Vossen en kraaien in de stad
‘Veerkracht’ is het sleutelbegrip waarmee we 2015 –en misschien wel deze eeuw- zullen moeten doorstaan.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementZopas kreeg de Zweedse ecoloog Carl Folke een eredoctoraat aan de KU Leuven. Niets bijzonders, zult u zeggen. Toch wel. Folke is zowat de grondlegger van het begrip veerkracht dat opgang maakt in de biologie en ecologie, maar eigenlijk in haast alle wetenschappelijke domeinen. Veerkracht gaat over de mate waarin organismen in staat zijn om in te spelen op een veranderlijke (en zelfs onvoorspelbare) omgeving, zonder zich daaraan uit te leveren. Nemen we het milieu, het uitverkoren werkterrein van Carl Folke.
In eerste instantie werden de alarmsignalen over de vervuiling en de klimaatopwarming beantwoord met een verhaal rond duurzaamheid. Dat was een vrij statische en conservatieve attitude, die erop neerkwam dat we vooral willen behouden wat er is. Dat betekent: minder consumeren, de schaarste goed beheren, de thermostaat lager zetten, het PMD correct sorteren.
Vandaag is dat begrip achterhaald en maakt de transitie-beweging opgang, een veel dynamischer en progressiever gegeven, waar men niet alleen wil conserveren maar ook innoveren. Transition towns, of transitiesteden- en dorpen, zijn gemeenschappen die het heft in eigen handen hebben genomen inzake de productie-consumptieketen, en streven naar een energieneutrale en afvalloze economie. Schone energie (zon, wind) speelt daarin uiteraard een sleutelrol, naast allerlei recyclageprocessen, waardoor bijvoorbeeld kleren, huishoudtoestellen enz. niet bij het grof vuil terecht komen maar een nieuw leven krijgen. Dat heeft verregaande sociale implicaties: er is meer solidariteit en collectieve verantwoordelijkheidszin, mensen vormen netwerken en netwerkjes, men is meer op elkaar aangewezen.
Sommigen vinden dit model utopisch, en helemaal ongelijk hebben ze niet. De hippie-achtige paradijsmythe is nooit ver weg, en het is misschien een tikkeltje optimistisch om te denken dat iedereen zo braaf in het gareel zal blijven lopen voor de goede zaak. In elk transitiedorp zal je wel die ene sluikstorter of liefhebber van tuinvuurtjes hebben die de boel verpest. Maar vooral: dit model werkt enkel in een landelijke omgeving met voldoende ruimte voor eigen voedselproductie en energiecentrales, en dus met een lage bevolkingsdichtheid. En of we het nu graag hebben of niet: meer dan de helft van de wereldbevolking leeft in steden, een percentage dat gestaag toeneemt.
De les van Delfine
Zo komen we bij het begrip veerkracht (Eng. ‘resilience’). Dit gaat niet alleen over innovatie maar over echte transformatie. De natuur zelf is buitengewoon veerkrachtig, waarbij je duidelijk merkt hoe belangrijk actieve aanpassing en omschakeling zijn, het is de grondslag van de evolutie. Vandaag proberen we bepaalde soorten te beschermen tegen uitroeiing, maar sommigen zijn flexibel genoeg om uit zichzelf te ‘moderniseren’. Zo doet de vos het heel goed, tot diep in de stad, als nomadische alleseter en bezoeker van vuilnisbelten. Idem voor de kraai, de meeuw, zelfs de wolf: allen hebben ze zich aangepast aan de mens en de grootstad, en hebben onder meer probleemloos hun menu veranderd. Die plasticberg in de oceaan is natuurlijk een schande, maar een groot eetfestijn wacht de vis die plastic kan verteren!
In de natuur zijn veerkrachtige ecosystemen gebaseerd op een grote diversiteit: hoe rijker en gevarieerder de voedselketen, hoe minder kans dat één verstoring alles ontwricht.
Monocultuur en éénvormigheid leiden tot kwetsbaarheid. We zijn alleseters geworden uit veerkracht: is het ene er niet, dan eten we het andere wel. En nu komen ook de insecten op ons menu, gewoon omdat er genoeg van zijn, ze veel eiwitten bevatten, en er koks zijn die ze nog lekker kunnen bereiden ook.
Dit is een ingewikkeld verhaal rond realisme en overlevingskunst. We kunnen niet ter plaatse blijven trappelen, maar de grote maakbaarheid is al evenzeer een illusie, want teveel factoren hebben we niet in de hand. Dus is het zaak om op elk moment bij te sturen, van positie te veranderen, of het gewicht van de tegenstand te gebruiken als hefboom. Niet toevallig kom ik op de gevechtskunsten uit: mijn idool Delfine Persoon is een wonder van veerkracht. Als boksster kan ze incasseren maar ook uithalen, nooit bevindt ze zich op dezelfde plaats. De teleurstelling omwille van die gemiste trofee van Sportvrouw van het Jaar duurde slechts één nacht. Daarna mompelde ze dat ze met die Vlaamse kermis niets meer te maken wou hebben, en vertrok naar Amerika.
