‘Als wij tenminste het nieuws uit de wereld volgen, dan zullen wij het streven vaststellen van de Armeniërs en van zovele andere volkeren naar het behoud van hun eigenheid en naar het respect dat zij willen afdwingen voor hun eigenheid in eigen structuren.’ 27 juli 1988. Volksvertegenwoordiger Vic Anciaux (Volksunie) verdedigt in de Kamer van Volksvertegenwoordigers het in die tijd nog door Belgische unionisten gecontesteerde federalisme. In zijn redevoering verwijst hij naar de zelfbeschikkingsstrijd van andere kleine volkeren naast het…
Niet ingelogd - Plus artikel - log in of neem een gratis maandabonnement
Uw Abonnement is (bijna) verlopen (of uw browser moet bijgewerkt worden)
Uw (proef)abonnement is verlopen (of uw browser weet nog niet van de vernieuwing)
‘Als wij tenminste het nieuws uit de wereld volgen, dan zullen wij het streven vaststellen van de Armeniërs en van zovele andere volkeren naar het behoud van hun eigenheid en naar het respect dat zij willen afdwingen voor hun eigenheid in eigen structuren.’ 27 juli 1988. Volksvertegenwoordiger Vic Anciaux (Volksunie) verdedigt in de Kamer van Volksvertegenwoordigers het in die tijd nog door Belgische unionisten gecontesteerde federalisme. In zijn redevoering verwijst hij naar de zelfbeschikkingsstrijd van andere kleine volkeren naast het Vlaamse, zoals het Armeense. In het kader van de recente militaire ontwikkelingen in de regio Nagorno-Karabach loont het de moeite om anekdotisch te bekijken hoe de Vlaamse beweging in de nasleep van de Eerste Wereldoorlog de genocide op het Armeense volk erkende. En hoe ze de eigen strijd voor zelfbestuur vergeleek met die van de Armenen.
Tijdens de oorlog van 1914-1918 formuleerden de Vlaamse frontsoldaten hun welbekende leuze ‘Hier ons bloed, wanneer ons recht?’. Na de oorlog engageerden velen van hen zich in de Frontpartij om zelfbestuur voor hun volk te bekomen. In diezelfde periode riep de Amerikaanse president Wilson het zelfbeschikkingsrecht van de volkeren uit als het elementairste mensenrecht. Onze wereld diende te worden hervormd door middel van een harmonieus samengaan van de verschillende grote en kleine volkeren. Aangemoedigd door zijn beweringen ontstond in Vlaanderen een politiek nationalisme. Dat ging gepaard met het toenmalige ideaal van het federalisme. Tegenover dit vooruitstrevend, bevrijdend volksnationalisme stond en staat immer een centralistisch, karakterberovend en imperialistisch staatsnationalisme.
Verslaggeving
De kleinere gemeenschappen, die zich verzetten tegen de verdrukking van hun eigen volksaard, zoeken reeds lang steun en inspiratie bij elkaar. De Vlamingen verzetten zich tegen de als volksvreemd agerende Belgische staat. De Armeniërs weerden zich op hun beurt tegen het Turkse staatsnationalisme en imperialisme. Dat resulteerde in 1915 in een volkerenmoord. Die kostte tussen de 1 en 1,5 miljoen Armeniërs in het destijdse Ottomaanse Rijk het leven. De Vlaamsgezinden toonden minstens vanaf 1919 in hun pers aandacht voor de Armeense kwestie. In september dat jaar berichtte het flamingante blad Ons Vaderland over een grote meeting in Parijs. Die werd ingericht door de ‘Vereniging der Republikeinse Jeugd’. Tweeduizend aanwezigen stemden er een dagorde die verzet aantekende tegen de uitmoording die dreigde voor de Armeense bevolking op dat moment.
De dagorde bevatte een aanklacht tegen de opeenvolgende Turkse regeringen. Die waren door hun dubbelzinnige politiek en financieel gekuip steeds de oorzaak van onophoudelijke beroering tussen de Europese staten. ‘De ottomaansche regeeringen zijn nooit binnen de lijn hunner staatsplichten gebleven, doch hebben steeds de kleine volkeren verdrukt die hun geloof niet konden aannemen; door onderduimsche en openlijke tegenwerking hebben ze de stem der onderworpen kleine volken gesmoord.’ Het bericht vanwege de vergadering sloot af met de wens dat de Turkse regering een einde zou maken aan deze wantoestanden. Die betekenden immers een blijvend gevaar voor de wereldvrede. Alle oosterse volkeren, inzonderheid het Armeense, dienden van de Turkse overheersing bevrijd te worden.[1]
Erkenning
‘Waar de hoefslag van het Turksche paard heeft geklonken, groeit geen gras meer.’ Met dit oude Arabische spreekwoord handelde het Vlaams-nationalistische blad De Schelde in september 1922 over de ‘Turksche weerwraak’. Die ondergingen onder andere de Armenen na de oorlog in de hedendaagse West-Turkse stad Izmir. De regio waar de stad deel van uitmaakte, werd in 1920 als sanctie ten aanzien van het uiteengevallen Ottomaanse Rijk aan Griekenland toegekend.
