Vlaamse linkerzijde, wat wilt gij eigenlijk?
Achilles Mussche: Vlaams activist, schrijver en journalist
Mussche tijdens interview met Joos Florquin
foto ©
De afwezigheid van linkse flaminganten in de Vlaamse politiek is niet nieuw en net als vroeger maken ze daarmee ze radicaal rechts groot.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementDe in 1896 geboren Achilles Mussche groeide op in een Gents arbeidersgezin, dat in een financieel zwakke situatie verkeerde. Hij toonde zich in zijn jeugdjaren al een groot liefhebber van (moderne) kunst, maar ook drager van sterke Vlaamsgezinde en socialistische idealen. In 1918 behaalde hij het diploma van regent en werkte hij als leraar aan een stadsschool. Gedurende de oorlog raakte de jonge intellectueel in zijn streven naar sociale rechtvaardigheid betrokken bij het Vlaamse activisme. Aan het einde van de Eerste Wereldoorlog werd Mussche omwille van zijn activiteiten tijdens de oorlogsjaren ontslagen. De Belgische administratie verklaarde zijn diploma van regent nietig. Als ‘verworpene’ besloot hij zich te richten op een loopbaan in de journalistiek. Van 1919 tot 1921 nam hij bij het blad Ons Vaderland – het orgaan van de Frontpartij – de functie van redacteur op zich.
Ter Waarheid & nationale bewustwording
De oud-activist snakte evenwel naar een blad, dat meer in lijn lag met zijn eigen interesses. Daarom richtte hij in januari 1921 samen met de oud-fronter Joris van Severen in Gent het literair en politiek tijdschrift Ter Waarheid op. Het blad behandelde staatkunde, kunst en godsdienstbeleving in Vlaanderen en in de wereld. Het eerste nummer bracht een manifest, dat de nationale bewustwording van het Vlaamse volk prees en wilde ijveren voor een rechtvaardiger sociaaleconomisch systeem. Ter Waarheid stond daarnaast uiterst positief tegenover internationale samenwerking tussen volken. Op die manier verzoende de redactie humanitaire en pacifistische standpunten met een Vlaams-nationalistisch ideaal. De standpunten van oud-activist Mussche en oud-fronter van Severen vielen na de oorlog samen met het politieke programma van de Frontpartij, die met democratische, radicaal Vlaamse, pacifistische en internationaal gerichte doelstellingen op de proppen kwam.
Vanaf 1923 manifesteerde van Severen zich als een steeds radicaler katholiek en nationalist. Door zijn almaar radicalere stellingname – die ook in Ter Waarheid tot uiting kwam – raakte Mussche van hem vervreemd. De co-redacteur stapte uiteindelijk op, aangezien hij niet in het zuiver nationalistische vaarwater van zijn collega wilde terechtkomen. Ter Waarheid hield voor het einde van 1924 voor bekeken. Mussche brak omstreeks datzelfde ogenblik ook met de Frontpartij. Hoewel de sociaal voelende flamingant dankzij de ‘godsvrede’ tot de partij was toegetreden, vertrok hij er omwille van de al te nationalistische toon. Hij zocht aansluiting bij de toenmalige socialistische Belgische Werkliedenpartij (BWP), die hij echter bekritiseerde door haar al te reformistische en ‘ministerialistische’ karakter. Vanaf 1928 schreef hij bijdragen voor het socialistische dagblad Vooruit.[1]
Nieuwe generatie van jonge Vlaamse socialisten
In oktober 1931 stichtte van Severen het Verbond der Dietsche Nationaal Solidaristen (Verdinaso), dat een einde wilde stellen aan de onmacht van de versplinterde Vlaams-nationalistische groepen. Het wilde een staats- en maatschappijhervorming in rechts-revolutionaire zin doordrukken. Dat deze toekomstvisie haaks stond op die van Mussche leidt geen twijfel. Toch drukte hij kort na de start van de organisatie zijn appreciatie uit voor het enthousiasme van zijn vroegere collega.
