Vlaanderen bouwt aan imago in buitenland
Vlaanderen moet werken aan zijn imago in het buitenland. Dirk Rochtus brak daarvoor als gewezen adjunct-kabinetschef van de Vlaamse minister van Buitenlands Beleid een lans in zijn 11 julitoespraak in Lint.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementHoe zou het gesteld zijn met het imago van ons land in het buitenland? Goed, de Rode Duivels mochten dan op het WK wel een zekere belangstelling bij het voetbalminnend internationale publiek hebben gewekt, maar wanneer dat alles weer overgewaaid zal zijn, zullen we weer met dezelfde problemen als voorheen worden geconfronteerd. Namelijk dat de perikelen rond de zoveelste staatshervorming en de strijd voor Vlaamse autonomie vaak op onbegrip stoten bij een buitenlands publiek. Toen ik twee jaar geleden op een seminarie van de Duitse Konrad-Adenauer-Stiftung over België sprak en het ondermeer over de BHV-saga had, vroeg een van de deelnemers: ‘Ist das alles nicht kleinlich?’ Ik verdedigde het belang van opkomen voor de eigen taal en cultuur door de bal terug te kaatsen: ‘Hebt u dan nooit moeten vechten voor de Duitse taal?’
Handicap
We kunnen de communautaire perikelen natuurlijk ook inbedden in een breder verhaal over de noodzaak van beter bestuur, over de botsing in eigen land over de aanpak van het sociaal-economische, maar dan nog blijven we met een serieuze handicap zitten: weinig buitenlanders kennen onze taal, weinige kennen onze cultuur, terwijl de Franse taal en cultuur op heel wat meer sympathie kunnen rekenen. Daardoor hebben onze Franstalige staatsgenoten in het buitenland een streepje voor op de Vlamingen, ze hebben en genieten soft power. En dat buitenland is niet eens zo ver weg van ons. Het bevindt zich zelfs binnen onze landsgrenzen als je denkt aan de internationale gemeenschap in onze eigen hoofdstad.
De natie zet zichzelf in de verf
Werken aan eigen imago in het buitenland is nodig, zeker voor Vlaanderen dat vaak de levieten gelezen kreeg, bijvoorbeeld door de Raad van Europa (denk aan haar rapporten inzake de Franstaligen in de Rand). Tegelijk kan een Vlaams buitenlands beleid ook de eigen natievorming verdiepen. De aanwezigheid op het internationale forum is immers een wezenskenmerk van de soevereiniteit van een staat. Het Vlaams buitenlands beleid laat zich afleiden uit het Latijnse adagium ‘in foro interno, in foro externo’. Dit houdt in ‘dat elk bestuursniveau inzake de binnenlandse bevoegdheden, een eigen beleid mag voeren in het buitenland. De vertegenwoordigingen van Vlaanderen in het buitenland zijn met andere woorden een rechtstreeks gevolg van de bevoegdheden van de Vlaamse overheid en dit zowel voor internationale domeinen (buitenlandse handel, toerisme, …) als voor internationale aspecten voor algemene beleidsdomeinen (innovatie, haven en (water)wegen, onderwijs, leefmilieu…).’ Vlaanderen maakt daar meer gebruik van dan de andere federale entiteiten en zet zichzelf als natie zo ook meer in de verf. Onder Geert Bourgeois als vakminister (2004-2008) liep het Vlaams buitenlands beleid (2004-2008) niet toevallig onder het motto ‘Vlaanderen op de kaart zetten’. Daarna werd het in handen gegeven van de minister-president met als argument dat zijn prestige meer deuren zou openen. Maar daarbij werd vergeten dat de MP minder tijd en energie aan het Vlaams Buitenlands Beleid kan besteden dan een vakminister.
