JavaScript is required for this website to work.
post

Zachtjes etteren de letteren

ColumnJohan Sanctorum18/7/2018Leestijd 4 minuten
Mia barones Doornaert

Mia barones Doornaert

foto © VRT

Het Vlaams Fonds voor de Letteren betoelaagt al van zijn ontstaan altijd hetzelfde kransje van politiek-correcte culturo’s. Afschaffen die handel.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Mia barones Doornaert is door de N-VA voorgedragen als nieuwe voorzitter van het Vlaams Fonds voor de Letteren. Niet iedereen is daar blij om. Vooral ter linkerzijde wordt er gemord. Ene Bleri Lleshi, blijkbaar een collega-filosoof, heeft de deur al achter zich dicht geslagen en ook DS-columnist Marc Reynebeau heeft zijn bedenkingen. Die waren er blijkbaar niet bij de vorige voorzitter, Jos Geysels, de groene Stalinist die als voorzitter van boek.be bepaalde wie er wel en vooral niet welkom was op de Antwerpse Boekenbeurs. Kwestie van de democratie te beschermen.

Ach, dat Fonds is sinds zijn oprichting in 2000 een typisch voorbeeld van hoe de politiek cultuur probeert te bevoogden via een ondoorzichtige Sinterklaaslogica: wie braaf is krijgt lekkers, wie stout is niks. Het Fonds heeft zijn vaste klanten, waarin vooral dichter Leonard Nolens opvalt: al van het startjaar 2000 inde hij telkens het maximum, momenteel 20.000 euro netto per jaar. Een niet-onverdienstelijk dichter maar nu ook weer geen grensverleggend genie. Desondanks kan Nolens dankzij het Fonds fulltime over de velden turen en af en toe van een bundel bevallen. Ook zijn zoon David mag elk jaar langs de kassa passeren: het lijkt wel alsof dat Fonds speciaal voor de familie Nolens is opgericht. Niet dus, want ook Bart Moeyaert incasseerde de voorbije jaren telkens de volle pot. Andere ‘klassieke’ grootverdieners zijn Carll Cneut (wie?), Tom Schamp (id.) en Paul Claes (id. bis). Daarnaast weet de Nederlandse columnist/essayist Marc Reugebrink eveneens de Vlaamse literaire vetpotten te waarderen, waarbij men zich afvraagt of zo iemand niet eerder in eigen land moet gaan aankloppen voor een toelage.

Suske en Wiske in Peking

De verklaring is simpel: in de adviescommissies zetelen recensenten met een uitgebreide literaire vriendenkring, en als je daar bijhoort is je dossier al half goedgekeurd. Reugebrink zetelde overigen s in 2016 zelf in zo’n adviescommissie, dat creëert toch al wat goodwill. Waarbij men zich dan nog de vraag kan stellen of deze essayist, die tot de stal behoort van grote uitgeverijen als De Bezige Bij en Meulenhoff/Manteau, plus dan nog goed betaalde columns schrijft voor o.m. De Standaard, én het land afdweilt met lezingen, wel nood heeft een een ‘werkbeurs’. Naar belangenvermenging ruiken ook bizarre vertaalprojecten zoals Problemski Hotel van Dimitri Verhulst, vertaald naar het Amhaars. Het wat? Ja, dat is de ‘eenheidstaal’ die  in Ethiopië gesproken wordt, een land dat geteisterd wordt door droogte, hongersnood en andere rampspoed. Gelukkig is er de Vlaamse humor van Verhulst voor tussendoor.

De leden van de adviescomissies gaan ook graag op reis. Zo wordt de Bejing International Book Fair (BIBF) jaarlijks met een bezoek vereerd, georganiseerd door de officiële Chinese Schrijversbond, een aanhangsel van de Communistische Partij die uiteraard dissidente schrijvers weert. Bezoekers worden ook op voorhand aangemaand om afstand te houden van deze niet-regimegetrouwe verraders. Het belette schrijver David Van Reybrouck, ook een Fondsklant van het eerste uur, niet om zijn enthousiasme te ventileren voor deze uitwisselingsprojecten.

