Bij het overlijden van Jacques Chirac (1932-2019)
De vele gezichten van een president
Voormalig president van Frankrijk Jacques Chirac stierf op 26 september 2019. Hij werd 86 jaar.
foto © Reporters / DPA
Politici die hun idealen verloochenen noemen zich pragmatist, de rest roept opportunist. Beide termen waren van toepassing op Jacques Chirac.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementPolitici die hun idealen verloochenen en in hun carrière uitblinken in ideologisch bochtenwerk noemen zichzelf graag pragmatisch, terwijl ze door hun tegenstanders opportunist genoemd worden. Beide adjectieven zijn ongetwijfeld van toepassing op de gisteren overleden gewezen Franse president Jacques Chirac die in zijn jeugd sympathie koesterde voor de communisten. Hij bekleedde al vroeg verschillende ministerambten en legde er een tomeloze energie aan de dag. In de jaren zeventig maakte hij met een rechts en nationalistisch discours carrière in de gaullistische partij RPR en hield er de bijnaam ‘facho-Chirac’ aan over. Later, als president tussen 1995 en 2007, kreeg hij het etiket van radicaal-socialist opgekleefd. (Radicaal in de betekenis die de linkse Parti Radical voor de Tweede Wereldoorlog had.)
Over doden…
Natuurlijk horen we bij het overlijden van een vooraanstaand politicus steeds meer eerbetuigingen dan kritische geluiden. Chirac, die na een eerste herseninfarct in 2005 nooit meer de oude werd, neemt in het hart van de Fransen al jaren de eerste plaats in als ‘meest geliefde Franse president’. In zowat alle populariteitspolls. Dat heeft wellicht meer met zijn aandoenlijk grootvadergehalte te maken dan met zijn politieke verdiensten. Le Président sympa, luidt de titel van een kritisch boek over hem. Chirac was een volkse politicus. Chirac was een charismatisch politicus. Hij was geen eerlijk politicus. Hij was nog minder een rechtlijnig politicus.
Als mens was Jacques Chirac een innemende figuur die als geen ander in de kroeg pinten kon pakken met ‘de mensen’ en graag de straat op ging om campagne te voeren en handjes te schudden. Als vader tekende de ziekte van zijn dochter Laurence hem. Zijn andere dochter, Claude, was twee decennia lang zijn voornaamste politieke raadgeefster. Als privépersoon bleek hij een grote passie voor en kennis van oude Aziatische kunst te hebben, terwijl vriend en vijand hem lange tijd voor een onbelezen politiek dier hield.
Als mannetjesputter behoorde hij tot het pre-#MeToo-tijdperk. Meneer ‘tien-minuten-douche-inbegrepen’ luidde zijn weinig flatterende bijnaam. Telkens zijn vrouw Bernadette aan medewerkers vroeg ‘weet iemand waar mijn echtgenoot zit?’, bleef het muisstil. Ook al wisten die medewerkers waar de echtgenoot zich bevond. Als president geniet hij het twijfelachtige privilege om de eerste Franse president te zijn die correctioneel werd veroordeeld wegens het verduisteren van overheidsgelden, misbruik van vertrouwen en belangenvermenging. Twee jaar cel met uitstel luidde het verdict in december 2011 omdat hij als burgemeester van Parijs talloze partijmedewerkers een fictieve job had gegeven op het stadhuis. Zijn naam dook op in nog heel wat andere affaires.
De Bulldozer
Chirac, die zesentachtig is geworden, studeerde af aan het Institut d’Etudes Politiques en aan de prestigieuze Ecole Normale d’Administration. Van jongs af aan leek hij voorbestemd te zijn om in de politiek te gaan. Zijn huwelijk in 1956, vlak voor zijn legerdienst in Algerije, met de adellijke en hovaardige Bernadette Chodron de Courcel, heeft die politieke carrière vergemakkelijkt. Het verloste hem van mogelijke financiële zorgen, maar was een puur verstandshuwelijk. Na kort geflirt met de Parti Communiste vond de ambitieuze Jacques al snel zijn weg naar het gaullistische UDR (Union de Défense de la République) waar hij, zonder er aanvankelijk lid van te worden, zich midden jaren zestig liet opmerken als een van de trouwste volgelingen van de toenmalige eerste minister en latere president Georges Pompidou.
