JavaScript is required for this website to work.
post

Bewegen op het werk: gezond of niet?

Jan Van Peteghem1/6/2019Leestijd 4 minuten
Vuilnisman, één van de zwaarste beroepen

Vuilnisman, één van de zwaarste beroepen

foto © Reporters / DPA

Om lang en gezond te leven, moeten we bewegen, luidt het advies. Maar dan bij voorkeur niet op het werk, lijkt uit recent onderzoek

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Mensen met een fysiek zwaar beroep, zoals bouwvakkers, schoonmakers of tuiniers, zijn de hele dag in beweging. Maar toch blijkt dat niet gelijkgesteld te kunnen worden met een gezonde manier van leven, want precies mensen met zulk een fysiek actief beroep overlijden vroeger dan bijvoorbeeld bedienden. Dit plaatje kwam nog eens duidelijk naar voren in een doctoraat[1] dat in 2018 door Laura Van Den Borre werd behaald aan de VUB. Zij onderzocht de Belgische werkende bevolking in de leeftijdsgroep die in 1991 tussen 25 en 60 jaar waren, en ging na waaraan dezen naderhand overleden.

Uit de cijfers blijkt inderdaad dat er een belangrijk verschil in mortaliteit kon worden vastgesteld tussen beroepsgroepen. Zo waren erbij de mannelijke schoonmakers 738 (op de 100 000) overleden, terwijl dit bij de leraars maar om 363 doden ging. Ook bij andere beroepsgroepen waar handenarbeid wordt verricht lag het risico om te sterven bijna dubbel zo hoog als bij kantoorjobs. Dat leidde tot een lijst van de meest risicovolle beroepen in dit land. We geven de top vijf voor beide geslachten weer in onderstaand overzicht, waarbij het beroep dat leidt tot de hoogste mortaliteit bovenaan staat.

Laura Van den Borre / VUB

 

Opleidingsniveau en mortaliteit

Dat is logisch, zal de modale Doorbraak-lezer allicht denken, want mannelijke èn vrouwelijke arbeiders die lichamelijk belastend werk uitvoeren zijn doorgaans minder geschoold, en het is voldoende bewezen dat er een verband bestaat tussen opleidingsniveau en mortaliteit: universitairen leven gemiddeld 7 jaar langer dan iemand zonder noemenswaardige vooropleiding. Dat wordt traditioneel verklaard door het verschil in levensgewoonten: hoger geschoolden roken minder, eten gezonder, zoeken sneller medische hulp. En misschien zijn die ook minder zwaarlijvig – want mensen met een hoge BMI leggen sneller het loodje. Het hierboven genoemde doctoraat houdt daar geen rekening mee.

Maar als je dergelijke effecten statistisch uitzuivert, blijft er nog altijd een verband te bestaan tussen een lichamelijke beroepsbelasting en levensduur. Dat beweert alvast de wetenschap, en die baseert zich hiervoor op epidemiologisch onderzoek.

Wetenschappelijke analyses wijzen de weg

De academische literatuur telt heel wat mortaliteitsstudies. Maar dit soort onderzoeken hebben alle de mens als voorwerp, en als er één fenomeen bestaat dat gekenmerkt wordt door wisselvalligheid, is het … ja, het individu. Daarom leiden studies over het menselijke gedrag soms tot erg uiteenlopende en zelfs tegenstrijdige conclusies. In zo’n geval is het verstandig om, wanneer je macroscopische tendensen wil ontdekken, je een heleboel van dit soort studies samenlegt, in de verwachting dat al dat cijfermateriaal samen een duidelijker richting te zien geeft. We noemen dat een meta-analyse, en Wikipedia zegt hierover: ‘het belangrijkste voordeel van meta-analyse is de aggregatie over meerdere studies die leidt tot een hoger statistisch onderscheidingsvermogen en meer robuuste schattingen van het effect.’