Dat brengt ons op de politieke dimensie van deze vriendenclub met zijn hoog ons-kent-ons-gehalte: door zijn samenstelling en werking fungeert het Fonds als een zelfbedieningswinkel van het cultureel establishment, nauw verbonden met de mainstream media, en zo helemaal ingebed in de bestaande orde. Het is zo verdomd Chinees als wat, want als je schrijvers subsidieert, subsidieer je ook ideeën, of net niet. Ik kan me voorstellen dat auteurs, die zich niet voegen naar de leefwereld van deze nomenklatura, geen enkele kans maken, van welke politieke gezindte ze ook zijn.

Deze incestueuze bedoening vloeit voort uit het idee dat de staat auteurs moet betoelagen, als waren het lakeien. Kan een dichter zich nog verschuilen achter de mist van de poëzie, dan stel ik me werkelijk de vraag of een kritische essayist zich kan permitteren van zich door de overheid en al zijn aanhangsels te laten onderhouden. Neen toch?

Papier hier

Het Vlaams Fonds voor de Letteren bevordert de afhankelijkheid van auteurs en zet zo een rem op culturele emancipatie, liberaal in de filosofische zin van dat woord. Bewust of onbewust wordt er proza en poëzie geproduceerd die beantwoordt aan de maatstaven van de commissies, stilistisch én inhoudelijk. In plaats van deze subsidieval zou men auteurs kunnen begeleiden inzake zelfwerkzaamheid, het opzetten van zogenaamde crowdfunding-systemen, het verwerven van materiële onafhankelijkheid. Maar dat is tegen de logica van de culturele bevoogding, andermaal: het Fonds spiegelt zich aan de Pekinese staatsbureaucratie.

Dat de links-groene Geysels nu afgelost wordt door de hyperconservatieve Doornaert met een uitgesproken liefde voor het Belgische ancien régime en de monarchie, maakt in essentie weinig uit: de politieke correctheid zal verder bewaakt en uitgedragen worden door dit muffe gezelschap. Vermakelijk is daarbij uiteraard dat de partij, die nog altijd de oprichting van een Vlaamse republiek in haar statuten heeft staan, zo’n tricolore barones voordraagt. Het moet zijn dat haar rechts-conservatieve reputatie de doorslag geeft, en een progressief-republikeins elan van geen tel meer is bij die partij, maar dat wisten we al langer.

Papiervlooien

Tot slot: zouden ze bij het Fonds al weten dat het internet bestaat? Dat er misschien scribenten zijn die het papieren tijdperk achter zich hebben gelaten en als webauteur hun weg zoeken? Voor een werkbeurs moet een schrijver minstens twee boeken uitgegeven hebben bij een professionele uitgeverij en een contract voor een nieuw boek op zak hebben. Het conglomeraat van uitgevers, schrijvers en papierindustrie draait nog altijd op volle toeren, met het achterliggende idee dat iemand die intellectueel voor vol wordt aanzien, ook minstens één plank van de boekenkast moet volgeschreven hebben. Een half millennium na Gutenberg springen de papiervlooien nog altijd rond in het kabinet van Sven Gatz. Wat ons weerom tot de slotsom brengt: misschien is de beste cultuurminister helemaal geen cultuurminister.

Johan Sanctorum (°1954) studeerde filosofie en kunstgeschiedenis aan de VUB. Achtereenvolgens docent filosofie, tijdschriftuitgever, theaterdramaturg, communicatieconsultant en auteur/columnist ontpopte hij zich tot een van de scherpste pennen in Vlaanderen en veel gevraagd lezinggever. Cultuur, politiek en media zijn de uitverkoren domeinen. Sanctorum schuwt de controverse niet. Humor, ironie en sarcasme zijn nooit ver weg.

Commentaren en reacties