Geboren in Parijs, vestigde Chirac zich politiek in het Corrèze-departement. Ook François Hollande heeft daar zijn roots. Chirac maakte er een bolwerk van om het hoogste politieke ambt te veroveren. In 1967 wint de jongeman zijn eerste parlementszetel, nota bene met steun van de vroegere minister van het Volksfront Charles Spinasse die na de oorlog uit de socialistische SFIO (Section Française de l’Internationale Ouvrière) werd gezet wegens collaboratie met de Duitsers.
Van de administratie naar de politiek was voor Chirac maar een kleine stap. Zijn werkkracht en dossierkennis dwingen overal waar hij verschijnt bewondering af. Georges Pompidou noemt Chirac zijn ‘bulldozer’. Een jaar na zijn verkiezing tot parlementslid zit hij voor het eerst in de regering.
Staatssecretariaat
De moeilijke maar succesrijke loononderhandelingen die Chirac als staatssecretaris voor Werkgelegenheid en Sociale Zaken tijdens de crisis van mei 1968 voert met de vakbonden in een uiterst gespannen politiek klimaat, geven hem nationale bekendheid. Na de vroege dood van zijn mentor Pompidou in 1974 wordt Chirac door de nieuwe president Valéry Giscard d’Estaing benoemd tot eerste minister. Die benoeming is een beloning omdat Chirac de gedoodverfde opvolger van Pompidou, zijn eigen partijgenoot Jacques Chaban-Delmas, een hak heeft gezet door op te roepen voor Giscard, de leider van de niet-gaullistische FNRI (Fédération Nationale des Républicains indépendants, later omgedoopt tot UDF) te stemmen. Daardoor stormt het in de gaullistische partij, maar vanaf dat jaar komt voor Chirac de eigen carrière op de eerste plaats, met het presidentieel paleis als eindbestemming.
Giscard moest in 1974 ei zo na de duimen leggen voor de socialist François Mitterrand en voert als president een modern en economisch liberaal beleid om ‘twee op drie Fransen’ achter zich te verenigen, zoals hij het in zijn boek Démocratie française formuleert. Meerderjarigheid gaat naar achttien jaar, abortus en echtscheiding met onderlinge toestemming worden toegelaten. Allemaal besluiten die een doorn in het oog zijn van de traditionele rechtse gaullisten. Chirac besluit om weer op die kar te springen, neemt uit onvrede met de politieke koers van het staatshoofd in 1976 ontslag als eerste minister en richt datzelfde jaar nog het neogaullistische Rassemblement pour la République (RPR) op waarmee hij in 1977 op een triomfantelijke wijze het stadhuis van Parijs verovert. Tot 1995 zal hij burgemeester van de hoofdstad blijven.
‘Facho-Chirac’
Tussen Chirac en Giscard komt het nooit meer goed. Giscard wil een verregaande Europese integratie. Chirac – ‘Facho-Chirac’ in die jaren – beschouwt dat als verraad aan Frankrijk en lanceert in 1978, vanuit het ziekenhuis van Cochin waar hij herstelt na een auto-ongeval, zijn beruchte ‘oproep van Cochin’ waarin hij de partij van Giscard, de UDF (Union pour la Démocratie Française), bestempelt als ‘le parti de l’étranger’ die Frankrijk wil onderwerpen aan Europa. De toon is die van een populistische partij, maar meent Chirac wat hij zegt? Wellicht niet, maar om de herverkiezing van Giscard in 1981 te verhinderen en zelf de onbetwiste nummer één ter rechterzijde te worden, zijn alle tactische manoeuvres toegelaten.
Ook als Chirac het daarvoor in 1981 op een akkoordje moet gooien met de socialistische aartsvijand François Mitterrand. In 1981 is Giscard opnieuw kandidaat bij de presidentsverkiezingen. Mitterrand. doet voor de derde keer mee, na twee mislukte pogingen in 1965 en 1974. Chirac voor de eerste keer. Hij weet dat hij in de eerste ronde weinig kans maakt tegen de uittredende president en diens linkse uitdager, maar wat telt is het terrein afbakenen voor de toekomst. Na de eerste ronde blijven zoals verwacht alleen Mitterrand en Giscard over. De peilingen voorspellen een nek-aan-nekrace. Giscard behoort met zijn UDF tot de rechterzijde. Chirac met zijn RPR ook. Dus moet Giscard geëlimineerd worden.
