitboert in zowat alle instellingen, dat er nooit enige moeite gedaan is om de taalwetgeving te respecteren en dat daarover ook deze keer niets in het regeerakkoord staat, daar maken ze graag abstractie van.
Die houding ligt immers volledig in de lijn van het ‘voluntaristisch’ taalbeleid van Brusselse oude liberale rot Guy Vanhengel. Het Nederlands moet charmeren, vooral niets opeisen of op zijn strepen staan. De minder naïeve Franstalige vrienden horen niet liever. De gevolgen zijn genoegzaam bekend. Van zijn dauphin, Sven Gatz, die nu potsierlijk ‘minister van Meertaligheid’ wordt, moeten we op dit vlak ook niet veel verwachten. Zo staat in dit regeerakkoord dat ‘de taalkennis van onthaalmedewerkers’ van de Brusselse instellingen ingezet zal worden zodat ‘de burgers geholpen en doorverwezen kunnen worden in een andere taal, zonder afbreuk te doen aan de dienstverlening die in het Nederlands en het Frans gewaarborgd blijft.’ Niet alleen een nieuwe flagrante schending van de taalwetgeving, ik vraag mij ook af waar die gewaarborgde dienstverlening in het Nederlands in Brussel vandaag dan wel uit zou moeten bestaan. Het toont vooral ook aan dat de minister van Meertaligheid eerder een minister van alles-behalve-Nederlands wordt.
Quo vadis Brussel?
Los van de verderzetting van het PS-beleid dat we in Brussel zullen moeten incasseren, is dit institutioneel experiment een fundamentele bedreiging, niet enkel voor de Vlaamse Gemeenschap in Brussel, maar voor Brussel in het algemeen. Niet alleen dreigt de Vlaamse politieke kaste in Brussel bij gebrek aan historisch inzicht en uit naïviteit collectieve zelfmoord te plegen. Het getuigt ook van een extreme kortzichtigheid wat de relaties van Brussel met de rest van het land betreft. Het is ironisch dat ik dit als N-VA’er moet neerpennen, maar men speelt hier dan ook een bijzonder gevaarlijk spel met de toekomst van het land als geheel.
Hoe kan men immers verwachten dat Vlaanderen, dat inderdaad vaak met argusogen naar Brussel kijkt, de investeringen blijft doen die nodig zijn voor het overleven van de Vlaamse Gemeenschap in Brussel, als zelfs de Vlaamse vertegenwoordiging in Brussel de navelstreng met Vlaanderen vrolijk doorknipt, haar bevoegdheden wenst af te staan aan het Brussels Gewest, en Vlaanderen voor de rest enkel goed verklaart om de geldbuidel open te trekken?
Vlaanderen mag Brussel, zijn hoofdstad, wat mij betreft nooit loslaten, maar hier laat de hoofdstad zelf Vlaanderen los. Brussel weigert op deze manier, onder luid applaus van de Vlaams-Brusselse politiek, nog langer de ontmoetingsplaats van de gemeenschappen en de gedeelde hoofdstad van dit land te zijn. Dat stemt me erg somber over de toekomst van mijn stad.
Als men dit regeerakkoord werkelijk wenst uit te voeren, kan ik mij dan ook enkel aansluiten bij een omineus bericht dat mijn zeer gewaardeerde voorganger als Brussels parlementslid, Johan Van den Driessche, recent op Twitter plaatste: ‘Wanneer in de toekomst de analyse wordt gemaakt hoe België gesplitst is geraakt, zal de wijze waarop deze Brusselse regering tot stand is gekomen een van de belangrijke kantelmomenten blijken.’
Categorieën |
---|
Gilles Verstraeten is een jonge Vlaming en Brusselaar, en trots de beide te zijn. Hij is gemeenteraadslid in Anderlecht, en Brussels Parlementslid voor de N-VA. Hoewel hij met hart en ziel houdt van zijn stad, blijft hij nooit blind voor haar problemen en fouten.
‘Afgrond’ verhaalt de waargebeurde verhouding tussen Venetia Stanley en de veel oudere Britse premier Henry Asquith, die leidde tot een kabinetscrisis.