JavaScript is required for this website to work.
Politiek

Waarom nog een Waalse identiteit willen creëren?

Die identiteit is Frans van taal en cultuur

Jules Gheude30/1/2021Leestijd 5 minuten
La Liberté guidant le Peuple

La Liberté guidant le Peuple

foto © wikipedia

Hoe Frans is Wallonië? En speelde het een rol bij de Franse Revolutie? En stond ‘La belle Liégeoise’ model voor Delacroix? Gheude antwoordt.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Er bestaat een ultra-regionalistische strekking in Wallonië die van mening is dat de Franse Gemeenschap een sterke rem zet op de ontwikkeling van de Waalse identiteit, of van een Waals nationalisme zelfs. Hun idee is de Belgische staat om te vormen, uitgaande van vier gewesten: een Vlaams, een Waals, een Brussels en een Duitstalig gewest.
‘Er moet een Waalse identiteit gesmeed worden!’ Deze kreet was onlangs te horen, en op zich bewijst hij al dat er geen Waalse identiteit bestaat. Zoals de Naamse historicus Félix Rousseau mooi heeft uitgelegd is daar trouwens een goede reden voor:

Het warme water heruitgevonden

‘In de XIIIde eeuw deed zich in West-Europa een belangwekkende ontwikkeling voor: het Latijn verloor zijn hegemonie, en de volkstalen werden administratie- en cultuurtalen. Hoe is dat verlopen in onze Waalse gewesten? Heeft een bepaald dialect (het Luikse bijvoorbeeld) de overhand genomen en is het de algemene omgangstaal, de koine geworden? Helemaal niet. Doornik en zijn ommeland was Frans gebied, maar het prinsbisdom Luik en de graafschappen van Namen, Henegouwen en Luxemburg behoorden tot het Duitse Keizerrijk, en vielen dus buiten de politieke grenzen van Frankrijk. En nochtans werd vanaf de XIIIde eeuw het Frans overal aanvaard als literaire taal. Dat is het kapitale feit in de intellectuele geschiedenis van Wallonië. Zonder enige dwang, en met hun volle instemming hebben de Walen zich in de invloedssfeer van Parijs geplaatst, en met een nooit verloochende trouw hebben zij al eeuwen ononderbroken deelgenomen aan de Franse cultuur.’

Waarom zich dan afpeigeren om een al bestaande identiteit te ‘smeden’ die Frans is, linguïstisch en cultureel?

De Franse tijd

In de loop van hun geschiedenis hebben de Walen maar heel even een Frans politiek regime gekend. Dat was van 1792 tot 1815, kort onderbroken van april 1793 tot mei 1794 door het herstel van het Oostenrijks bewind. Jean Cathelin heeft die periode geanalyseerd in zijn voortreffelijke boek La vie quotidienne en Belgique sous le régime français 1792-1815 (Hachette, 1966). Hij brengt daar in herinnering dat bij de Walen en in het Luikse er een revolutionaire gezindheid bestond, nog voor het uitbreken van de Franse Revolutie, hetgeen een ‘grote invloed heeft gehad op de richting van die Revolutie, en haar deed omschakelen van een defensief nationalisme, naar een offensief internationalisme ter bevrijding van de volkeren.’

‘Er werd allerminst neergekeken,’ gaat Cathelin verder, ‘…op die Fransen van over de grens. Zij werden snel geadopteerd in de Parijse revolutionaire middens, en talrijk waren de vluchtelingen die zich officieuze functies toebedeeld zagen. Het was alsof men hen als Franse ingezetenen beschouwde.’

Voor Cathelin zijn Walen dus echt ‘Fransen van over de grens’, die door de wederwaardigheden van de Geschiedenis ertoe zijn gekomen zich buiten de Franse landsgrenzen te ontwikkelen. De napoleontische periode heeft diepe sporen nagelaten tussen Samber en Maas, met ten bewijze daarvan de bekende historisch-folkloristische optochten. ‘In niet één Franse provincie,’ merkt Felix Rousseau op, ‘zijn er even opmerkelijke napoleontische tradities als in dit Waalse gewest.’ De dag na de nederlaag in Waterloo bood Namen hulp aan de terugtrekkende Franse troepen. Generaal Berton schreef: ‘Enkel door bevriend gebied moesten wij trekken; het edelmoedige onthaal in de stad Namen zal nooit vergeten worden door diegenen die er getuige van waren. We kunnen het aan Frankrijk niet genoeg herhalen: Namen heeft zich jegens het vaderland zeer verdienstelijk gemaakt.’

Inbreng bij de Franse Revolutie

Maar keren we terug naar de Franse Revolutie. Wat Henegouwen betreft, verduidelijkt Jean Cathelin, ‘verwelkomen de inwoners van Bergen uitgelaten de Fransen.’ Naar het model van de Parijse politieke clubs, ziet een Société des amis de la liberté et de l’égalité het licht. ‘De Bergense club lijkt de eerste te zijn geweest die de idee lanceerde die de republikeinsgezinde Belgen altijd al bekoorde, van 1792 tot en met de groepjes irrendentisten* en rattachisten van onze dagen: hereniging met Frankrijk.’ De zesde februari van 1793 was het feest in Bergen, en bij die gelegenheid lanceerde Danton de beroemde kreet: ‘Jullie zijn de Marseillanen van België!’