Pact voor de macht
Op een geheim etentje bij socialistisch EU-parlementslid Edith Cresson, vlak vóór de tweede en beslissende ronde, ontmoeten Mitterrand en Chirac elkaar voor de eerste keer. Chirac wantrouwt Mitterrand. Georges Pompidou heeft hem tien jaar geleden immers gewaarschuwd voor ‘die avonturier’. Maar hij haat Giscard. En daarom roept hij een dag later ‘op persoonlijke titel’ zijn kiezers op om voor Giscard te stemmen en het ‘socialisme en communisme’ een halt toe te roepen. Minder enthousiasme tonen is moeilijk mogelijk.
In de coulissen rinkelt intussen de Arabische telefoon en bellen militanten van het RPR koortsachtig kiezers op met het consigne voor Mitterrand te stemmen. Le vote révolutionnaire, zoals dat heet. Giscard heeft in het laatste deel van zijn memoires beschreven hoe hij zelf met vervormde stem telefonisch om stemadvies vroeg op het RPR-secretariaat en te horen kreeg dat hij voor Mitterrand moest stemmen. Deze anekdote tekent Jacques Chirac. Op twee presidentsverkiezingen tijd verloochende hij even veel keer zijn eigen kamp.
Dertig jaar later zal hij niet anders doen wanneer hij als president, na twee ambtstermijnen, de politieke ambitie van Nicolas Sarkozy wil fnuiken, met wie hij moeilijk door één deur kan. In 1981 ligt Giscard d’Estaing uitgeteld in de touwen en mag Chirac zich de onbetwiste leider van de rechtse oppositie tegen het socialisme noemen. Van een Front National of Jean-Marie Le Pen is voorlopig nog geen sprake. Die stoorzender begint pas in 1984 mee te spelen, na de Europese verkiezingen dat jaar. Tijdens de eerste ambtstermijn van François Mitterrand, tussen 1981 en 1988, wint het RPR van Chirac alle tussentijdse, kantonnale, regionale en gemeenteraadsverkiezingen. En ondanks het opkomend FN wint Chirac ook de parlementsverkiezingen van 1986 die meteen voor het onuitgegeven experiment van de zogenaamde cohabitation zorgen waar een links president (François Mitterrand) moet regeren met een rechtse premier (Jacques Chirac).
Het syndroom van de vier V’s
Het relaas van die cohabitation leest als een relaas over de Koude Oorlog. ‘Wat een pathologische leugenaar’, zucht Chirac tegen partijgenoten als hij over Mitterrand spreekt. in de ogen van Mitterrand lijdt Chirac dan weer aan het syndroom van de vier v’s: voyou, vulgaire, velléitaire, versatile (schurk, vulgair, onberekenbaar, wispelturig).
Voyou? Dat Chirac overheidsgeld gebruikte voor privévertier of via bedrijven in ruil voor overheidsopdrachten de partijkas spekte, en zijn uiteindelijke veroordeling ervoor wijzen erop. Vulgaire? Zijn luide vraag tijdens een Europese top of Margaret Thatcher ‘misschien mijn kl…n op een zilveren presenteerblad cadeau wil krijgen’, getuigt van weinig fijnzinnigheid. Velléitaire? Daniel Carton, lang journalist voor Le Monde en Le Nouvel Observateur, beschrijft in zijn boek Cohabitation, intrigues et confidences (Albin Michel, 2000) Chiracs selectiecriteria voor ministers. ‘Voor de vrouwen? Zij die zijn bed gedeeld hebben. Voor de mannen? Zij die het lompste zijn.’ De boutade kan tellen. Versatile? Chirac bleef beweren dat de strijd tegen racisme, onverdraagzaamheid en het Front National ‘de strijd van heel zijn leven was’. Het verhinderde hem niet op een meeting in Orléans in 1991 begrip te vragen voor de blanke banlieue-kiezers die ‘last hebben van de geur en de geluiden van de immigranten’.
De sociale kloof dichten
Maar goed. Ondanks twee mislukte pogingen in 1981 en 1988 wordt Jacques Chirac dan toch verkozen tot president in 1995. Na een – alweer – verscheurende broederstrijd. Deze keer met zijn vriend Edouard Balladur die tijdens de tweede cohabitation met François Mitterrand, tussen 1993 en 1995, op zijn beurt eerste minister voor het RPR was en plots presidentiële ambities begon te koesteren. Chirac haalde het uiteindelijk van Balladur door tijdens de campagne van 1995 radicaal het roer om te gooien en een pleidooi te houden voor het doen verdwijnen van de sociale kloof – la fracture sociale – in Frankrijk.
