Wordt Damascus het ‘Sarajevo van 2013-2014’?
Standpunt
Enkele jaren voor de Eerste Wereldoorlog bezwoer de expressionistische dichter Georg Heym [http://gutenberg.spiegel.de/autor/273] de dreiging van de oorlog (‘Der Krieg’ [http://ingeb.org/Lieder/aufgesta.html]) met de duistere woorden ‘Aufgestanden ist er, welcher lange schlief/, Aufgestanden unten aus Gewölben tief’. Is hij weer terug, de Oorlogsgod, en wordt Damascus het ‘Sarajevo van 2013-‘14’?
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementDe oorlogstrommelaars doen weer goed hun best. De gifgasaanval op onschuldige burgers in Damascus wekt terecht woede en verontwaardiging op, maar in de politiek is verontwaardiging zelden een goede raadgever. Nog vooraleer honderd procent bewezen is dat het Assad-regime achter de laffe, moordende aanval schuilgaat, nog vooraleer honderd procent uitgesloten is dat het om een provocatie vanwege de rebellen zou kunnen gaan, slaan de haviken hun vleugels uit. Al twee jaren wachten ze op een kans om de internationale gemeenschap over de rode lijn te trekken. Inderdaad duurt de ellende in Syrië al veel te lang, zijn er in de uitzichtloosheid van het conflict tienduizenden mensen gestorven en honderdduizenden dakloos geworden of op de vlucht geslagen. Dat laat niemand onberoerd. Maar: interveniëren is partij kiezen in het conflict, en niet alleen ten gunste van de gewone mensen, de lijdende bevolking – wat op zichzelf het enige eerbare zou zijn –, maar vooral ook tegen één van de strijdende kampen. Dat laatste is als kiezen tussen de pest en de cholera, tussen een autocratisch bewind en een oppositie met een onduidelijke, en bij sommige in haar rangen ook wel sinistere agenda.
Blauwdruk
Dwingt de gifgasaanval het Westen om door een interventie te kiezen, en wel voor de oppositie en tegen het regime van Basr al-Assad? Zo ziet het er naar uit. Een interventie betekent per definitie een verzwakking of zelfs uitschakeling van de huidige heersers. Zo ging het in Irak, zo ging het in Afghanistan en zo ging het in Libië. Dat is zowat de meest opvallende gelijkenis tussen enerzijds Irak, Afghanistan, Libië en anderzijds Syrië. Wat de situaties ook gemeen hebben: er is geen plan voor de day after. Er is geen blauwdruk voor een Syrië na beëindiging van het conflict door interventie. Niemand weet hoe het dan verder moet met de interne maatschappelijke orde in Syrië en met het precaire evenwicht tussen de verschillende geloofsgroepen. Misschien zal het Westen daarna weer moeten tussenkomen, niet om de bevolking algemeen te beschermen, maar wel de minderheden zoals de alewieten op wie de heerschappij van Assad gegrondvest is en de christenen?
Wraak
Dat is meteen ook een groot gevaar dat zich ent op de andere gevaren die ontstaan vanuit de verschillen tussen de drie eerstgenoemde cases en Syrië. De machthebbers in Irak, Afghanistan en Libië werden omvergeworpen zonder dat de buurstaten of andere regionale machten direct meegezogen werden. Integendeel zelfs. Iran trok het meeste profijt uit de val van de Iraakse dictator Saddam Hoessein in 2003 en versterkte zijn positie als regionale macht in het Midden-Oosten en als banierdrager van de sjiietische stroming in de islamitische wereld. Het is net datzelfde Iran dat nu niet lijdzaam gaat toekijken als Amerika zich aan het hoofd van een interventiemacht opstelt tegen het Syrië van zijn bondgenoot Assad, wiens alewieten verwant zijn met de sjiieten. De spanningen tussen sjiieten en soennieten zullen grensoverschrijdend nog meer toenemen. Het soennitische Turkije vindt nu al dat de wereldgemeenschap het Syrische drama te lang op zijn beloop heeft gelaten. De sjiietische hezbollah-militie in Libanon zou wel eens wraak voor de interventie kunnen nemen door raketaanvallen uit te voeren op Israël. De interventie belangt de buurstaten van Syrië aan en zou dus een regionaal conflict kunnen uitlokken, met alle gevolgen voor de rest van de wereld. De interventie zal olie op het vuur gooien, de brand zal uitslaan naar de hele regio en veel verder nog, want onvermijdelijk zullen islamitische fundamentalisten de interventie als excuus gebruiken om terreuraanslagen te plegen op het ‘arrogante’ Westen.