Izmir was op dat moment een van de meest kosmopolitische steden ter wereld met meer dan een half miljoen inwoners. Grieken, Armenen en Joden vormden er de meerderheid van de bevolking. Turkse legers onder leiding van de Turkse leider Kemal Atatürk veroverden de stad echter in augustus 1922. Ondanks de verzekering van Atatürk dat de Turkse soldaten zich als beschaafde mensen zouden gedragen, werd de hedendaagse West-Turkse stad Izmir het toneel van moord en brand. Ongeveer zeventig procent van de stad brandde af. Honderdduizenden christenen moesten op de vlucht slaan, kwamen om het leven of werden vermoord.
’Het blijkt eens te meer dat de Turk door de eeuwen heen zichzelf gebleven is’, schreven de Vlaams-nationalisten. Ze vervolgden hun visie over de gebeurtenissen van 1915 als volgt: ‘Het Armenische volk heeft hij voor het grootste deel uitgemoord, op de meest gemeene manieren. De deportaties der Armenische vrouwen en kinderen, hun vreeselijke lijdensweg over de hooglanden van Klein-Azië, ten prooi aan Turken en Koerden, vormen een der gruwelijkste wandaden uit de wereldgeschiedenis.’[2]
Eén strijd
In maart 1923 vergeleek de redactie van het dagblad Vlaanderen de situatie van de Vlamingen nadrukkelijk met die van de Armenen. Dat deed ze na de publicatie van een telegram dat verscheen in de Echo de Tientsin. Daarin ijverde men tegen de naoorlogse ‘vervlaamsing’ van België. Het voornoemde blad ondernam tijdens de oorlog nu en dan een aanval tegen de Vlamingen, waartegen door de tussenkomst van Waalse hoogwaardigheidsbekleders niet mocht worden geprotesteerd. Vlaanderen klaagde de hypocrisie van bladen als Echo aan, die wel ‘dikwijls krokodillentranen [weenden] over het lot van het verdrukte Ierland, het armzalig Polen, de christenen van Armenië, enz., enz., maar voor de Vlamingen houdt men er eene andere zienswijze op na.’[3]
In februari 1929 formuleerde Vlaanderen tot slot een kritiek op de supranationale Volkenbond. Die moest een einde aan alle oorlogen maken en de autonomie van de volkeren stimuleren. De Vlamingen bleken op dat moment niet meer overtuigd van de ‘Volkenbondutopie’. Die voerde volgens hen een beleid dat ‘de algemeene vredesgedachte en de algemeene ontwapening onmogelijk maakten.’ Naast de opsomming van een aantal naoorlogse Europese conflicten, waarbij de Volkenbond schromelijk tekortschoot, haalde de redactie ook de Armeense kwestie aan: ‘Erger nog was de quaestie van Armenië, en de Volkenbond heeft dit arme land laten uitmoorden, zonder een vinger te verroeren.’[4]
Vandaag
Ook vandaag worden de volkeren die streven naar zelfbeschikking, geconfronteerd met hogere organen. Die bekommeren zich niet of durven zich niet uitspreken over wantoestanden die zich wereldwijd — maar ook in ons eigen Europa — manifesteren. Het bleef vorige maand oorverdovend stil toen de door Turkije gesteunde Azerbeidzjaanse troepen een groot deel van de Armeense regio Nagorno-Karabach veroverden. Aan Armeense zijde stierven ruim 1.200 militairen en 140 burgers. Na het staakt-het-vuren zocht de Armeense regering noodgedwongen bescherming bij Poetin. Rusland zal een aantal jaren waarnemers sturen om de situatie in de regio onder controle te houden. Veel Armeniërs vrezen dat de val van Nagorno-Karabach de eerste aanzet is voor de inname van geheel Armenië door Azerbeidzjan en Turkije.
Ondanks de stilte van hogerhand en het feit dat de kleine man alweer het slachtoffer is van de imperialistische ambities van natiestaten, moeten we blijven geloven in de filosofie van het volksnationalisme. Slechts door te streven naar een wereld waarin alle naties en volkeren in harmonie samenleven en samenwerken aan de vooruitgang van de mensheid, kan een einde gebracht worden aan de verdrukking van een volk door de heerschappij van een ander. Vanuit hetzelfde standpunt kunnen de Vlamingen in ‘eigen land’ niets anders doen dan op pacifistische en democratische wijze te werken aan de gelijkwaardigheid van de mensen en van de volkeren door middel van volwaardig zelfbestuur.
[1] ‘Nationaliteitenbeweging’, Ons Vaderland, 08-09-1919, pg. 2.
[2] ‘De Turksche Weerwraak’, De Schelde, 18-09-1922, pg. 1.
[3] ‘Persoverzicht’, Vlaanderen, 24-03-1923, pg. 6.
[4] ‘Volkenbondsutopieën’, Vlaanderen, 16-02-1929, pg. 3.