Daarmee koos Chirac voor wat Eric Zemmour treffend een radicaal-socialistisch, links-gaullistisch discours heeft genoemd, waarbij de strijd tegen het Front National moest dienen om zich de status van morele superioriteit aan te meten. (Eric Zemmour, Chirac, l’homme qui ne s’aimait pas). Een strijd die met woorden des te harder gevoerd werd omdat die andere beloofde strijd, de strijd om de sociale kloof in Frankrijk te dichten, al snel plaats moest maken voor een soberheidsbeleid zoals wij dat hier in de jaren tachtig hebben gekend.
Momenten
We kennen de belangrijke momenten uit Chiracs presidentschap.
Eén. De verontschuldigingen, namens Frankrijk, aan de joodse gemeenschap voor de Jodenvervolging door het Vichy-regime tijdens de bezetting. Noch De Gaulle, noch Pompidou, noch Giscard d’Estaing, noch Mitterrand was daartoe bereid. Mitterrand sprak over de ‘nefaste invloed van de joodse lobby’ en zei hardop tegen journalist Georges-Marc Benamou dat ‘hij nooit, zoals Willy Brandt heeft gedaan in het getto van Warschau, op zijn knieën zou gaan zitten om verontschuldigingen aan te bieden’. Maar Chirac deed het. Een discussie hierover is stof voor een ander artikel.
Twee. De mislukte uitroeping van vervroegde parlementsverkiezingen in 1997, waardoor Frankrijk een derde cohabitation kende, deze keer met een rechts president en een linkse regering onder de socialist Lionel Jospin.
Drie. De verrassende herverkiezing in 2002 nadat Jean-Marie Le Pen doorstootte tot de tweede ronde en Chirac uiteindelijk tachtig procent van de stemmen achter zijn naam kreeg, terwijl alle peilingen enkele maanden eerder een verpletterende nederlaag tegen Jospin voorspelden.
Vier. De bekoelde relatie met de Verenigde Staten van George Bush en de moedige weigering van Chirac om steun te verlenen aan de inval in Irak. Daar heeft Chirac echt staatsmanschap getoond.
Het was een mooi fin de carrière. Maar onvoldoende om hem als president de objectieve historische grootheid toe te dichten die we bij zijn voorganger Mitterrand wel terugvinden.
Getaande macht
Gedurende de twee laatste jaren van zijn presidentschap probeerde de verzwakte president nog zijn toenmalige eerste minister Dominique de Villepin (‘Keizer Nero’, volgens Bernadette Chirac, die deze Napoleonkenner verafschuwde) naar voor te schuiven als mogelijke opvolger, maar tevergeefs. Het RPR is mede onder impuls van de mateloos ambitieuze minister van Binnenlandse Zaken Nicolas Sarkozy dan al van naam veranderd om de oude gewaden van zich af te schudden en heet nu UMP (Union pour un Mouvement Populaire).
Sarkozy, die in 2007 de presidentsverkiezingen wint en Jacques Chirac opvolgt in het Elysée, was ooit diens politieke zoon, maar pleegde reeds in 1995 vadermoord door tijdens de campagne dat jaar voor Edouard Balladur te kiezen en diens campagneleider te worden. Daarmee herhaalde de geschiedenis zich. Chirac moet zich in Sarkozy herkend hebben. Dezelfde energie, dezelfde ambitie, dezelfde politieke gewetenloosheid. Dit soort mensen sterft nooit, schrijft Franz-Olivier Giesbert op het einde van zijn biografie van de gisteren overleden president.
Tags |
---|
Koen Dillen (1964), studeerde in 1987 af als vertaler Frans-Duits en heeft een passie voor Frankrijk. Hij schreef onder pseudoniem opgemerkte biografieën over Nicolas Sarkozy en François Mitterrand en publiceerde, in samenwerking met Frank Vanhecke, Al bij al heb ik gelukkig geleefd', het levensverhaal van wijlen Marie-Rose Morel.
Frankrijk heeft rechts gestemd, maar krijgt misschien een radicaal-linkse regering. Met dank aan Emmanuel Macron.
‘Afgrond’ verhaalt de waargebeurde verhouding tussen Venetia Stanley en de veel oudere Britse premier Henry Asquith, die leidde tot een kabinetscrisis.