België: het land dat geen land is
Brussel, een hoofdstad van een Europa zonder ziel
foto © Reporters
België is een anarchistisch no man’s land waar een ‘toestand van escapisme’ ontspringt uit een onhoudbare, kunstmatige staat.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementIn zijn boek Avonturen van een Nederbelg (2004) trok Derk Jan Eppink vergelijkingen tussen de volksaard van Nederlanders en Belgen die in het licht van vandaag niet anders dan profetisch te noemen zijn. Ook zijn observaties van de infrastructuur in Brussel blijven actueel en juist hierom van een ongekend niveau:
‘Vervallen huizen in allerlei vormen en maten, lelijke blinde muren beplakt met isoleertapijten, gaten in het wegdek, losliggende tegels die het water in je schoenen scheppen. Kortom, de ruimtelijke anarchie die begon na Roosendaal vond voor mij in Brussel haar hoogtepunt. Een monster van beton, een lelijke oude tang, een ‘derdewereld enclave’ in het midden van Europa. De stad kon volgens mij niet anders dan een bastaard zijn van een land dat door toeval was ontstaan, bewoond door mensen die wetteloosheid tot hoogste deugd hadden verheven, ook al heette een van de hoofdwegen de Wetstraat.’
Stad zonder hart
U zult begrijpen dat toen ondergetekende dit had gelezen, het boek vervolgens wel moest worden uitgelezen. Er was geen ontkomen aan: de doorleefde waarheid van de stadsbeschrijving spat van de bladzijden zoals het opgehoopte zutwater van zebrapaden. Eppink schrijft over een stad die doorgroeide te midden van een politieke klasse die werd gecorrumpeerd door handjeklap met vastgoedbedrijven; over herbouwde façades die het gebrek aan een echt stadshart verbloemen; over een Brussel dat ultiem Belgisch is in die zin dat het niet één stad is, zoals België ook niet één land is. Hij beschrijft de ‘hoofdstad van een land zonder gezicht en van een Europa zonder ziel’:
‘Brussel maakte bij mijn eerste bezoek een grijze, trieste indruk. Zodra ik per trein het Noordstation binnenreed, kreeg ik het gevoel een monsterlijke stad te betreden. Ik vond de stad een wanordelijke bebouwde kom met aftakelende huizen en vervuilde straten. Kortom: een Europese stad met een hoog Derde wereldgehalte. Het was een compilatie van ijzer en beton, een stad met een rijk verleden en een grijs heden.’
De wasem van Brussel
De waarheid van wat hier staat blijkt zodra u per trein de stad nadert: omsloten door een modderlandschap dat doet denken aan de loopgraven. Met overal roestende treinwagons, ijzeren pijpen en betonblokken naast de sporen, die gedurig staan te wachten op een industrialisatie die nooit meer zal worden voltooid. Alsof ze de schuttersputjes aan het graven waren, hoorden dat de oorlog was afgelopen, huiswaarts keerden en de boel er zo bij lieten.
U stapt uit aan het centraal station en voelt daar een warme en kurkdroge lucht, die te lang binnenskamers is gehouden in de slecht geventileerde gebouwen van de bureaucratie – een lucht die geurt naar machineolie en zweet. Dat is de wasem van Brussel. Mijn goede vriend Boris van der Ven verwoordde dit beter dan ondergetekende het ooit zou kunnen uitdrukken: ‘Het is die corrupte geldlucht! Al die smerige lobbyisten verspreiden die! Die zweterige Guy Verhofstadt straalt dat ook uit – dikke zwavellucht.’
Die inrichting van de publieke ruimte weerspiegelt de onderliggende bestuurlijke basishouding. Neem nu de De Meeûssquare en het gebouw van de Europese Unie bij dat plein. De ventilatie van dit gebouw is zó slecht dat iedere vergadering uitmondt in hoofdpijn, wat tegelijk gelukkig garandeert dat de vergaderingen er niet al te lang duren. Voordat de EU dit gebouw overnam, zetelde hier de Belgische geheime dienst.
