JavaScript is required for this website to work.
post

Begrafenis: Laudatio of Requiem?

Mark Geleyn1/11/2018Leestijd 5 minuten
Beeld uit de begrafenis van Yvonne Verbeeck.

Beeld uit de begrafenis van Yvonne Verbeeck.

foto © REPORTERS/Concentra-Ludo Marien

De manier waarop we onze doden begraven zegt veel over ons en onze kijk op het leven én op de dood. Dat is in de jongste vijftig jaar heel sterk veranderd.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Sinds een halve eeuw zien we grote verschuivingen in het ritueel om afscheid te nemen van de doden. De uitvaarten zijn uit het straatbeeld verdwenen. De zwarte katafalk in de kerk en de gedrapeerde paarden die de lijkkoets naar het kerkhof trokken, met de fanfare die een treurmars speelde, het zijn beelden uit een ver verleden. Met de ontkerkelijking is de religieuze zangcultuur verschrompeld, er zijn bijna geen organisten meer, en het gebrek aan priesters maakt dat naar andere uitvaartformules gezocht wordt. Niet-kerkelijke uitvaartcentra zien een gat in de markt om die dienst naar zich te trekken.

Maar dat alles zijn slechts symptomen van iets fundamentelers.

De manier waarop de mens de doden begraaft, zegt veel over hoe hij nadenkt over een hiernamaals, en dus ook over de mens zelf. En hier is een grote verschuiving aan de gang, een verschuiving in het denken over de mens zelf en over het transcendente. Dat merk je bij kerkelijke en niet kerkelijke uitvaarten.

Sfeervolle afscheidsdienst

Niet-kerkelijke uitvaarten leggen het accent op de sfeervorming. Uitvaartcentra prijzen hun diensten aan met ‘sfeervol, ambiance, kleurrijke omgeving, parkachtige ambiance, prettige ambiance, ruime catering’. Sfeervorming ook aan de hand van filmpjes met dolfijnen, herten in de herfst, majestueuze bergpartijen. Of muziek: zacht, romantisch, bewust niet dramatisch. De filmclips en de muziek doen denken aan de New Age stijl die populair was in de jaren tachtig van de vorige eeuw.

Spreekbeurten domineren zulke uitvaarten. Die spreekbeurten zijn altijd een terugblik op leven van de overledene. Zij loven wie hij was en wat hij deed: een goed mens, sociaal actief, sportief, een toffe collega, een bezielend lid van de yoga- of wandelclub (met filmclipjes), een volhardende fietser (met foto’s), een enthousiaste gids van onze stad.

Er wordt uiteraard geen vermelding gemaakt van een hiernamaals. Logisch, want er is niets. Dus ook geen tot weerziens. Enkel een terugblik. Eén uitvaartfirma vat in haar folder de filosofie van deze rituelen als volgt samen: ‘Achter de tranen van verdriet schuilt de glimlach van de herinnering’. Na zo’n uitvaart bevangt me telkens een gevoel van leegte.

Kerkelijk begraven

Bij de kerkelijke uitvaarten zijn de accenten de laatste decennia grondig verlegd. Soms bevatten zij nog elementen van de vroegere requiemmis pro defunctis, met kyrie en communie, maar elke uitvaart is nu verschillend. Vaste uitvaartrituelen zijn weg. Het is een zoeken naar nieuwe structuren. Maar wat opvalt is dat ook hier, precies zoals bij de niet-kerkelijke uitvaarten, de overledene centraal is komen te staan. Zijn verdiensten worden geprezen, zijn culturele bagage, zijn sociaal engagement, hoe sportief hij was. Er wordt muziek afgespeeld die hij graag hoorde. Vrienden brengen poëzie of zingen zelf.

Dit alles is vaak mooi, aangrijpend. Die persoonlijke accenten bieden ongetwijfeld troost aan de nabestaanden. Maar de focus van de uitvaart gaat ook hier naar de overledene en op wat voorbij is. In de geest van: ’t is zonde dat hij moest gaan. Wat dan veel zegt over de verschuiving van het concept zonde.

Erbarmen en zonde

Hoe ver staan die uitvaartrituelen van vandaag van de denkwereld van onze ouders! De uitvaart heette vroeger requiemmis. Rust, eeuwige rust. De hele requiemliturgie was een smeken bij God om erbarmen voor de arme zondaar. Daarmee zijn drie concepten genoemd die vandaag bevreemden: smeken, erbarmen, zondaar. Alleen al het vermelden van die termen maakt ongemakkelijk. Een teken hoe ver wij de ijkpunten van het religieus denken, dat onze cultuur eeuwenlang doordrong, hebben verlaten.

De kern van de requiemmis was het Dies Irae: weinig teksten verwoorden pakkender de Vreze Gods, de schrik voor het Oordeel, de schroom voor de Rechter, de hoop op eeuwige rust. In vertaling van Guido Gezelle:

Kwade dag, die al de dagen
eens lijk asse weg zult vagen.
Welk een gruwel zal’t niet wezen,
als de rechter opgerezen,
‘t goe zal uit het kwade lezen.