Kosovo
‘Wat te doen?’, zoals de bolsjewist Lenin zich ooit afvroeg, weliswaar in een andere context: Что делать? (‘Sjto delatj?’). Het Syrische drama vervult ons met machteloosheid. Is het dan niet beter te handelen, met andere woorden, om te interveniëren? Of zou het toch niet beter zijn om verder te werken aan een diplomatiek scenario waarbij Rusland ervan overtuigd moet worden om meer druk uit te oefenen op Assad? Maar de schok van een chemische aanval laat weinig ruimte over. De beschaving trilt op haar grondvesten. Er is nu sprake van een Kosovo-scenario voor de interventie. Dat moet verdoezelen dat de realiteit er in Syrië helemaal anders uitziet dan eertijds op de Balkan. Het Servië van Milošević was in 1999 geen partij voor de Amerikaanse bommenwerpers. Het Syrië van Assad beschikt anno 2013 over geduchte luchtafweer. Het Servië van Slobodan Milošević stond er als kleine, verzwakte staat alleen voor. Het conflict in het Syrië van Assad zal de buurstaten meezuigen in een spiraal van geweld. Van bommenwerpers naar bodemtroepen is dan nog maar een kleine stap.
‘Andermans zonen’
De oorlogstrommelaars, zoals een Belgische ex-premier in het Europese Parlement, laten zich door al die argumenten niet van de wijs brengen. Maar het is dan ook gemakkelijk stoere praat uit te bazuinen en andermans zonen naar het front te sturen. Zeker in een tijd waarin de meeste Westerse landen alleen nog een beroepsleger hebben. De jongens die gaan sneuvelen, hebben er zelf voor getekend, denkt de overgrote meerderheid van de burgers. ‘Zolang onze eigen zonen maar niet moeten gaan’, redeneren vele burgers die uiteindelijk zullen zwichten voor de oorlogsretoriek – ‘interventie in naam van de beschaving’. Dat weten de oorlogstrommelaars drommels goed.
In 1914 dacht Oostenrijk-Hongarije ook dat het na de moord op de Oostenrijkse aartshertog Franz Ferdinand in Sarajevo het valselijk beschuldigde Servië mores kon leren. Maar dat was buiten de Russische waard gerekend. De mobilisatie van de Russische troepen opende de sluizen voor de wereldbrand. Die mobilisatie was toen wat de Westerse interventie nu zou zijn. Het Duitse keizerrijk mobiliseerde tegen het ‘Russische gevaar’ en moest daartoe, via een mars door het neutrale België, de Franse bondgenoot van Rusland uitschakelen.
Is de gifgasaanval in Damascus nu wat de moord op Franz Ferdinand 1914 als aanleiding was? Het verschil is dat alle burgers in de betrokken landen, ook in de landen die intervenieerden zoals Groot-Brittannië, toen een zoon of zonen offerden aan de Oorlogsgod en zijn politieke hogepriesters. Die bittere ervaring is vandaag de dag van geen tel meer.
<Vindt u dit artikel informatief? Misschien is het dan ook een goed idee om ons te steunen. Klik hier.>
Dirk Rochtus (1961) is hoofddocent internationale politiek en Duitse geschiedenis aan de KU Leuven/Campus Antwerpen. Hij is voorzitter van het Archief en Documentatiecentrum voor het Vlaams-nationalisme (ADVN). Zijn onderzoek gaat vooral over Duitsland, Turkije, en vraagstukken van nationalisme.
Albrecht Mendelssohn Bartholdy, kleinzoon van de grote componist, werd 150 jaar geleden geboren. Als jurist zette hij zich in voor vrede en verzoening.
De laatste Amerikapodcast voor de presidentsverkiezingen: over een eekhoorn, vuilnis en slechte grappen.