Een Nederlandse onderzoeksgroep van de Amsterdamse universiteit heeft van die methodiek een gebruik gemaakt om het verband tussen beroepsmatige lichamelijke inspanningen en levensduur te bekijken[2]. De vorsers bekeken maar liefst 2490 artikels over deze problematiek, en onderzochten de gegevens van 17 studies die in het totaal meer dan 190 000 subjecten bevatten. Hun algemene conclusie laat aan duidelijkheid niets te wensen over: een hoge mate van fysieke activiteit onder de werkuren schaadt de gezondheid van werknemers. Het rare hierbij is dat dit uitsluitend opgaat voor mannen: die zouden gemiddeld in 18% van de gevallen voortijdig sterven. Voor vrouwen geldt precies het omgekeerde, maar hier is het verband statistisch zwak; een voorzichtige conclusie zou kunnen luiden dat lichamelijk zwaar werk voor arbeidsters minder tot onwenselijke consequenties leidt.

En hoe valt dat te verklaren?

Dergelijke gegevens leiden tot statistische verbanden, maar daarmee wordt niets gezegd over de oorzakelijkheid. Want de besluiten zijn nogal verrassend. In beweging blijven en je lichaam regelmatig belasten wordt immers algemeen aanbevolen om hart- en vaatziekten, diabetes en zelf kanker te voorkomen. Maar blijkbaar geldt dit alleen voor lichamelijke activiteit in de vrije tijd, niet onder de werkuren. De onderzoekers konden hiervoor geen verklaring geven, dus kan je alleen speculeren over de oorzaken van dat verschil.

Hypothese 1

Zo zou je kunnen stellen dat arbeiders in belastende sectoren zoals de bouwnijverheid ook een verhoogde kans op dodelijke en invaliderende arbeidsongevallen lopen — en dat zal hun gemiddelde levensduur allicht niet ten goede komen. In de meta-studie werd niet gecorrigeerd voor deze variabele. Maar ook in dergelijke sectoren dalen de cijfers gestaag. Het is dus weinig waarschijnlijk dat de hogere frequentiegraden van arbeidsongevallen het grote verschil in mortaliteit volledig verklaren, er moeten andere oorzaken zijn.

Hypothese 2

Internationale richtlijnen schrijven voor om een halfuur per dag matig tot intens te bewegen. Maar bouwvakkers en andere arbeiders die lichamelijk belastend werk moeten presteren, zijn doorgaans een hele werkdag lang in de weer. Beweging veroorzaakt dan slijtage, eerder dan dat ze een spierversterkend en afslankend resultaat in de hand werkt. En dat geldt a fortiori voor overbelasting, de lichamelijke ongemakken waarmee beroepssporters op latere leeftijd te kampen krijgen getuigen hiervan.

Misschien is dit ook de verklaring waarom fysiek werk voor vrouwelijke werkneemsters minder schadelijk lijkt te zijn: de zwaarste taken, waarvan vermoed kan worden dat ze instaan voor de meest schadelijke lichamelijke belasting (pleisteren van wanden, wassen van de buitenramen, aanslepen van zware materialen…) worden traditioneel toevertrouwd aan mannelijke arbeiders.

Hypothese 3

En dan is er nog een bijkomende mogelijke verklaring. Activiteiten die we moèten uitvoeren in het kader van ons beroep worden allicht sneller als overlast beschouwd — en dus als stresserend aangevoeld worden. Een nachtje doorzakken in een lawaaierige, bloedhete en (tot voor kort) rokerige omgeving zoals een discotheek, deert ons niet: een werkgever die ons in deze omstandigheden zou laten werken zou daarentegen al snel tegenwind krijgen… En ja: het is voldoende bewezen dat ook psychosociale belastingen in een mensenleven, van welke aard ook, niet bevorderlijk zijn voor een lange en vredige oude dag…

 


[1] L. Van den Borre (2018): ‘Occupation, health & mortality: a longitudinal study of the Belgian workforce: doctoral dissertation’. VUBPRESS, Brussel.

[2] P. Coenen et al. (2018): ‘Do highly physically active workers die early? A systematic review with meta-analysis of data from 193 696 participants’, British Journal of Sports Medicine, mei 2018, pp.1-9

Jan Van Peteghem is ingenieur en emeritus-gasthoogleraar verbonden aan de Faculteit Ingenieurswetenschappen van de KU Leuven. Zijn beroepservaring en wetenschappelijk werk draaien grotendeels om de arbeidsomstandigheden en -voorwaarden, meer in het bijzonder de veiligheid en de gezondheid op het werk.

Commentaren en reacties