‘Vlaanderen wordt een natie’
Het regeerakkoord, voor u onderste boven gehouden
De voorstelling van het Vlaams regeerakkoord.
foto © Reporters / GYS
Hoe Gwendolyn Rutten haar eigen tricolore sjerp terug krijgt, en elke burgemeester een schaartje om naar believen het rood eraf te knippen
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementMet een verpletterende meerderheid en talloze applaussalvo’s keurde het N-VA-congres het Vlaamse regeerakkoord goed, las ik in de kranten. Het Zangfeestachtige motto dat door de propvolle zaal zinderde en de militanten keer op keer deed recht veren: ‘Vlaanderen wordt een natie’. Bewijs daarvan, dé hoeksteen van het Vlaamse regeerakkoord: de zwart-gele burgemeesterssjerp, weliswaar optioneel want ook de driekleur mag.
Awel ’t is goed
Er werd wat lacherig gedaan over die sjerpenkwestie, maar eigenlijk schuilt er een verbluffend staaltje onderhandelingsstrategie achter, getekend de maestro achter de schermen, Bart De Wever himself. Dat zit zo. Om de rechtse achterban te paaien moesten er een paar stevige VB-alikes worden opgenomen, zoals meer afdokken voor een inburgeringstraject (het OCMW zal wel bijpassen) en beperkte toegang voor nieuwkomers tot de sociale zekerheid (idem). Dat lag moeilijk bij Gwendolyn Rutten (Open Vld) en Wouter Beke (CD&V), zoals u weet nog altijd fans van de multiculturaliteit, de ‘inclusieve samenleving’ en open grenzen. Vooral Gwendolyn pruttelde, temeer daar Jan daags ervoor die degoutante zwart-gele sjerp al op tafel had gegooid, iets wat zij als titelvoerende burgemeester van Aarschot op geen enkele manier verenigbaar zag met haar garderobe.
‘Awel ’t is goed’, sprak de kandidaat-minister-president, we sluizen dat inburgerlingsluik erdoor, ‘en gij krijgt uw tricolore sjerp terug’. Waarna Wouter zei: ‘awel, dan is ’t voor mij ook goed’. Waarna Gwendolyn glunderend de pers te woord stond en sprak van een ‘evenwichtig akkoord na lange, constructieve gesprekken’.
Iets afpakken, het treiterig voor de ogen van het slachtoffer laten fladderen en het na enig geween terug geven: normaal noemt men dat pesterij, maar in de laatste rechte lijn naar een regeerakkoord gebeuren nu eenmaal dingen die ik hier zelfs niet durf neer te schrijven.
Verbeelde gemeenschap
En zo krijgen de Belgicisten hun zin, maar ook de lieden die verheugd constateren dat Vlaanderen een natie wordt. Volgens een HLN-peiling wil alvast 75 % van de burgervaders en -moeders het bij de tricolore sjerp houden. Al was het maar wegens de extra kosten, zegge en schrijve 350 euro. Een haarkapper als Francesco Vanderjeugd (Open Vld), in zijn vrije tijd ook burgemeester van Staden, moet daarvoor toch al gauw tien heren van een propere snit voorzien. Hier en daar laat er eentje weten beide te zullen gebruiken, naargelang de gelegenheid. Bijvoorbeeld, als de koning passeert, gaan we die toch niet affronteren met een zwart-geel heuplint? Partijgenoot Stefaan Devleeschouwer, burgemeester van Brakel, stelt het nog duidelijker: mocht die flamingante sjerp ooit een verplichting worden, dan laat hij er een in regenboogkleuren maken, nèh. Hoorbaar applaus van Gwendolyn.
Even ter herinnering, wat is dat nu weer, een natie? Volgens de moderne politicologie: ‘een verbeelde gemeenschap die zich affirmeert in een politieke autonomie en een territoriale eenheid’. ‘Een verbeelde gemeenschap’, die term gebruikt ook Bart De Wever in zijn boek over identiteit. Bedoeld wordt een gemeenschap van mensen die mekaar niet persoonlijk kennen maar zich toch op een of andere manier verbonden voelen, en dat ook willen uiten. Via het dragen van een sjerp in wintertijd bijvoorbeeld, maakt niet uit welke kleur.
Ruiltocht
Zoiets opbouwen is niet simpel, tussen droom en daad staan vele praktische bezwaren. Nummer één van de N-VA-statuten vermeldt nog steeds een onafhankelijke Vlaamse republiek als streefdoel. Maar peilingen geven aan dat er voor die nobele Catalaanse gedachte in Vlaanderen geen meerderheid te vinden is. Dus kwam plan B, het confederalisme, op tafel: iets tussen de twee, Vlaanderen en Wallonië apart maar toch nog binnen ‘iets’ Belgisch, vermoedelijk ook met jobzekerheid voor Filip I van België en zijn nageslacht.
Vervolgens proefde de N-VA van de Belgische macht en verdween ook de confederale piste in de spreekwoordelijke diepvries, als zijnde ‘onwerkbaar’, iets voor later. Telkens tot de volgende verkiezingen, dat zou het moment van de waarheid worden, geloofden de trouwe militanten tussen De Panne en Maaseik. Dit keer zou het dus menens zijn. Helaas, bij monde van haar grootste megafoon, Theo Francken, heeft de grootste partij van Vlaanderen nu een opening gemaakt naar de gehate PS om België te besturen, ‘omdat men nu eenmaal met de kaarten moet spelen die men heeft’. Een afloop die ik al drie dagen na de verkiezingen van 26 mei in een analyse had voorspeld, maar wat toen als een Sanctorumeske hersenschim werd afgedaan. En toeval of niet, dat sjerpenidee werd gelekt uit de onderhandelingskamer net op het moment dat Francken de bocht aankondigde.