Europees
Werken aan een Vlaams buitenlands beleid is niet alleen een kwestie van willen, maar ook ‘van moeten’. De deelstaten moeten wel degelijk een buitenlands en Europees beleid ontwikkelen als ze in de EU willen worden gehoord. Want vele bevoegdheden zijn exclusief en dus wordt België vaak op Europese ministerraden vertegenwoordigd door een deelstaatminister (die vooraf met zijn collega’s een gemeenschappelijk standpunt is overeengekomen). De deelstaten hebben ius tractatis (internationale verdragen sluiten) en ius legationis (ze hebben politieke en economische vertegenwoordigers). Als toenmalig minister van Vlaams buitenlands beleid heeft Bourgeois nog initiatieven ontwikkeld zoals de lancering van ‘Flanders Today’, een Engelstalig weekblad over Vlaanderen voor buitenlandse toeristen, zakenlui, de werknemers van de internationale instellingen in Brussel; de oprichting van de Strategische Adviesraad Internationaal Vlaanderen (www.sariv.be) en het Vlaams-Europees Verbindingsagentschap (Vleva) dat mee helpt ‘de Vlaamse belangen op het Europese forum te behartigen’.
Tegenkanting
Maar het Vlaams buitenlands beleid wordt in eigen land vaak tegengewerkt. In februari 2009 liet toenmalig minister van Buitenlandse Zaken Karel De Gucht zijn licht schijnen op de ambities van Vlaanderen om aanwezig te zijn in de wereld. In zijn kritiek dat de promotie van het Vlaams Buitenlands Beleid ’ten koste van het grotere geheel, namelijk België’ zou gaan, werd De Gucht bijgetreden door Jonathan Holslag en Rudy Aernoudt in opinieartikels die in de zomer van 2009 verschenen in De Standaard. Ik heb daarop gereageerd in De Standaard van 18 augustus 2009 met een opinieartikel getiteld ‘Een Vlaamse brand: waar voor je geld’. De belangrijkste stellingen in mijn opinieartikel waren de volgende:
1) Wie het Vlaams buitenlands beleid in twijfel trekt, lacht met de Grondwet. Artikel 167 § 1 stelt immers: ‘De Koning heeft de leiding van de buitenlandse betrekkingen, onverminderd de bevoegdheid van de gemeenschappen en de gewesten om de internationale samenwerking te regelen, met inbegrip van het sluiten van verdragen, voor de aangelegenheden waarvoor zij door of krachtens de Grondwet bevoegd zijn.’
2) Dat het Vlaams Buitenlands Beleid geldverslindend zou zijn, is een dooddoener die datgene beoogt wat aan de Vlaamse deelstaat wordt verweten, namelijk dat niemand in het buitenland Vlaanderen kent.
3) Waarom zou een deelstaat zich niet mogen profileren? Begunstigt de naambekendheid van een deelstaat niet ook het grotere geheel? Beieren bijvoorbeeld promoot zich zelf, trekt toeristen en investeerders en fungeert zo ook als springplank voor de rest van Duitsland. (Kanttekening: het beeld dat vele mensen over Duitsland hebben, is vaak gekleurd door het imago van Beieren.)
Toenadering
Tot slot wil ik nog wijzen op twee actiepunten. Vlaanderen moet meer blijk geven van een ‘internationale mentaliteit’ en toenadering zoeken tot de internationale gemeenschap in Brussel. Zowel overheid als burger schragen deze ‘publieksdiplomatie’ (een term die als ‘public diplomacy’ uit de Angelsaksische wereld is komen overwaaien). Een grote rol speelt daarbij de kennis van vreemde talen en culturen. Maar de veelgeprezen meertaligheid van de Vlamingen behoort tot het verleden. Kennis van het pidgin English is voldoende verbreid, maar hoe zit het met onze kennis van Frans en Duits? Als we willen dat onze buren ons kennen, laten we hen dan winnen met onze kennis van hun taal en cultuur. ‘Grote culturen hebben geen belangstelling voor kleine’, zegt Yvan Vanden Berghe, emeritus professor internationale politiek. Dat betekent dat we niet bij voorbaat kunnen verwachten dat onze buurlanden, grotere naties, staan te popelen om Vlaanderen (beter) te leren kennen. Als we de aandacht van de groten willen, moeten we naar hen toe gaan. Naar Duitsland en Frankrijk om te beginnen, landen die als brug naar de wijdere wereld fungeren.