Tijdens een redevoering voor socialistische studenten in Antwerpen liet Mussche er geen twijfel over bestaan, dat hij het Verdinaso zag als een organisatie van ideologische tegenstanders, maar tegelijk als een beweging van verwante revolutionaire zielen: ‘De tijd zal komen, dat wij tegen onze Vlaamsche vrienden-van-dit-oogenblik den harden, maar onontkomelijken en beslissenden strijd zullen moeten aanbinden. Als zij het doel bereikt zullen achten, begint voor ons de strijd opnieuw en definitief – en ik acht het niet uitgesloten, ik houd er me zelfs op bereid, dat, als morgen Van Severen en Wies Moens hun vrijen Staat Vlaanderen zouden uitroepen, ik hem overmorgen “vier” in een Vlaamsche cel van 9m2.’[2]
Daarnaast gaf Mussche aan Vlaanderen te willen dienen met een even diepe liefde als die van de mensen achter het Verdinaso en de Frontpartij. Hij verklaarde zich optimistisch over de op dat moment opgroeiende generatie van jonge socialisten in Vlaanderen. Deze generatie mocht naast de klassenstrijd zeker de Vlaamse strijd niet vergeten, al moesten de jongeren er zich bewust van zijn dat ze niet konden vechten voor ‘een Vlaanderen, dat half fascistisch en driekwart geklerikaliseerd zou zijn.’[3]
Anno 2019 wijst een groot deel van de linkerzijde op de aanwezigheid van Vlaams Belang en N-VA in de strijd voor het democratisch zelfbeschikkingsrecht der volken. In een autonoom Vlaanderen zouden deze ‘radicale nationalisten’ domineren, althans zo luidt de vrees. Een dergelijk standpunt geeft aanleiding tot een ‘zelfvervullende voorspelling’: de linkerzijde laat het terrein van de strijd voor zelfbeschikking vrij voor de traditionele (‘rechtse’) tegenstander om zich daarna te distantiëren van het hele gegeven, omdat die bepaalde tegenstander het veld beheerst.
Falende linkse ‘afwezigheidspolitiek’
De recente verkiezingsuitslagen tonen aan, dat men met dergelijke ‘afwezigheidspolitiek’ de radicale rechterzijde alleen maar een grote dienst bewijst. Integendeel moeten de rationele vertegenwoordigers van de linkerzijde mee aan tafel zitten om een vreedzame, rechtvaardige en definitieve hervorming van onze huidige staat te bekomen.
Zij kunnen hierbij een voorbeeld nemen aan Achilles Mussche, die na de Tweede Wereldoorlog medeoprichter was van het August Vermeylenfonds en tot 1966 voorzitter van dat fonds bleef. Tijdens een studievergadering op 12 juli 1947 stelde hij: ‘Zelfs al zouden wij dromen van een ander taak, wij moeten doen wat het lot ons oplegt, wij moeten beginnen met de taak die voor de hand ligt, en dit is voor ons een Vlààmse taak. (…) heren Walen, wat wilt gij eigenlijk: is het de gelijkheid van onze beide volken, of is het de voortzetting van uw honderdjarige suprematie?’[4]
Vlaamse linkerzijde, wat wilt gij eigenlijk?
[1] M. SERTYN, ‘Avondlandstemming bij de jonge avant-garde in Vlaanderen na 1918: inspiratiebron voor purito-flaminganten en marginale wereldverbeteraars’, Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis, 558-559.
[2] A. MUSSCHE, ‘Vlaams-socialistische geloofsbelijdenis’, Menschen (november 1931), 10.
[3] Ibid.
[4] VERMEYLEN-FONDS, De studie-vergadering op 12 juli 1947, Gent, 1947, 5-6, 9.
Nick Peeters is lid van de Algemene Vergadering van VOS Vlaamse Vredesvereniging en hoofdredacteur van de VVB-jongeren
Hoe de Britse democratie Boris Johnson verteert en de darmen van de auteur door camera’s worden doorploegd. Ons lichaam, dat weet wat.
‘Afgrond’ verhaalt de waargebeurde verhouding tussen Venetia Stanley en de veel oudere Britse premier Henry Asquith, die leidde tot een kabinetscrisis.