Dies irae, dies illa:
Dag van weedom en van boeten,
als gij zult verrijzen moeten
en gerecht zijn om uw zonden.
Mens, God spare u in die stonden!

Het Dies Irae is één van de indrukwekkendste smeekbeden in de christelijke liturgie. Met woorden die eeuwenlang centraal waren in het denken over God en het Hiernamaals, en die nu verdwenen zijn uit onze cynische leefwereld. De emoties die in die smeekbede tot uiting komen – angst, loutering, boete, hoop, smeken – voelen wij nu enkel nog bij het beluisteren van klassieke oratoria. Maar dan zijn ze kunst, weliswaar schitterende uitingen van onze christelijke cultuur, maar lichtjaren verwijderd van de gemoedstoestand van de berouwvolle zondaar.

Soms slagen die oratoria erin om, gedragen door de vervoering van muziek en zang, uitdrukking te geven aan de diepe dramatiek van het menselijk bestaan ten aanzien van het eeuwige, het ongrijpbare, het heilige. Ik denk aan het Requiem van Verdi, met het ontzagwekkend bazuingeschal bij het Tuba Mirunt, de huivering bij het Rex Tremendae Majestatis, het gespannen wachten in het Liber Scriptur Proferetur. Ik denk aan het plechtige Requiem van Mozart, met de dreun van het Confutatis Maledictis. En het ijle smeken bij het Pie Jesu in het Requiem van Fauré. En ik denk aan de aangrijpende koorzang in het Deutsche Requiem van Brahms:

Denn alles Fleisch, es ist wie Gras.
Das Gras ist verdorret / und die Blume abgefallen.

En de troostende sopraansolo in hetzelfde werk:

Ihr habt nun Traurigkeit,
Aber ich will euch wiedersehen,
Ich will euch trösten.

Al deze werken werden geschreven en gecomponeerd in een tijd dat een requiemmis nog een smeekbede om erbarmen was. Met de rituelen van nu heeft de gevoelswereld van deze muziek geen aanknopingspunt meer.

Van hiernamaals naar heimwee

Samengevat: een hedendaags uitvaartritueel is eigenlijk een laudatio, een lof op de overledene, in een sfeer van heimwee, van herinnering, met of zonder vermelding van het hiernamaals. De mens staat centraal. Alles wat dat menszijn transcendeert: God, Paradijs, Hel, She’ol, eeuwenlang absoluut dominerende categorieën, is uit de rituelen verdwenen of nog slechts vaag aanwezig. De requiemmis van vroeger daarentegen, was – om nogmaals die bevreemdende termen te gebruiken – een schroomvol smeken om erbarmen met de zondaar, hopend op eeuwige rust.

Dit verschil met vroeger wordt perfect geïllustreerd aan de hand van de traditionele bijzettingsceremonie van de Habsburgse keizers. Na hun dood werden de Habsburgse keizers en prinsen bijgezet in de Kapuzinergruft in Wenen. Dat gebeurde volgens een vast ritueel. De begrafenisstoet met het lijk stopte voor de poort van de crypte. De protocolchef klopte met zijn staf op de poort en riep luid: ‘hier is Ferdinand, aartshertog van Oostenrijk, koning van Hongarije, landvoogd van Kroatië, van Illyrië en Bohemen, vorst van Venetië enz’. Het opsommen van alle titels duurde wel een minuut. Daarop riep de monnik achter de poort: ‘wij kennen hem niet’. De protocolchef klopte weer, maar minder luid, en riep: ‘hier is Ferdinand, drager van de Orde van het Gulden Vlies … en hij somde nog maar enkele onderscheidingen op. Weer antwoordde de monnik achter de poort: ‘wij kennen hem niet’. Na enig aarzelen klopte de protocolchef opnieuw en zei, ditmaal met bescheiden stem: hier is Ferdinand, een zondaar. Daarop opende de monnik de poort en het lijk van de Habsburgse prins werd in de Kapuzinergruft bijgezet.

Dat dit ritueel misschien één van de weinige momenten van bescheidenheid in het leven van de overleden keizer was, doet hier niet terzake. Waar het om ging, waren de drie uit ons denken verdwenen concepten van smeken, erbarmen en zondaar.

Begrafenis zoals we zijn

Het ritueel waarmee wij de doden ter aarde bestellen zegt veel over de manier waarop wij denken. Het hedendaagse denken schept zijn eigen rituelen. Maar rituelen beïnvloeden op hun beurt het denken zelf. Dat denken ziet de mens als uitsluitende maatstaf. Het verglijden van de requiemmis, met zijn smeken om erbarmen, naar een laudatio op de individuele overledene, is een symptoom van die verschuiving in het denken zelf.

Zo’n verschuiving heeft enorme filosofische consequenties, met name voor het situeren van de basis van ons ethisch denken en van onze moraal.

Mark Geleyn is oud-diplomaat.

Commentaren en reacties