Overgangstijd
U ziet: veerkracht is een heel breed begrip, dat een ecologisch, een economisch, een psycho-sociaal en zelfs een cultureel domein overspant. Kinderen opvoeden tot flexibele weerbaarheid wordt dé uitdaging in een snel veranderende wereld. Het is meteen ook dé remedie tegen het doemdenken en de kuddegeestmentaliteit. Kuddes zijn nooit veerkrachtig. Als ze op de loop zijn, stormen ze allemaal dezelfde richting uit, desnoods de afgrond in. Gemeenschappen zijn veerkrachtig als ze uit veerkrachtige individuen bestaan, die op een zeker moment antwoorden kunnen formuleren waar een homogene groep nooit aan toe komt. De polyvalente duivel-doet-al heeft hier betere kaarten dan de specialist of vakidioot.
Eén ding staat vast: 2015 zal géén schoonheidsprijs krijgen in de geschiedenisboeken. Dit wordt een chaotisch en lelijk jaar. We begonnen met de Charlie-aanslag en de aanslepende terreurdreiging, het ineengestorte kunstwerk van Arne Quinze in Mons, de mails van Kris Peeters om zijn eigen regering stokken in de wielen te steken, de campagne van Bibi-sit Netanyahu als kinderlokker. En we zijn nog maar februari.
Hoe met die rotzooi omgaan? Door haar te zien als opportuniteit en vormgever, onder het welbekende motto van de filosoof Friedrich Nietzsche: ‘Wat ons niet doodt, maakt ons sterker’. 2015 wordt een jaar van plantrekken, schipperen, kop-in-kas en dan terugkomen. Zoals het vuur een bos afbrandt, terwijl het onkruid er de dag nadien al terug staat.
En, zonder u te willen ontmoedigen: ik vrees dat het in heel de 21ste eeuw, die geen van ons wellicht zal overleven, van dattum is. We zullen moeten gewoon worden aan het ongewone, we leven in een scharniertijdperk op elk gebied. Daarin heeft elk individu zijn plaats te zoeken, er verdwijnen en ontstaan nieuwe groepsverbanden, alternatieve levenswijzen, de ene succesrijk, de andere mislukkend. Neen, we zullen de vruchten van de verandering niet plukken, we zijn de brug naar morgen en hebben vooral een overlevingsopdracht in een tijd die ons op de proef stelt en uitdaagt.
Rubensiaans
Dat evolutionair inzicht betekent niet dat we schoonheid en geluk moeten opgeven. Want in de tussentijd ontstaan prachtige dingen, net omdat overleven ons brein aanscherpt en emoties intenser maakt. Mijn voorbeeld in dat opzicht is de meester van de Vlaamse barok Pieter Paul Rubens. Dikwijls wordt hij als collaborateur met de Spaanse bezetter gedoodverfd. Dat was hij ook, sterker nog: hij was dé graficus van de contrareformatie in een tijd die door godsdienstoorlogen werd geteisterd.
Toch ontstond in en vanuit dat pragmatisme een kunst die de visie van ons, mannen, op het vrouwelijk archetype grondig zou bijkleuren. Het Rubensiaanse universum van heidense saters, nimfen en onchristelijk-volle boezems is een ode aan de veerkracht van het menselijk bestaan. Een raadsel hoe het werk aan de censuur ontsnapte. Hij was een tussenfiguur van de kering, die uitgroeide tot een energetisch krachtveld dat eeuwen overspant. Een blijvende inspiratiebron.
Veerkracht maakt het individueel en collectief overleven tot kunst. In de godsdienstoorlog die we vandaag meemaken, nog overschaduwd door een dreigende ecologische catastrofe (‘twee voor twaalf’) hebben we vooral mensen nodig die op een balans kunnen staan. Geen doemdenkers en geen profeten, maar evenwichtskunstenaars op een slappe koord. Koks die in staat zijn om sprinkhanen tot een lekkernij te maken. Vrijbuiters die niet alleen bezig zijn met hun eigen behoud, maar ook een groep, een volk en de soort kunnen optillen boven het fatalisme. Vossen en kraaien in de stad. En de schoonheid daarvan.
Foto (c) Reporters
Personen |
---|
Johan Sanctorum (°1954) studeerde filosofie en kunstgeschiedenis aan de VUB. Achtereenvolgens docent filosofie, tijdschriftuitgever, theaterdramaturg, communicatieconsultant en auteur/columnist ontpopte hij zich tot een van de scherpste pennen in Vlaanderen en veel gevraagd lezinggever. Cultuur, politiek en media zijn de uitverkoren domeinen. Sanctorum schuwt de controverse niet. Humor, ironie en sarcasme zijn nooit ver weg.
Ook na een afgekocht proces over omkoperij en valsheid in geschrifte, is er kans op een schepenambt in Vlaanderens grootste stad.
Amerikakenners Roan Asselman en David Neyskens bespreken de actualiteit aan de overkant van de oceaan.