Van de republiek naar een keuzesjerp, via een aantal tussenstations, en zonder dat iemand daar nu echt graten in ziet: noem dit gerust de kracht van verandering op zijn best. Het doet eigenlijk denken aan de omgekeerde ruiltocht die we van scouts en Chiro kennen: je vertrekt met een ei en probeert dat van deur tot deur in te wisselen voor iets met meer waarde, en zo verder, tot je bij manier van spreken met een Rubens thuis komt. In deze ketting gebeurt het omgekeerde: men vertrekt van een groot verhaal en eindigt bij een broeksriem in twee kleuren, te dragen op huwelijken en kermissen.
Esthetische wending
Ik wil toch even de schoonheid van deze ketting belichten, in navolging van wat mijn goede vriend Sid Lukkassen als de esthetische wending in de politiek omschrijft: de stelselmatige verschuiving van ideologieën, principes en opvattingen over hoe de samenleving er moet uitzien, naar de ‘sportieve’ dimensie van het politieke bedrijf, zichtbaar in retoriek, tactische wendingen, het spel met de pers (die helemaal meegaat in het theater), de aandacht voor ‘communicatie’, cosmetica, smuk, vertoning, zeg maar de show. Op de duur wordt er niet meer aan de samenleving gesleuteld — wat men van de politiek toch zou verwachten — alleen nog vernis gespoten, brandjes geblust en scheurtjes gerepareerd met geparfumeerd snelcement.
Het accepteren van deze realiteit kan u veel ergernis besparen, de media zijn u daarin behulpzaam. Geen journalist bekommert zich dan ook nog om de vraag waar de N-VA nu eigenlijk heen wil. Er wordt alleen nog bewonderend gefluisterd over de communicatie en de strategie — dat betekent: rondjes lopen in de arena en zoveel mogelijk concurrenten hinderen of in de berm doen belanden. Langzamerhand verzoent ook de kiezer zich met deze postmoderne wending, en wie er zich niet in kan vinden stemt voor het VB of de PVDA, de laatste niet-esthetische partijen, die men dan ook ronduit als ondemocratische spelbedervers beschouwt.
De ‘schoonheid’ bestaat er inderdaad in dat de nachtelijke onderhandelingen, waarin de verliezers van de laatste verkiezingen bijeen waren gekropen om zich aan de juiste kant van de geschiedenis te scharen, alle pretenties van ‘een project’ en de maakbare samenleving hebben opgegeven. Dat project moest Vlaanderen worden, maar dankzij Jambon, Crevits en Rutten werd het een taart met krenten voor iedereen, en afgewerkt met dus dat lint in twee optionele versies. Om dan in oktober met een septemberverklaring voor het parlement te komen, oei, kleine vergetelheid, zonder cijfers die de pret zouden kunnen bederven.
Vlaanderen boven
Nogmaals: als u dat allemaal niet ernstig vindt, dan snapt u niets van politiek. We kunnen nu de Engelse term ‘imagined community’ beter vertalen als ‘ingebeelde gemeenschap’, een bont allegaartje waarvan zelfs de symbolen niet kleurvast blijken. Misschien is dat wel gewoon onze Vlaamse identiteit, wat ik eerder ook al opmerkte over de fameuze canon: een lappendeken van goede bedoelingen, gerateerde kansen, halve oplossingen en vooral veel gekibbel, er nooit eens echt een gedacht van kunnen maken. Een gemeenschap die aaneenhangt als los zand. Die republiek komt er nooit, weten ze bij de N-VA, en dat nummer 1 van de statuten is dode letter in een universum dat nu eenmaal leeft van dode letters.
Ik kan me alleen maar aansluiten bij het alternatieve Vlaamse volkslied van Raymond van het Groenewoud, genaamd Vlaanderen boven…
‘[…] Waar de schuimwijnkoningin defileert
Waar het volk goedlachs is
En een vuist zonder kracht is
Waar men faalt en aan de toog expliceert
Waar je mag stoppen met kniezen
Waar verandering kracht heeft
Waar men diversiteit beleeft
En men tussen zijn sjerpen mag kiezen’
De laatste strofe heb ik er uiteraard zelf aan toegevoegd. De canon is nooit voltooid, we blijven hem opbouwen zoals de natie zelf, bij deze.
Categorieën |
---|
Tags |
---|
Johan Sanctorum (°1954) studeerde filosofie en kunstgeschiedenis aan de VUB. Achtereenvolgens docent filosofie, tijdschriftuitgever, theaterdramaturg, communicatieconsultant en auteur/columnist ontpopte hij zich tot een van de scherpste pennen in Vlaanderen en veel gevraagd lezinggever. Cultuur, politiek en media zijn de uitverkoren domeinen. Sanctorum schuwt de controverse niet. Humor, ironie en sarcasme zijn nooit ver weg.
Bij de docu-film van Jambers over BDW blijft de vraag hangen waar de N-VA als ‘republikeinse partij’ nu eigenlijk nog voor staat.
‘Afgrond’ verhaalt de waargebeurde verhouding tussen Venetia Stanley en de veel oudere Britse premier Henry Asquith, die leidde tot een kabinetscrisis.