De ‘optie België’
Laatst zag ik op het overdekte metrostation Boileau in de Brusselse gemeente Etterbeek een grote waterplas die door het ongetwijfeld rottende dak was gedruppeld. Ik schudde mijn hoofd en vroeg mij af hoe het toch kon dat de Belgen dit soort verval zomaar accepteren. Onmiddellijk schoot het antwoord door mij heen: ‘Oh ja – omdat België geen land is!’ Ik kan u vertellen dat het erg is om veel tijd door te brengen in een land dat geen land is, als je zelf wel weet wat het is om te wonen in een land dat tenminste enige tijd een land is geweest.
Nu is het van belang om in te gaan op de bestuurlijke versnippering en het anarchisme dat Eppink al omschreef. Dit in het bijzonder door de stikstofcrisis die momenteel – vanwege activistische milieurechters – meerdere bedrijfstakken in Nederland plat legt. Een en ander heeft geleid tot grootschalige demonstraties door onder meer de landbouwsector en de bouw. Het is deze situatie die ons ertoe brengt om het bestuurlijke landschap van België op een nieuwe manier te beschouwen.
De coalitiepartijen presenteerden een noodwet over de stikstofcrisis en er was discussie over de vraag of deze nu wel of niet moest worden aangenomen. Ik vroeg mij af of de krachten in het land ook wat ik noem ‘optie België’ hadden overwogen. Gewoon een land worden dat wetten afkondigt waarbij iedereen ‘in het veld’ de onuitgesproken maar duidelijk merkbare lijn aanhoudt dat die wetten in de praktijk onuitvoerbaar en niet te handhaven zijn.
Totale disfunctionaliteit als volkssport
Hierdoor verdwijnen de autoriteiten naar de achtergrond en laten zij zich hooguit incidenteel gelden als er een statement moet worden gemaakt. In die situatie is het maatschappelijk landschap verder een anarchistisch no man’s land waar degene die iets doet, het de facto voor het zeggen heeft als een vorm van gedongen feiten politiek, zolang de autoriteiten niet ingrijpen.
Dat laatste is waar Nederland nu op afkoerst: regels maken die in de praktijk niet werkbaar zijn. Daarmee zweeft de ‘democratie’ nóg verder los van de realiteit op de werkvloer. Met als gevolg dat de autoriteiten hun gezag verliezen, regels niet worden nageleefd en de anarchie toeneemt. De ‘optie België’ verwijst dus niet naar België als een functionerend model, maar naar totale disfunctionaliteit: een ‘staat van escapisme’ die ontspringt uit de kunstmatige staat die onhoudbaar is geworden.
Werkelijk waar – wij Nederlanders hebben geen idee wat we op het punt staan op te offeren: een betrekkelijk monocultureel landschap waarin een ‘onbereflecteerd’ vertrouwen in elkaar de basishouding is. Dit is wat we aan het ontwrichten zijn met massa-immigratie, linkse identiteitspolitiek die mensen opdeelt in hokjes, stijgende lasten tegenover qua kwaliteit gelijk blijvende of zelfs dalende voorzieningen, en het buitenspel zetten van grote groepen kiezers. In een staat zoals België is het voor de gek houden van de overheid een nationale volkssport en straalt zelfs van het overheidspersoneel af dat niemand echt gelooft in het algemeen belang: een staat waarin het concept van een regime geldt als één grote practical joke.
Bureaucratisch anarchisme
Onder dit ‘model België’ wordt verstaan dat wantrouwen tegenover de staat de basishouding is omdat iedereen is verkaveld in identitaire eilandjes met een bijbehorende ‘ik ben de minderheid’-houding. Dit heeft tot gevolg dat die staat steeds meer bureaucratie uitrolt om die kleine eilandjes tóch te kunnen omvatten, wat gedoemd is te mislukken wegens de onoverzichtelijkheid van het web. Het gevolg is een ‘bureaucratisch anarchisme’ dat dit model kenmerkt.