Kennis van het Duits is, vanuit het gezichtspunt van de publieksdiplomatie, ook belangrijk omdat Duitsland nu eenmaal de belangrijkste handelspartner van België en in het bijzonder Vlaanderen is, maar ook omdat er bij een bepaald segment van de Duitsers als burgers van een federale staat een gezonde nieuwsgierigheid leeft naar het zeilen en reilen van het federale België.
Kennis van het Frans ontkracht het vooroordeel als zouden Vlamingen een hekel hebben aan het Frans. Buitenlanders hemelen België vaak op als een staat waarin het samenleven van twee volken of taalgroepen een voorbeeld zou zijn voor een meertalig Europa. Ze begrijpen dan ook niet waarom Vlaanderen altijd maar meer autonomie wil of zelfs uit België zou willen stappen. Wil je dus meer Vlaamse autonomie, dan moet je een positief verhaal brengen (en niet de verkeerde indruk wekken dat je iets tegen de Franse taal en cultuur zou hebben). Zelf pleit ik er bijvoorbeeld als lid van de adviescommissie van de Emile-Verhaeren-Stichting in Sint-Amands voor om het literaire erfgoed van de in het Frans schrijvende Vlamingen te herontdekken en te herwaarderen.
Vlaanderen moet ook soft power verwerven, en bezit die al op sommige domeinen, zoals op het vlak van de kunst en de modewereld. ‘Flemish art’, ‘Flemish fashion’ zijn een begrip in de wereld. Vlaanderen is niet zo onbekend, of staat niet zo slecht aangeschreven als tegenstanders van meer Vlaams buitenlands beleid beweren. Vlaanderen moet ook meer toenadering zoeken tot de leden van de internationale gemeenschap in Brussel. Die zijn met tienduizenden. Ze werken in de internationale en Europese instellingen, in denktanks en stichtingen, in de zetel van grote internationale ondernemingen, of als journalist of diplomaat. Contact zowel vanuit de Vlaamse overheid als vanuit het initiatief van individuele Vlamingen, maakt het mogelijk deze mensen een meer genuanceerd beeld van Vlaanderen bij te brengen.
Zegen
Vlaanderen moet in principe niet zitten wachten op het moment waarop het buitenland zijn zegen geeft aan Vlaamse autonomie, maar toch is het belangrijk om internationale goodwill te verwerven om twee redenen:
1) Tijdens het proces van uitbouw van meer autonomie kan je tegengewerkt worden. Een negatief beeld in de internationale media vertraagt het proces, ook al omdat bepaalde krachten in eigen land dat negatief beeld maar al te graag als tegenargument voor meer Vlaanderen gebruiken.
2) Stel dat de autonomie uitmondt in onafhankelijkheid, dan moet je nog internationaal worden erkend, tenzij je een Kosovo-scenario niet erg vindt waarbij je jarenlang moet strijden om toch maar door een paar landen erkend en voor vol aanzien te worden. Wat met internationale verdragen? Mocht Wallonië of Wallobrux zich de naam België toe-eigent, zou een onafhankelijk Vlaanderen achterblijven als rebellenstaat.
Samengevat
Wat hebben we nodig om publieksdiplomatie vruchten te laten afwerpen? Talenkennis, openheid, waardigheid in taal en gedrag, rationele argumenten. Ook zelfbewustzijn: Vlaanderen is niet zo onbekend als door sommigen wordt uitgebazuind.
Dirk Rochtus (1961) is hoofddocent internationale politiek en Duitse geschiedenis aan de KU Leuven/Campus Antwerpen. Hij is voorzitter van het Archief en Documentatiecentrum voor het Vlaams-nationalisme (ADVN). Zijn onderzoek gaat vooral over Duitsland, Turkije, en vraagstukken van nationalisme.
Een volledige ambtstermijn zat er niet in voor de SPD’ers Brandt, Schmidt, Schröder en nu Scholz.
‘Afgrond’ verhaalt de waargebeurde verhouding tussen Venetia Stanley en de veel oudere Britse premier Henry Asquith, die leidde tot een kabinetscrisis.