In Luik, op 8 januari 1793 verving een Luikse Nationale Conventie de Gemeenteraad. In de herfst van 1795 kondigt citoyen Bassenge officieel de hereniging van het Prinsbisdom Luik met Frankrijk aan. Cathelin verklaart: ‘Deze voorloper van de moderne beroepspolitici was parlementslid van 1795 tot 1814 (…). Hij werd de belangrijkste uitdrager van de trouw van het Luikse aan het Frankrijk van Bonaparte, en aan de Keizer zelf.’

Nog een belangrijke Luikse inbreng bij de Franse Revolutie: Anne-Josèphe Terwagne (later Théroigne de Méricourt) bijgenaamd ‘la belle Liégeoise’. Een buitengewoon personage in die tijd, waarbij Eugène Delacroix inspiratie vond voor zijn La liberté guidant le peuple. Als eerbewijs heeft de stad Luik nu de fiets-voetgangersbrug over de Maas naar haar ‘La belle liégeoise” gedoopt.

Toen president Chirac in 1996 een Luikse delegatie ontving in het Élysée, herinnerde hij aan die speciale band tussen Luik en de Republiek: ‘Wat ik u graag wilde zeggen is dat Luik een uitgelezen plekje heeft in het hart van de Fransen. Die band heeft de Geschiedenis gesmeed. Bij alle beproevingen stond u aan onze zijde. (…) Ik zeg zelfs meer: het is een regio die de Franse cultuur tot eer strekt. Hier zijn vandaag geen vreemden op bezoek in het Élysée, maar makkers, broeders.’

Paris bat la mesure

Er valt niet naast te kijken dat onze handel en industrie floreerden in de Franse tijd. Maar ook het culturele leven kende een grote bloei. Voltaire had destijds al met open armen de jonge Luikenaar André-Modeste Grétry ontvangen en hem in Parijs aangeprezen. ‘Grétry was in die mate dé meester van deze periode,’ schreef Cathelin, ‘dat men de populaire melodieën van die tijd, goed of slecht, altijd aan hem toeschreef.’ En hij voegt daar nog aan toe: ‘Op zoek naar erkenning spoedden Luikse muzikanten zich naar Parijs, en daarna kwamen ze als vedettes terug naar de Muntschouwburg of de Luikse Opera.’

Nog heel wat meer voorbeelden getuigen van de Parijse interesse voor onze artiesten. Noemen we bijvoorbeeld de gebroeders Redouté of de beeldhouwer François-Joseph Rutxhiel, ‘wiens beitel,’ onderstreept Cathelin, ‘van kapitaal belang is geweest voor les Invalides, de Vendômezuil en Père-Lachaise.’

Als we denken aan Félicien Rops, César Franck, Charles Plisnier, Henri Michaux, Georges Simenon, Jacques Brel, François Weyergans, Marie Gillain, Benoît Poelvoorde, de gebroeders Dardenne, of Philippe Geluck, wie zou dan niet de conclusie van Jean Cathelin bijtreden: ‘Het bleef altijd wel nodig dat een Belgische Franse artiest eerst in Parijs erkenning vond, voor hij naar zijn eigen streek kon terugkeren om er met roem en officiële opdrachten overladen te worden.’

Laten we het slotwoord aan de Belgische academicus Charles Bertin: ‘Ik verklaar met nadruk dat naar de geest mijn taal mijn vaderland is, en dat die taal het Frans is. Dat ik een Belgische staatsburger ben, een Picardische auteur met de nuances die een landschap en lokale bijzonderheden meebrengen, en dat Picardië zo goed als de Périgord of de streek rond Tours een provincie van de Franse letteren is. De nuances die ik net noemde, zal niemand ooit willen ontkennen, en ze komen evengoed voor in Lorreinen, Poitou, de Languedoc, de Limousin, Aunis en Soissons, Aquitanië en de Franche-Comté. Dat valt overigens niet te betreuren. Integendeel, het zijn de kleuren en geuren van onze diversiteit.

____________

* Irredentisme: oorspronkelijk een Italiaanse term, is het streven naar de hereniging van volksgemeenschappen die in de loop van de geschiedenis bij verschillende landen zijn ingedeeld. (nvdv)

vertaling Marc Vanfraechem

 

Jules Gheude (1946) is oud-medewerker en biograaf van François Perin. Hij publiceerde meerdere essays over de Belgische communautaire kwestie. In 2009 was hij voorzitter van de Staten-Generaal van Wallonië, een burgerinitiatief om de Waalse geesten van het post-Belgische tijdperk bewust te maken. Sinds 2010 bezielt hij de Gewif (Groupe d’Etudes pour la Wallonie intégrée à la France). Van 1982 tot 2011 was hij directeur aan Wallonie-Bruxelles International (WBI).

Commentaren en reacties