Bureaucratisch anarchisme wil zeggen: steeds meer regels invoeren om een staat in ontbinding tóch bijeen te houden, wat er toe leidt dat het handhaven van die regels onuitvoerbaar wordt. De voortvloeiende praktijk is dat iedereen ‘maar wat doet’. Je komt met veel weg zolang je de schijn van een regime ophoudt.
Vergelijk nu de mentaliteit van Nederlanders, Belgen en Duitsers. Nederlanders zijn pragmatische opportunisten, Belgen bureaucratische anarchisten en Duitsers moralistische collectivisten. Belgen zijn ‘strict but not rigorous’, zoals een in België woonachtige Duitser het onlangs verwoordde. Belgen zullen je wijzen op de regels en je bedelven onder bureaucratie. Maar als je tóch doorzet om je eigen plannetje daar doorheen te duwen, dan hoor je er weinig meer van omdat de Belgen weten dat, zelfs als ze hun systeem consequent handhaven, het in de praktijk alsnog niet werkt. De Duitsers willen in de handhaving van hun systeem, op ieder niveau de onderliggende gedachte terugzien: zij zijn wél rigoureus. Omdat Duitsers echter niet individueel oordelen, maar doorgaans de consensus volgen, kunnen ze zelfs rigoureus zijn in het uitdenken én uitvoeren van idiote en catastrofale plannen.
Het China-model in Europa toepassen
Belgen zullen in zo’n situatie de schijn van het systeem ophouden. Maar onder de oppervlakte trekken ze hun eigen plan en doen ze desnoods het tegenovergestelde waardoor het systeem in de uiterlijke schijn een eenheid vormt, maar nooit in de uitvoering. Wat dan weer aanleiding is om nóg meer regels in te voeren, waardoor men het systeem nog minder serieus neemt, juist vanwege de onuitvoerbaarheid van al die regeldruk.
De Nederlander zweeft tussen die twee polen in. Hij wil een staat die efficiënt is en functioneert, maar wil niet, zoals de Duitsers, de individuele gewetensvrijheid opgeven. Dat kon heel lang goed gaan omdat in Nederland een cultuur heerste die uitging van dat ‘onbereflecteerd’ vertrouwen in de medemens. Maar, zoals gezegd, doet het huidige bestel er alles aan om dit af te breken.
Naarmate die multiculti-utopie meer barsten gaat vertonen, zal de elite het China-model in Europa toepassen – heel subtiel naar een totalitaire controle afglijden door toepassing van algoritmes en nudging tot en met het microniveau – om de bestuurlijke controle te behouden. In België betekent de bestaande overregulering dat de bestuurlijke bovenbouw en de economische praktijk van alledag – de werkvloer – totaal van elkaar losgezongen werelden zijn. Het totalitarisme zal in dit disfunctionele en verkavelde landschap moeilijker uit te rollen zijn dan bij gezagsgetrouwde volkeren met een protestantse inborst. Daarom is het Belgische model zo gek nog niet.
Categorieën |
---|
Sid Lukkassen (1987) studeerde geschiedenis en filosofie. Hij is onafhankelijk denker, vrijwillig bestuurslid van de Vlaamse Club Brussel en inspirator van De Nieuwe Zuil. Hij schreef onder andere 'Avondland en identiteit' en 'Levenslust en Doodsdrift'. Hij promoveerde op 'De Democratie en haar Media'.
‘Delirium’ brengt de roerige periode rond de moord op Theo van Gogh weer tot leven. Het boek is echt de moeite waard!
Evolueren we naar een politiek model zoals in een communistische eenpartijstaat? Ontdek het in ‘Ondernemen in Achterland 1.0’.